15uur wordt [slachtoffer] opgehaald op school de [school] waar zij in de klas [klas]
zit. Dit is een speciaal klasje waar ze zitten op zelfredzaamheid. [slachtoffer] wordt dan
na school opgehaald door de taxi vanuit de opvang [opvang] . Deze taxi brengt [slachtoffer]
dan naar de BSB. Na de opvang bij de BSB wordt [slachtoffer] dan ook weer thuis gebracht
door de taxi met dezelfde chauffeur.
V: Hoe heet de chauffeur?
A: [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte). Ik weet dat hij al een lange tijd chauffeur is. Deze man is volgens mij al een klein jaartje de chauffeur van de taxibus.
V: Hoe gaat het als [slachtoffer] wordt afgezet?
A: [slachtoffer] wordt uit de taxi gelaten. Ze zit vrijwel altijd voorin de taxi. [slachtoffer] belt
dan zelf aan, [verdachte] staat dan tussen de taxi en [slachtoffer] in. [verdachte] zegt dat vaak gedag
en tot morgen en gaat weer verder.
V: Sinds wanneer zit [slachtoffer] op de [school] en wordt zij op de BSB opgevangen, vervoerd
met de taxi?
A: Zij zit sinds 2018 op de [school] vanaf april, mei. [slachtoffer] is toen nog naar [oude naam opvang]
gegaan rond september 2018. Rond 2020/2021 is [oude naam opvang] ,
[opvang] geworden onder leiding van [eigenaresse] .
V: U vertelde over [slachtoffer] dat zij een verstandelijke beperking heeft en tevens
gediagnostiseerd is met autisme. Wat kan u daarover vertellen?
A: Toen zij op de [school] kwam is zij getest qua ontwikkeling. Uit die test is gekomen
dat er een disharmonische profiel is en dat haar IQ tussen de 47 en 67 zit. [slachtoffer] heeft geen inzicht in haar eigen beperking. Verder is classic autisme vastgesteld. Dat was toen zij 2 jaar oud was. Later is vastgesteld dat de autisme drukt op haar ontwikkeling. Dat is in 2018 geweest.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 maart 2022 (p. 126), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant I] en [verbalisant II] :
Desgevraagd zijn de personalia opgezocht van " [slachtoffer] ". Wij zagen dat haar
personalia betrof:
Naam: [slachtoffer]
Geboren: [geboortedatum slachtoffer] geboren te [geboorteplaats slachtoffer]
Adres: [adres slachtoffer] te [plaats]
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 30 maart 2022 (p. 105-108), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van getuige [getuige I] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord getuige
O: opmerking verbalisant
O: U heeft gisteren melding gedaan bij de politie en zodoende wil ik u graag als
getuige horen.
Ik fietste (
het hof begrijpt: op 29 maart 2022) door de [straat] in [plaats] . Ter hoogte van [hof] zag ik rechts bij de stoep een auto geparkeerd staan. Rechts zit een heel bos. Een wandelbos. Dit was een beschutte plek. Ik was samen met mijn dochter. Ik fietste langs de auto, zodat ik de bestuurderszijde passeerde. De auto stond stil. Ik zag een oude man in de auto zitten met een jong meisje. Ik keek de auto in en ik zag dat de man zijn hand in de broek had van dat meisje. Ik draaide om en fietste terug en ik ben aan zijn kant gaan stil staan met mijn fiets, aan de bestuurderszijde.
V: Wat zag u op dat moment?
A: Hij hing helemaal met zijn lichaam naar de bijrijdersstoel waar dat meisje zat en
ik zag dat hij met een van zijn handen, in de voorzijde van haar broek zat.
V: Wat deed hij op het moment dat u hem aansprak?
A: (..) Hij had in ieder geval echt niet doorgehad dat ik al had gezien wat ik zag toen ik eerst voorbij gefietst was en ook toen ik bij zijn raam was zag ik dat hij gewoon echt nog steeds heel duidelijk een hand in haar broek had. In de tussentijd, die 20 a 30 meter die ik terugfietste, zag ik ook dat hij helemaal met zijn lichaam richting haar hing waarbij hij niet richting mij keek. Hij zag mij pas toen ik hem dus aansprak aan de bestuurderszijde.
V: En toen?
A: Toen reed hij weg, heel hard, hij reed weg in de richting van het bejaardentehuis
[bejaardentehuis] .
V: Hoe zou u het meisje omschrijven?
A: Ik schatte haar 10 jaar oud, sluikhaar met een staartje naar achter, beetje
natuurlijk kapsel, wel een beetje slonzig in plaats van modieus, blanke huidskleur,
donkerblond haar, schuine/ scheve tand of hij was afgebroken. Mijn dochter zei nog,
volgens mij had het meisje het syndroom van down. Dat weet ik niet helemaal zeker,
maar het meisje zag er kwetsbaar uit. Soms zie je dat in het gelaat. Ik ben ook geen
deskundige maar ik leek het toch wel zo te zien op die manier. Dat meisje zat daar
ook echt gewoon. Het zag eruit alsof ze ongemakkelijk was bij de situatie en dat zij het over zich heen liet komen.
V: Wat zag u precies wat de man met zijn hand deed?
A: Heel zijn hand zat in haar broek en dit was een de voorzijde van haar broek.
V: Hoe weet u zo zeker dat die hand in haar broek zat?
A: Omdat zijn hand niet zichtbaar was en ik echt zag dat die hand in die broek zat.
V: Wat kunt u over de auto vertellen?
A: Donkere kleur in ieder geval, maar de zijkanten zaten bestikkeringen op, een soort
grote groene sticker stond erop met daarop: ‘gespecialiseerde jeugdzorg of hulp 0-21
jaar'.
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 30 maart 2022 (p.47-57), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Ik zie staan, [verdachte] , hoe mag ik jou noemen?
A: Gewoon [verdachte] .
V: Waar woon je?
A: In [plaats] . In de [adres 2] (fon), maar dat zullen jullie wel weten.
Nummer [huisnummer] .
V: Met wie woon je daar?
A: Alleen.
V: Hoelang woon je daar al?
A: Vanaf 2000.
V: Wat voor werk doet u nu?
A: Ik rijd 's morgens voor leerlingen en 's middags rijd ik voor de BSO.
V: Hoe lang doet u dat al?
A: Eventjes kijken. De leerlingen is bijna 5 jaar. Daar zit eventjes een stop, pauze
van een jaar tussen ongeveer. En de BSO doe ik vanaf maart, april vorig jaar.
V: En wat voor soort kinderen zijn dat die op de BSO zitten?
A: Allemaal met een rugzakje.
V: Wat weet u van [slachtoffer]
( het hof begrijpt: [slachtoffer] )?
A: Dat het een lief meisje is. Er is verder niet mee te praten of iets. Die heeft
haar eigen manier van doen en laten.
5.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 31 maart 2022 (p. 61), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Wat kun jij over ons vertellen over [slachtoffer] ?
A: Als je niet weet dat ze iets heeft, dan zou je het niet weten.
6.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 april 2022 (p. 69-80), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
O: opmerking verbalisant
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
Woonplaats verdachte: [plaats]
Ik ben op 29 maart 2022 met [slachtoffer] naar de [straat] in [plaats] gereden.
O: Je hebt overleg gehad met de advocaat.
V: Waar wil je het over hebben?
A: Om te bekennen.
V: Wat wil je bekennen?
A: Dat het gebeurd is.
V; Wat wil je erover vertellen [verdachte] ?
A: Dat we daar (
het hof begrijpt: in de [straat] in [plaats]) gestaan hebben en dat er iets gebeurd is.
V: Wat is er gebeurd?
A: Nou dat ik haar (
het hof begrijpt: [slachtoffer]) dus oppervlakkig heb betast.
V: En wat heb je betast bij [slachtoffer] ?
A: Daarboven. De vagina.
V: Wat deed jij met je hand bij haar vagina?
A: Er over wrijven.Aan de bovenkant van de vagina heb ik gewreven.
V: Dus als ik het goed begrijp heb je met jouw hand over de vagina van [slachtoffer] gewreven. Over de blote huid van haar vagina?
A: Ja.
V: Heeft zij schaamhaar?
A: Ja.
V: Je vertelde dat er een foto zou zijn dat [slachtoffer] naakt op bed zou liggen bij jou thuis. Hoe komt zij naakt op die foto?
A: Laat ik zo zeggen, ook met behulp van mijnes.
A: Ze pakte wel eens iets vast. Ze pakte een velletje vast.
V: Wat voor velletje?
A: Van mijn sjarel.
V: Jouw penis?
A: Ja.
V: Hoe vaak is dat gebeurd?
A: Misschien twee keer.
O: Uit onderzoek is gebleken dat jij op maandag 6 december 2021, om 15:07 uur,
ook met [slachtoffer] in een auto hebt gezeten.
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Zou best kunnen.
V: Uit onderzoek is gebleken dat jij [slachtoffer] die dag moest ophalen bij de [school]
om 15:00 uur en naar de BSO moest brengen.
Dit was dus op maandag 6 december 2021.
A: Dat is altijd om 3 uur.
O: Foto 6 (van reeds benoemde en als bijlage bij dit verhoor toegevoegde fotomap) wordt opnieuw getoond.
O: Op deze foto is [slachtoffer] te zien. Deze foto is van 6 december 2021, om 15:07 uur gemaakt met jouw-telefoon.
O: Jij verklaarde net dat jij deze foto gemaakt hebt.
O: Uit GPS /locatiegegevens van afbeeldingen van [slachtoffer] is gebleken
dat deze foto gemaakt is op de
[straat] in [plaats] op 6 december 2021 om 15:07 uur.
Er zijn meerdere foto’s gemaakt.
A: Dat weet ik niet.
O: Foto 7, foto 8, foto 9 en foto 10 worden getoond van de fotomap welke als bijlage bij het verhoor wordt gevoegd.
O: Deze foto’s zijn gemaakt op 6 december 2021 om 15:08 uur en 15:09 uur.
O: Op deze foto’s is de luier van [slachtoffer] te zien en haar geslachtsdeel en schaamhaar,
dit betreffen kinderpornografische afbeeldingen.
A: Als jij zegt dat er foto’s zijn dan zijn er foto’s.
O: Voordat jouw handen bemonsterd werden, zijn hier foto’s van gemaakt. Als wij die foto’s vergelijken met bijvoorbeeld foto 7, dan zien wij hierin behoorlijk overeenkomsten dat dit jouw hand is.
V: Nogmaals [verdachte] , wat heb jij op 6 december 2021 bij [slachtoffer] gedaan?
A: Als jullie die foto’s hebben dan moet het wel.
V: Heb jij die foto’s gemaakt?
A: Als het op mijn toestel staat wel, want die kan niemand anders gebruikt hebben.
V: Wat heb je toen bij [slachtoffer] gedaan, de 6 december?
A: Niks bijzonders.
V: Jouw hand zit hier niet in haar geslachtsdeel, maar erbij.
A: Dat klopt ook.
O: Uit onderzoek is gebleken dat jij op maandag 13 september 2021, om 15:21 uur,
ook met [slachtoffer] in een auto hebt gezeten.
V: Wat kun jij hierover verklaren?
A: Dat kan.
O: Deze foto’s zijn op 13 september 2021 om 17:02 uur gemaakt dus niet om 15:21 uur.
O: Jij hebt op 13 september 2021 dus vermoedelijk twee keer ontucht met [slachtoffer] gepleegd en kinderporno grafische afbeeldingen gemaakt.
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Nou dan moeten er wel veel foto's gemaakt zijn dan.
V: Dat als jij zegt dat het maar 1 keer is gebeurd, maar daarna nog een keer thuis, dan nog 6 december 1 keer en op 13 september nog 2 keer.
A: Dat moet dan wel he.
Ik heb alleen beeldmateriaal van [slachtoffer] .
V: Heb je zelf foto's gemaakt van [slachtoffer] ?
A: Ja verschillende keren.
V: En het aanraken?
A: Dat is ook gebeurd.
7.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 16 april 2022 (p. 81-89), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Je had in een vorige verklaring (
het hof begrijpt: de verklaring van 11 april 2022) iets gezegd over het oppervlakkige aanraken van de vagina van [slachtoffer] . Omschrijf eens wat dit oppervlakkig aanraken volgens jou is?
A: Bovenaan haar vagina zitten kietelen. Ik heb haar kietelaartje aangeraakt.
V: Hoe gaat dan dan precies bij dat kietelaartje?
A: Gewoon een beetje draaien.
V: Waar draaide u rondjes mee?
A: Ik deed het met mijn middelvinger.
V: Hoelang duurde dit dan?
A: Een paar minuten.
V: Hoe vaak is dit gebeurd. Dus die rondjes draaien op dat kietelaartje?
V: Is het vaker dan één keer gebeurd?
A: Ja dat wel.
V: Nog even terugkomend. Het is dus meerdere keren gebeurd dat u rondjes met uw middelvinger heeft gedraaid op [slachtoffer] 's kietelaartje.
A: Ja.
V: U heeft ook verklaard dat [slachtoffer] u weleens heeft aangeraakt. Hoe ging dat dan?
A: Ze pakte hem er weleens uit en pakte het velletje dan vast.
V: Hem er weleens uitpakken. Wat bedoelt u dan?
A: Mijn jongeheer die ik dan uit mijn broek haal. Ik doe mijn broek dan open.
V: Ze pakte wel uw velletje vast. Wat bedoelt u dan met velletje?
A: Het velletje van mijn lul.
V: Hoe pakte ze dit dan vast?
A: Met haar duim en haar vinger.
A: De aanrakingen waren bij mij in de woning. Dit waren dezelfde aanrakingen. Dus het kietelaartje aanraken bij [slachtoffer] . Dit is twee keer gebeurd.
V: Bedoelt u met kietelaartje de clitoris?
A: Ja.
V: We weten dat [slachtoffer] niet/nauwelijks kan praten. Zei ze nog iets?
A: Als ze niet kan praten kan je niks zeggen natuurlijk he. Ze heeft niets gezegd.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2022 (p. 167-179), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant III] en [verbalisant IV] :
Bij de aanhouding werd de telefoon van [verdachte] in beslag genomen. Wij, verbalisanten, waren op maandag 4 april 2022 belast met het bekijken van de in beslag genomen iPhone 12 van [verdachte] .
Ik zag een foto van maandag 13 september 2021 om 15.21.19 uur.
Ik zag op de foto de rechterhand van een vermoedelijk ouder persoon. Deze persoon
had een blanke huidskleur. Ik zag dat de hand gerimpeld was. Ik zag dat de hand de zwarte broek/legging van een vrouw/meisje die zat, naar voren haalde. De vrouw/het meisje had een blanke huidskleur. Ik zag dat de vrouw/het meisje een wit shirt droeg met daarop blauw-paarse bloemen met groene bladeren. Ik zag, naast de hand van de ouder persoon die de broek naar voren trok, een hand van een jonger persoon bij het geslachtsdeel. Ik zag, doordat haar broek naar voren werd getrokken, het schaamhaar en het geslachtsdeel van de vrouw/het meisje. Ik zag dat in de grijze onderbroek die de vrouw/het meisje droeg een luier of incontinentiemateriaal of iets dergelijks was. Ook zag ik op deze foto aan de onderzijde een blauwe spijkerstof. De foto werd vanaf de
linkerzijde van de vrouw/het meisje gemaakt.
Ik zag een foto van maandag 13 september 2021 om 15.21.20 uur.
Ik zag een beeld dat vergelijkbaar was met voorgaande afbeelding. De broek was nog
steeds naar voren getrokken en ik zag een luier of incontinentiemateriaal in de onderbroek van de vrouw/het meisje.
Ik zag een foto van maandag 13 september 2021 om 15.21.22 uur. Ik zag een beeld dat vergelijkbaar was met de afbeelding van 13 september 2021 15.21.19. De hand van
de vrouw/het meisje was nu volledig voor het geslachtsdeel. De broek was nog steeds naar voren getrokken en ik zag een luier of incontinentiemateriaal in de onderbroek van de vrouw/het meisje.
Ik zag een foto van maandag 13 september 2021 om 15.28.20 uur. Vermoedelijk was deze afbeelding een screenshot van de foto van 13 september 2021 15.21.19.
Ik zag een foto van maandag 13 september 2021 om 17.02.51 uur.
Ik zag aan de onderzijde van de foto een blauwe spijkerstof. Ik zag het
geslachtsdeel en het schaamhaar van een vrouw/meisje. Ik zag dat de buik van de vrouw/het meisje bloot was. Ik zag haar navel met daaronder een rode verkleuring aan de huid. Ik zag wederom een luier of incontinentiemateriaal in de onderbroek van de vrouw/het meisje. Ik zag dat de foto van bovenaf werd gemaakt.
Ik zag een foto van maandag 13 september 2021 om 17.02.53 uur. Op deze foto zag ik hetzelfde als omschreven bij de foto van 13 september 2021 om 17.02.51. Op deze foto zag ik een deel van de hand die de onderbroek van de vrouw/het meisje naar voren
trok.
In een eveneens op foto gevonden afbeelding van het rijrooster van verdachte staat dat hij op 13 september 2021 [slachtoffer] heeft vervoerd vanaf 15.00 en vanaf 17.00 uur.
Ik zag een foto van maandag 6 december 2021 om 15.07.29 uur. Ik zag een meisje dat in een voertuig zat, vermoedelijk op de bijrijdersstoel. Aangeefster, de moeder van [slachtoffer] , verklaarde over deze foto dat dit [slachtoffer] was. Ik zag dat de foto de volgende coördinaten had: [coordinaten] . Ik zag dat deze locatie aan de [straat] was (
het hof begrijpt: in [plaats]).
Ik zag een foto van maandag 6 december 2021 om 15.08.06 uur. Ik zag het geslachtsdeel en schaamhaar van een blanke vrouw/meisje. Ik zag dat de broek/onderbroek naar voren werd getrokken. Ik zag dat de vrouw/het meisje een zwarte broek droeg. Ik zag dat in de (onder)broek een luier of incontinentiemateriaal was. Ter hoogte van het geslachtsdeel zag ik een duim, wijsvinger en middelvinger.
Ik zag een foto van maandag 6 december 2021 om 15.08.51 uur. Ik zag een soortgelijk beeld als beschreven bij de foto van 6 december 2021 15.08.06.
Ik zag een foto van maandag 6 december 2021 om 15.08.58 uur. Ik zag een soortgelijk beeld als omschreven bij de foto van 6 december 2021 15.08.06. Ik zag dit keer ook de vermoedelijke bovenkleding van de vrouw/het meisje.
Ik zag een foto van maandag 6 december 2021 om 15.09.47 uur. Wederom zag ik het geslachtsdeel en schaamhaar van een vrouw/meisje. In haar broek zag ik een luier of incontinentiemateriaal. Het was goed zichtbaar dat haar broek naar voren werd getrokken door iemands hand waardoor haar geslachtsdeel zichtbaar was. De hand had een blanke huidskleur. Ik zag dat de hand gerimpeld was.
9.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 22 januari 2024, voor zover inhoudende:
Ik wist dat [slachtoffer] op 29 maart 2022 elf jaar oud was. U, voorzitter, vraagt aan mij wat voor een meisje [slachtoffer] was. [slachtoffer] had zorg nodig.
U, voorzitter, vraagt aan mij of ik werkzaam was als taxichauffeur van de BSO. Ja, dat klopt. Ik reed de kinderen van hun school naar de BSO en van de BSO naar huis.
U, voorzitter, vraagt aan mij of ik, wanneer ik de kinderen, onder wie [slachtoffer] , van de ene locatie naar de andere locatie bracht, dan op hen moest passen.
Ja, dat klopt. [slachtoffer] zat meestal voorin de auto. Zij kon niet zelf naar huis.
U, voorzitter, vraagt aan mij of ik aan [slachtoffer] merkte dat er iets met haar aan de hand was. Ja, [slachtoffer] praatte niet. Andere kinderen van haar leeftijd doen dat wel. Ook had zij woede-uitbarstingen en droeg zij gedurende enige tijd een luier. Ik wist dat [slachtoffer] incontinent was en dat is op haar leeftijd niet gebruikelijk.
U, voorzitter, houdt aan mij voor dat de rechtbank in de zaak met parketnummer 02-096311-22, onder 2, heeft bewezenverklaard dat ik in de periode van 23 juli 2021 tot 29 maart 2022 te [plaats] de schaamstreek en de borsten van [slachtoffer] heb betast/aangeraakt en dat ik mijn penis door haar heb laten betasten. De borsten van [slachtoffer] heb ik betast. Ik weet dat zij bij mij thuis is geweest en dat ik toen haar borsten heb aangeraakt. [slachtoffer] liep naar de slaapkamer en zij deed zelf haar broekje naar beneden. Ik deed vervolgens haar trui omhoog en toen heb ik haar borsten aangeraakt. Zij heeft mijn penis aangeraakt. Zij pakte het velletje van mijn penis. Ik heb zelf de penis uit mijn broek gehaald.
U, voorzitter, houdt aan mij de verklaring van getuige [getuige I] voor. De auto waarin ik op 29 maart 2022 reed was volgens mij inderdaad voorzien van een sticker met de tekst ‘gespecialiseerde jeugdzorg’.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 02-096311-22, feit 3
Nu de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-096311-22 onder 3 tenlastegelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant III] en [verbalisant IV] (p. 169-179);
- het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 11 april 2022 (p. 76-78);
- het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 16 april 2022 (p. 85-86);
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 23 mei 2023;
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 22 januari 2024.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de verdachte van het in de zaak met parketnummer 02-079529-22 primair en subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is – kort gezegd – naar voren gebracht dat geen sprake is geweest van (een poging tot) seksueel binnendringen. Op basis van de door de verdachte afgelegde verklaringen kan niet ondubbelzinnig worden vastgesteld dat hij daadwerkelijk (de clitoris heeft aangeraakt en) is binnengedrongen. De verdachte heeft een tekening gemaakt, waarbij hij de locatie van de kietelaar boven de vagina, en ook duidelijk gelegen buiten de schaamlippen, heeft getekend. Voorts is niet gebleken van ander (technisch) bewijs voor het vaststellen van seksueel binnendringen. Uit de verklaring van getuige [getuige I] kan namelijk niet worden afgeleid of de verdachte met zijn hand wel of niet in de vagina van [slachtoffer] geweest. Bovendien zijn er naar aanleiding van RNA-onderzoek geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van vaginale cellen en/of menstruele secretie op de vingers of onder de nagels van de verdachte. Naar aanleiding van onderzoek op de eventuele aanwezigheid van mannelijk DNA bij onder andere de binnenste- en buitenste schaamlippen van [slachtoffer] zijn er evenmin aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van dergelijk DNA. Gelet hierop kan worden uitgesloten dat de verdachte op 29 maart 2022 de clitoris van [slachtoffer] heeft aangeraakt.
Voorts heeft de verdediging bepleit dat de verdachte van het in de zaak met parketnummer 02-096311-22 onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat in de tenlastegelegde periode geen sprake is geweest van seksueel binnendringen. De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] slechts boven haar schaamlippen heeft aangeraakt. Hij heeft verklaard over het aanraken van het kietelaartje, waarmee hij – mede gelet op de genoemde tekening – de locatie lijkt te bedoelen welke is gelegen boven de schaamlippen van [slachtoffer] . Voorts bevat het dossier geen verdere aanknopingspunten voor seksueel binnendringen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het hof overweegt voorts als volgt.
Seksueel binnendringen
Seksueel binnendringen betreft ieder binnendringen met een seksuele strekking. De grote en kleine schaamlippen vormen een natuurlijke lichaamsopening die kan worden binnengedrongen. Voor het aanraken van de clitoris zal deze natuurlijke lichaamsopening van de grote en kleine schaamlippen (in enige mate) moeten worden binnengedrongen.
