Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 15 maart 2022 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
- de akte overlegging producties (productie 9) van 28 juni 2022;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling na aanbrengen van 28 juni 2022;
- de memorie van grieven tevens wijziging van eis van 1 november 2022;
- de memorie van antwoord tevens antwoord op wijziging van eis van 10 januari 2023;
- de akte uitlating bezwaar wijziging eis van 21 februari 2023;
- de antwoordakte uitlating bezwaar wijziging eis van 7 maart 2023.
6.De zaak in het kort
7.De beoordeling
vadervoert aan dat [de dochter] in strijd met de goede procesorde handelt door in het hoger beroep met een geheel nieuwe grondslag te komen. In eerste aanleg baseerde [de dochter] haar vordering op de afspraak die de ouders in het echtscheidingsconvenant hadden vastgelegd. In hoger beroep baseert zij haar eis op ongerechtvaardigde verrijking en eist zij daarnaast dat de vader rekening en verantwoording aflegt. Er is geen redelijke rechtvaardiging voor deze wijziging van de grondslag van de eis. [de dochter] had dit immers ook al in eerste aanleg kunnen aanvoeren. [de dochter] ontneemt de vader hiermee de kans om in twee instanties een debat te kunnen voeren over deze grondslag.
hofverwerpt het bezwaar van de vader. De herstelfunctie van het hoger beroep brengt met zich dat een partij in hoger beroep argumenten kan aanvoeren die in eerste aanleg niet zijn aangevoerd. Het verlies van een instantie is inherent aan het feit dat de wet toestaat dat een eis of de grondslag daarvan in hoger beroep wordt gewijzigd. Een dergelijke wijziging moet in beginsel in de memorie van grieven plaatsvinden. Aan deze eis is in dit geval voldaan. Van strijd met de goede procesorde is niet gebleken. De wijziging van de grondslag van de vordering van [de dochter] is dan ook toelaatbaar.
rechtbankoverweegt hiertoe in rov. 2.8. en 2.9. van het vonnis:
[de dochter]het volgende aan. Het is onjuist dat de vader het gehele spaargeld van [de dochter] heeft gebruikt voor haar studiekosten. De vader heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat hij het schoolgeld en het boekengeld heeft voldaan. De laptop was een cadeau van de vader aan haar. Het spaargeld is dus niet volledig aan studiekosten besteed. De vader heeft de gelden gebruikt voor zijn eigen kosten van levensonderhoud. Dit betekent dat de vader ongerechtvaardigd is verrijkt. Er heeft namelijk een vermogensverschuiving naar vader ten nadele van [de dochter] plaatsgevonden zonder dat daar voldoende (rechts)grond voor was. [de dochter] kan niet zelf kan aantonen wat er met het bedrag van € 6.830,-- is gebeurd. De vader moet hier alsnog rekening en verantwoording over afleggen.
vaderbetwist dat hij een bedrag is verschuldigd aan [de dochter]. Hij voert hiertoe het volgende aan. Het spaargeld is bestemd voor de kosten van de studie van [de dochter]. [de dochter] heeft met het oog op die bestemming de gelden naar hem overgemaakt. [de dochter] heeft deze bestemming van de gelden in eerste aanleg bevestigd. Het geld is door de vader besteed aan de kosten van [de dochter]’s studie. Die studie heeft nu eenmaal geld heeft gekost. [de dochter] heeft deze kosten niet op andere wijze gefinancierd en betaald. Ook blijkt niet van een grondslag tot het moeten afleggen van rekening en verantwoording door de vader.
hofoverweegt als volgt.