Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- in de oneven weken van woensdag na school tot donderdag voor school;
- in de even weken van woensdag na school tot donderdag voor school en van vrijdag na school tot zondag 17.30 uur, waarbij de man [minderjarige] zal halen en brengen;
- gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, nader in onderling overleg door partijen te regelen;
- in de oneven weken: van woensdag na school tot en met donderdag naar school;
- in de even weken: van woensdag na school tot en met maandagochtend naar school (in de oneven weken);
5.De motivering van de beslissing
hofstelt de ingangsdatum in redelijkheid eveneens vast op de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, zijnde 23 juni 2023.
“to the need of our house expenditure, vacation.”(productie 20, behorende bij bijlage 7D). Partijen hebben in 2020 naast inkomsten uit arbeid derhalve óók andere inkomsten genoten. Weliswaar niet uit onderneming, maar afkomstig uit een persoonlijke lening. Het hof ziet in hetgeen de man heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding om voor de vaststelling van de behoefte uit te gaan van een ander uitgangspunt dat de rechtbank heeft gedaan.
“to the need of our house expenditure, vacation”en de man ten tijde van de ontbinding van de huwelijksgemeenschap (3 december 2021) een saldo op zijn bankrekeningen had staan van in totaal € 871,04. Aldus kan ervan uit worden gegaan dat het geleende bedrag ad € 50.000,-- in zijn geheel is uitgegeven en daarvan niets meer resteert. Gelet op dit lage saldo én gelet op het feit dat tussen partijen als onbetwist vaststaat dat bij de berekening van de draagkracht van de man in het kader van partneralimentatie met de volledige aflossing van die schuld rekening gehouden dient te worden, is zonder nadere toelichting niet duidelijk hoe de man in 2022 – met een schuld van € 50.000,-- die nog afgelost moet worden – een dusdanige buffer heeft kunnen opbouwen dat hij daarvan tot juni 2023 in zijn eigen levensonderhoud heeft kunnen voorzien. Temeer niet nu de man naar zijn eigen stellingen sedert juli 2022 geen inkomen uit onderneming meer heeft (zie rov. 4.36 bestreden beschikking).
hofgaat in redelijkheid uit van deze ingangsdatum (23 juni 2023).
rechtbankheeft ter zake deze bankrekeningen het volgende overwogen:
6.De slotsom
7.De beslissing
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de even weken;
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] ;
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud;