ECLI:NL:GHSHE:2024:669

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
20-001721-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1984 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal in twee samenhangende zaken. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk, en had een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij tot een bedrag van € 301,34. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een fiets en snoepgoed. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, maar heeft de vordering voor het overige gedeelte aan materiële schade niet-ontvankelijk verklaard. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

De uitspraak benadrukt de ernst van diefstal en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwervende bestaan en verslavingsproblematiek, maar heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke straf passend is gezien de aard van de feiten en het strafrechtelijke verleden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001721-23
Uitspraak : 5 februari 2024
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 juni 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-055044-23 en 02-073041-23, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
doch wonende te [adres 1]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter in de zaak met parketnummer 02-055044-23 en in de zaak met parketnummer 02-073041-23, ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De politierechter heeft in de zaak met parketnummer 02-055044-23 de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot het bedrag van € 301,34 toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts is bepaald dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige gedeelte aan materiële schade niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De politierechter heeft de vordering ter zake van de vergoeding van de immateriële schade afgewezen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van diefstal in beide zaken zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] inzake parketnummer 02-055044-23 heeft de advocaat-generaal gevorderd de materiële schadevergoeding toe te wijzen tot een bedrag van € 301,34, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering tot vergoeding van de immateriële schade dient te worden afgewezen.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Daarnaast heeft de verdediging verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 02-055044-23:hij op of omstreeks 23 februari 2023 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, een (dames)fiets ( [merk] ), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 02-073041-23 (gevoegd):hij op of omstreeks 14 maart 2023 te Bergen op Zoom, althans in Nederland, snoepgoed, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] te Bergen op Zoom (gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-055044-23 en het in de zaak met parketnummer 02-073041-23 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 02-055044-23:
hij op 23 februari 2023 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, een fiets ( [merk] ), die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 02-073041-23 (gevoegd):hij op 14 maart 2023 te Bergen op Zoom snoepgoed, dat aan [slachtoffer] te Bergen op Zoom (gelegen aan de [adres 2] ) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Zaak met parketnummer 02-055044-23:Aangezien de verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 02-055044-23 aan hem tenlastegelegde een bekennende verklaring heeft afgelegd, hij nadien niet anders heeft verklaard en ter zake van dit feit geen vrijspraak is bepleit, zal het hof volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] d.d. 23 februari 2023 (p. 8-10);
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie (p. 33-36).
Zaak met parketnummer 02-073041-23:Aangezien de verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 02-073041-23 aan hem tenlastegelegde een bekennende verklaring heeft afgelegd, hij nadien niet anders heeft verklaard en ter zake van dit feit geen vrijspraak is bepleit, zal het hof volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer] gevestigd op [adres 2] te Bergen op Zoom, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 14 maart 2023 (p. 5);
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie (p. 24-27).
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-055044-23 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal

Het in de zaak met parketnummer 02-073041-23 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Namens de verdachte is verzocht dat het hof bij de strafoplegging rekening houdt met een aanstaande (mogelijke) vrijspraak voor een zaak waarvoor verdachte al drie maanden in hechtenis heeft gezeten. Daarnaast verzoekt de verdediging bij de strafoplegging rekening te houden met het concrete zicht op de terugkeer van de verdachte naar Polen en hem daarom geen onvoorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is ter zake van twee feiten bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Ten aanzien van het feit onder parketnummer 02-055044-23 is bewezenverklaard dat de verdachte een fiets heeft gestolen. Dit betrof een elektrische fiets van een mevrouw die haar fiets even onbeheerd had achtergelaten, om haar boodschappen in haar woning te leggen. Verdachte heeft van dat moment gebruik gemaakt en is op de fiets weggefietst. Fietsendiefstallen veroorzaken hinder en brengen schade teweeg bij de eigenaren van de weggenomen goederen. Verder is bewezen dat de verdachte snoepgoed heeft gestolen bij [slachtoffer] , naar eigen zeggen omdat hij honger had. Verdachte heeft, door te handelen zoals bewezen is verklaard, er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 november 2023, betreffende het justitieel verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte in 2021 ook onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal. Aan de verdachte is toen een geldboete opgelegd, die hij niet heeft voldaan als gevolg waarvan hij de vervangende hechtenis heeft uitgezeten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte geen werk heeft, een zwervend bestaan leidt en dat sprake is van verslavingsproblematiek. Verdachte wordt thans geholpen door een stichting die zal zorgen voor terugkeer van de verdachte naar Polen alwaar hij in een woonvoorziening met begeleiding kan verblijven.
Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Hierbij heeft het hof ook de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] (parketnummer 02-055044-23)
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg (ten aanzien van parketnummer 02-055044-23) een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 534,33 aan zowel materiële (€ 334,33) als immateriële schade (€ 200,-).
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 301,34, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts is bepaald dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige gedeelte aan materiële schade niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De politierechter heeft de vordering voor zover deze ziet op de immateriële schade afgewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven. Het hof gaat daarbij uit van de op 19 mei 2023 door het Informatiepunt Slachtoffers ontvangen vordering van de benadeelde partij.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep inhoudelijk betwist. Volgens de verdediging is het causaal verband tussen de gevorderde materiële schade en het tenlastegelegde feit inzake parketnummer 02-055044-23 niet vast te stellen. Daarom verzoekt de raadsman het hof de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. De verdediging heeft bepleit dat de verdachte de fiets weliswaar heeft laten vallen, maar dat de gevorderde materiële schade geen rechtstreeks gevolg daarvan kan zijn. Daarbij heeft de verdediging het hof specifiek gewezen op het spatbord van de fiets van de benadeelde partij, dat vóór de reparatie al popnagels zou bevatten. Verder is op de foto’s op pagina 25 van het procesdossier niet zichtbaar dat sprake is van schade aan de elektrische fiets. De politie heeft eveneens geen schade waargenomen, aldus de verdediging. Voor wat betreft de fietscomputer betwijfelt de verdediging of de schade aan deze computer, gelet op de plaats bovenop het stuur, is ontstaan door de val. Daarnaast acht de verdediging een nieuwe fietscomputer mét een software-update niet gerechtvaardigd na de constatering dat deze niet meer waterdicht zou zijn. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het hof bij het toekennen van een vergoeding van de materiële schade deze dient te matigen. Tot slot heeft de verdediging bepleit tot het afwijzen van de vordering van de immateriële schadevergoeding.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het onder parketnummer 02-055044-23 bewezenverklaarde handelen van verdachte, rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 301,34, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf dat datum van de factuur, te weten 15 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag betreft het totaalbedrag van de door de benadeelde partij overgelegde factuur (factuurdatum 15 maart 2023) ten behoeve van de reparatie van de elektrische fiets met uitzondering van het bedrag ad € 32,99 dat ziet op de vervanging en de montage van een fietsstandaard, waarvan een apart bonnetje is gekopieerd op pagina 2 van de factuur van de fietsenmaker. Ten aanzien van dit deel van de gevorderde materiële schadevergoeding is het hof onvoldoende in staat te beoordelen of dit schade betreft die al is inbegrepen in de factuur van de fietsenmaker, nu hierop ook een post van € 17,99 is opgenomen ten behoeve van een Ursus standaard. Op deze factuur is daarnaast ook een ‘algemene’ post’ arbeidskosten opgenomen ad € 82,50. Het hof kan niet vaststellen of deze schade wellicht dubbel wordt gevorderd door de benadeelde partij. Om dit nader te onderzoeken zou de behandeling van de zaak moeten worden aangehouden voor het inwinnen van de benodigde informatie op dat punt. Het hof is van oordeel dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De vordering is daarom voor dat deel niet-ontvankelijk en het hof zal bepalen dat de benadeelde partij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is het hof van oordeel dat voor het overige wel sprake is van een voldoende gebleken causaal verband tussen het onder parketnummer 02-055044-23 bewezenverklaarde feit en de door de benadeelde partij gevorderde schade voor zover op de factuur van 15 maart 2023 is vermeld, nu de getuige [getuige] heeft verklaard dat de verdachte de fiets van de benadeelde partij ‘neergooide’ nadat de verdachte schrok van de getuige. Dat als gevolg daarvan ook de standaard, waarvan de benadeelde partij stelt dat deze na het incident vervangen diende te worden, hetgeen ook als zodanig is vermeld op de factuur van de fietsenmaker, kan zijn beschadigd, acht het hof niet onaannemelijk. Dat het spatbord van de fiets van de benadeelde partij al popnagels bevatte voordat de fiets door de verdachte werd neergegooid, maakt de toe te wijzen materiële schadevergoeding niet anders, nu uit de factuur blijkt dat (ook) sprake is van het vervangen van de spatbord
stang. Het hof acht voldoende onderbouwd dat door de gooi met de fiets de gestelde schade is ontstaan aan het spatbord/spatbordstang die reparatie behoeft.
Daarnaast blijkt uit de factuur van de fietsenmaker dat de fietscomputer is vervangen en dat er kennelijk een e-bike software update heeft plaatsgevonden. Het hof heeft ook acht geslagen op het eerste verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij, waaruit volgt dat de vervanging van de fietscomputer is gevorderd omdat de fietscomputer niet meer waterdicht zou zijn. Nu met de fiets is gegooid is deze gestelde schade aan de fietscomputer eveneens voldoende onderbouwd. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat een fietscomputer waterdicht dient te zijn om de elektronica naar behoren te kunnen laten functioneren. Vervanging van de fietscomputer, inclusief het goed laten functioneren door middel van het updaten van software, ligt dan ook in de rede. Daarom wijst het hof ook deze gevorderde materiële schade toe.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de gevorderde immateriële schade, nu er geen rechtstreeks causaal verband is tussen het bewezenverklaarde feit en de gevorderde schade, te weten een vergoeding van geld dat is betaald als bedankje aan personen die de verdachte hebben achtervolgd teneinde de fiets terug te halen.
Het hof zal de verdachte als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 301,34. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 301,34, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-055044-23 en in de zaak met parketnummer 02-073041-23 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 02-055044-23 en in de zaak met parketnummer 02-073041-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
ten aanzien van de parketnummers 02-055044-23 en 02-073041-23:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-055044-23 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 301,34 (driehonderdéén euro en vierendertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor zover deze ziet op het overige gedeelte aan materiële schade niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot vergoeding van immateriële schade;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-055044-23 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 301,34 (driehonderdéén euro en vierendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2023 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 6 (zes) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling die verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. S.H.C. Merkx, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 5 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. N. van Abeelen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.