Zorg en waakzaamheid
De vraag of [slachtoffer] telkens aan de zorg en waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd wordt door het hof bevestigend beantwoord. Het hof wijst er in dit verband in het bijzonder op dat de verdachte werkzaam was als taxichauffeur van de BSO en dat hij [slachtoffer] van school naar de BSO bracht en van de BSO naar huis. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte ook verklaard dat hij op de kinderen – onder wie [slachtoffer] – moest passen, alsmede dat [slachtoffer] zelf niet naar huis kon. Gelet op de persoon van [slachtoffer] , staat naar het oordeel van het hof ook genoegzaam vast dat zij aan verdachtes zorg en waakzaamheid was toevertrouwd ook toen zij bij hem thuis was.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 02-079529-22
Uit de verklaring van getuige [getuige I] blijkt dat zij op 29 maart 2022 heeft gezien dat de verdachte met zijn hand in de voorkant van de broek van [slachtoffer] zat. Verdachtes hand bevond zich in de broek van [slachtoffer] toen [getuige I] de eerste keer langsfietste en ook nog toen zij kort daarna terugreed naar de auto en naast de auto stond. De verdachte heeft op 11 april 2022 bij de politie verklaard dat hij niet in de vagina van [slachtoffer] is geweest, maar dat hij haar wel oppervlakkig heeft betast, dat hij aan de bovenkant bij de vagina heeft gewreven, op de blote huid van de vagina. Toen de verdachte op 16 april 2022 werd gevraagd wat hij bedoelde met oppervlakkig aanraken van de vagina, heeft hij verklaard dat hij bovenaan heeft gekieteld, dat hij alleen haar kietelaartje heeft aangeraakt. Het hof concludeert dat de verdachte het dan eveneens heeft over het voorval op 29 maart 2022, de dag waarbij hij is gezien door [getuige I] . Uit de getuigenverklaring en verdachtes verklaring op 11 april 2022, in combinatie gezien met zijn uitleg op 16 april 2022 kan genoegzaam worden geconcludeerd dat op 29 maart 2022 sprake was van een voltooid delict. Uit de verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer] heeft gekieteld en dat hij haar kietelaar heeft aangeraakt en dat hij met kietelaar de clitoris bedoelt, leidt het hof – evenals de rechtbank – af dat hij de clitoris heeft aangeraakt/betast. Dit is slechts mogelijk indien de verdachte met zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van [slachtoffer] is geweest. Daarmee is sprake van seksueel binnendringen. Dat de verdachte mogelijk een andere locatie heeft bedoeld dan de clitoris, volgt het hof niet. De clitoris bevindt zich immers ook niet in de vagina, maar wel in de vulva, tussen de schaamlippen. Ook de omstandigheid dat de verdachte in zijn tekening een onjuiste weergave heeft gegeven van de vrouwelijke anatomie leidt er niet toe dat het hof er vanuit gaat dat de verdachte met de kietelaar niet de clitoris, maar een deel van het lichaam boven de schaamlippen dan wel onderaan de buik heeft bedoeld te tekenen. Te meer omdat de verdachte als kietelaar een bolletje of knopje heeft getekend. Bovendien heeft de verdachte – zoals hierboven reeds is vermeld – zelf ook verklaard dat hij de clitoris bedoelde als hij het over de kietelaar had. Voor zover de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar heeft gebracht dat zijn verklaring niet klopt, stelt het hof vast dat hij die verklaring bij de politie in aanwezigheid van een advocaat heeft afgelegd, alsmede dat hij de desbetreffende verklaring van zijn verhoor heeft ondertekend. Gelet hierop houdt het hof de verdachte aan die verklaring.
Dat er bij [slachtoffer] geen mannelijk DNA is aangetroffen brengt het hof – anders dan de verdediging naar voren heeft gebracht – niet tot het oordeel dat gelet daarop niet tot een bewezenverklaring van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] kan worden gekomen. Dat geldt eveneens voor zover uit het RNA-onderzoek er geen aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van vaginale cellen en/of menstruele secretie op de vingers of onder de nagels van de verdachte.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 29 maart 2022 seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer] , zoals in de zaak met parketnummer 02-079529-22 primair is tenlastegelegd.
Het verweer strekkende tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 02-079529-22 tenlastegelegde wordt verworpen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 02-096311-22, feit 1
De verdachte heeft verklaard dat hij meerdere keren de kietelaar van [slachtoffer] heeft aangeraakt en hier rondjes op heeft gedraaid met zijn vinger. Het hof stelt – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – daarmee vast dat sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Volgens de verdachte vonden de aanrakingen – het aanraken van het kietelaartje – plaats in zijn woning in [plaats] . Volgens de verdachte is het twee keer gebeurd. Voorts heeft de verdachte verklaard dat het is gebeurd in een vakantieperiode, maar hij weet niet wanneer het was/in welke vakantie het is gebeurd. Op basis van de inhoud van het dossier stelt het hof vast dat de verdachte vanaf 13 september 2021 foto’s heeft gemaakt van het geslachtsdeel van [slachtoffer] . Het hof ziet in de op de telefoon van de verdachte aangetroffen kinderpornografische foto’s van [slachtoffer] steunbewijs voor dit feit en de periode waarin het is gebeurd. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 13 september 2021 tot 29 maart 2022 meermalen seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer] .
