In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om een verlaging van de kinderalimentatie voor zijn dochter, die hij met de vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had dit verzoek afgewezen, omdat de man onvoldoende had onderbouwd dat zijn financiële situatie was gewijzigd. De man stelde dat zijn inkomen was gedaald, terwijl het inkomen van de vrouw was gestegen. Het hof oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd van zijn gewijzigde draagkracht. De man had geen relevante financiële gegevens overgelegd en zijn stellingen over zijn inkomen en uitgaven waren niet overtuigend. Het hof heeft de ingangsdatum van de wijziging van de alimentatie vastgesteld op 28 september 2022, de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift. De behoefte van de minderjarige is vastgesteld op € 621,22 per maand, en de man is verplicht om een bijdrage te betalen van € 370,- per maand van 28 september 2022 tot 1 januari 2024, en € 333,- per maand vanaf 1 januari 2024. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.