Het hof verwerpt het verweer strekkende tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 02-096311-22, onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 02-096311-22, feit 2
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-096311-22 onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging bepleit dat slechts kan worden bewezen dat de verdachte op of omstreeks 28 december 2021 te [plaats] ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat het Openbaar Ministerie naar aanleiding van een filmpje van 23 juli 2021 die datum als aanvangsdatum van de tenlastegelegde periode lijkt te hebben gekozen. Uit dit filmpje blijkt echter niet dat [slachtoffer] daadwerkelijk is betast en de verdachte heeft hierover geen bekennende verklaring afgelegd. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat het in de vakantieperiode moet zijn geweest. Gelet hierop en de omstandigheid dat uit beelden van de ringdeurbel is gebleken dat [slachtoffer] op 28 december 2021 bij de verdachte thuis is geweest, kan 28 december 2021 worden beschouwd als pleegdatum, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit hetgeen de verdachte heeft verklaard blijkt dat hij de schaamstreek en de borsten van [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt, alsmede dat hij zijn geslachtsdeel door [slachtoffer] heeft laten betasten. In de op verdachtes telefoon aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen van [slachtoffer] , ziet het hof steunbewijs voor dit feit, alsmede voor de periode waarin de ontuchtige handelingen hebben plaatsgehad. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode van 13 september 2021 tot 29 maart 2022 daaraan schuldig heeft gemaakt.
Het verweer strekkende tot partiële vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 02-096311-22 onder 2 tenlastegelegde wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-079529-22 primair bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het in de zaak met parketnummer 02-096311-22 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 02-096311-22 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren en van wie hij weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens lijdt dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil daaromtrent te bepalen en kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 02-096311-22 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben,
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Standpunt van de advocaat-generaal
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof voor wat betreft de opgelegde sanctie het vonnis van de rechtbank zal bevestigen (een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest, aan welke straf algemene en bijzondere voorwaarden zijn verbonden).
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het hof – indien en voor zover het tot een bewezenverklaring van een of meer tenlastegelegde feiten komt – de verdachte niet zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht (27 dagen) overschrijdt. Daartoe is – kort gezegd – naar voren gebracht dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een langere duur negatieve gevolgen kan hebben voor de (al broze) gezondheid van de verdachte. Bovendien dreigt hij dan zijn woning te verliezen. Voorts is de verdachte inmiddels 82 jaar oud en is hij niet eerder met politie of justitie in aanraking gekomen. Tot slot heeft de verdediging verzocht aansluiting te zoeken bij de aard en de hoogte van straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Van de zijde van de verdediging bestaan geen bezwaren tegen het opleggen van een voorwaardelijk straf, al dan niet in combinatie met een contact- en gebiedsverbod als bijzondere voorwaarden.
Oordeel van het hof
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan,
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich aan verschillende feiten met betrekking tot de minderjarige [slachtoffer] schuldig heeft gemaakt. Die feiten zijn ook op verschillende momenten gepleegd. De verdachte heeft meermalen haar clitoris aangeraakt/betast. Ook heeft hij haar schaamstreek en haar borsten betast/aangeraakt. Voorts heeft hij haar zijn penis laten aanraken en heeft hij kinderpornografisch materiaal vervaardigd en in bezit gehad. [slachtoffer] was destijds slechts tien en later elf jaar oud. Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat [slachtoffer] een meisje is met een verstandelijke beperking waardoor zij niet of nauwelijks kan praten. [slachtoffer] was een zeer kwetsbaar slachtoffer. [slachtoffer] was daarnaast voor verdachte daardoor een gemakkelijk slachtoffer. Niet alleen was zij in de auto en bij verdachte thuis volledig aan hem overgeleverd, maar tevens was niet te verwachten dat zij aan anderen zou vertellen wat er met haar gebeurde. Het is slechts aan de oplettendheid van een voorbijgangster te danken dat aan het handelen van verdachte een einde is gekomen.
De verdachte was de vaste taxichauffeur van [slachtoffer] en bracht haar gedurende lange tijd van huis naar school, naar de speciale opvang en weer naar huis. Volgens de eigen verklaring van de verdachte, afgelegd bij de rechtbank op 23 mei 2023, was hij ongeveer één keer per week alleen met [slachtoffer] in de auto. Uit de inhoud van het dossier blijkt dat de verdachte toen ook foto’s van het geslachtsdeel van [slachtoffer] heeft gemaakt. Gelet op de bewezenverklaarde handelingen heeft de verdachte op een zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Bovendien heeft hij misbruik gemaakt van zijn positie en heeft hij het vertrouwen dat door [slachtoffer] en haar ouders in hem werd gesteld geschaad.
Uit de vordering van de benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring is gebleken dat de handelingen van de verdachte op zowel [slachtoffer] als op haar ouders ook een groot negatief effect hebben gehad. De routine van [slachtoffer] – hetgeen juist zo belangrijk voor haar is – moest worden veranderd. Ook heeft zij tics ontwikkeld. Voorts blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring dat haar ouders steeds hebben gedacht dat [slachtoffer] bij de verdachte in goede handen was. Het vertrouwen dat zij in het zorgsysteem en de zorgverleners hadden, is door verdachtes handelingen verdwenen.
Aan het dossier is in dit verband nog toegevoegd een brief van [school] , d.d. januari 2024,
opgemaakt door drs. [psycholoog] , orthopedagoog generalist, onderwijs en ontwikkelingspsycholoog, psycholoog NIP, betreffende [slachtoffer] waaruit naar voren komt dat
er bij [slachtoffer] (inmiddels) sprake is van extreem ernstige problematiek (niveau 4). Zij moet voortdurend onder toezicht zijn van een volwassen persoon. De maatregelen die genomen moeten worden zijn zodanig dat die ingrijpende negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteit van haar bestaan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 november 2023. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen en ook daarna niet ter zake van een ander strafbaar feit met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof voorts rekening gehouden met de inhoud van een reclasseringsadvies d.d. 21 april 2023. Uit dit advies blijkt dat de verdachte behandeling heeft gevolgd bij Fivoor, doch dat het medewerkers van Fivoor – evenals het NIFP – niet is gelukt om tot een betrouwbare risicotaxatie of delictanalyse te komen. Voorts blijkt daaruit dat de verdachte slechts extrinsiek gemotiveerd is voor hulpverlening/behandeling en dat de behandeling om die reden ook is beëindigd. De reclassering adviseert de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, contactverbod, locatieverbod en het vermijden van contact met minderjarigen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een rapport van psycholoog [psycholoog II] d.d. [huisnummer] augustus 2022. Uit dit rapport blijkt dat er bij verdachte geen sprake is van een psychiatrische stoornis. Volgens [psycholoog II] betreft een punt van zorg dat de verdachte (een deel van) het tenlastegelegde heeft bekend, maar dat hij geen invulling weet te geven aan zijn drijfveren daartoe. Ook het hof heeft geconstateerd dat de verdachte op dat gebied geen inzicht heeft weten te geven.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de hierboven genoemde aard en ernst van het bewezenverklaarde handelen niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt. Hierbij heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat de bewezenverklaarde handelingen op 29 maart 2022 geen incident betrof, maar dat de verdachte zich ten aanzien van [slachtoffer] op verschillende momenten schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Oplegging van een onvoorwaardelijk gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, acht het hof onvoldoende recht doen aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde en om die reden niet passend. Ofschoon het hof ten aanzien van de feiten in de zaak met parketnummer 02-096311-22 komt tot een bewezenverklaring van een minder lange periode dan de rechtbank en de advocaat-generaal zijn uitgegaan acht het hof gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde handelen toch een straf, gelijk aan die welke door de advocaat-generaal is gevorderd, geboden.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof het passend en geboden de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan de voorwaardelijk op te leggen sanctie zullen de hierna in het dictum te noemen algemene en bijzondere voorwaarden worden verbonden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat de bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn teneinde herhaling te voorkomen. Dit klemt temeer nu de verdachte geen inzicht heeft kunnen geven in zijn beweegredenen/drijfveren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 20.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] gedeeltelijk toegewezen, te weten tot een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ter hoogte van voornoemd geldbedrag. De benadeelde partij is in het overige gedeelte van de vordering (een bedrag van € 10.000,00) niet-ontvankelijk verklaard.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij zich opnieuw gevoegd en de vordering gehandhaafd ter hoogte van het gevorderde bedrag.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] volledig voor toewijzing in aanmerking komt, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] voor niet meer dan een bedrag van € 5.000,00 voor toewijzing in aanmerking komt en dat het overige dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
Immateriële schade
Artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat schade die bestaat in ander nadeel dan vermogensschade, zoals immateriële schade, slechts kan worden vergoed voor zover de wet op vergoeding daarvan recht geeft. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft hiervoor een nadere regeling. Deze regeling houdt – voor zover van belang – het volgende in:
‘1. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding (…)
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.’
Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 van het, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Gelet op de bewezenverklaarde handelingen brengen de aard en de ernst van de normschending in dit geval naar het oordeel van het hof met zich dat kan worden gesproken van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Dit valt aan de verdachte toe te rekenen. Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep begroot het hof de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 10.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Wettelijke rente
Het hof zal de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade bepalen op 29 maart 2022, zijnde de laatste datum waarop de bewezenverklaarde handelingen hebben plaatsgehad.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij] is toegebracht tot een bedrag van € 10.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
De verdachte wordt onder andere veroordeeld voor het vervaardigen en het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. Uit de inhoud van het dossier blijkt dat op twee in beslag genomen mobiele telefoons (met goednummer [goednummer 1] en goednummer [goednummer 2] ) kinderpornografische afbeeldingen van [slachtoffer] stonden. De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, waarmee het in de zaak met parketnummer 02-096311-22 onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Deze voorwerpen zijn daarom vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57, 240b, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.