In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de vader met betrekking tot de terugverhuizing van de moeder met de kinderen en de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De vader had in eerste aanleg verzocht om de moeder te bevelen met de kinderen terug te verhuizen naar zijn woonplaats en om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had deze verzoeken afgewezen in haar beschikking van 15 mei 2023. De vader was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep.
Het hof heeft de situatie van de kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], in overweging genomen. De kinderen wonen sinds de zomer van 2021 bij de moeder in [plaats] en hebben daar hun leven opgebouwd. De vader heeft de kinderen erkend en beide ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. De moeder heeft destijds verhuisd uit veiligheidsoverwegingen, na incidenten van geweld en bedreiging door de vader. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel kwetsbaar zijn en dat terugverhuizing naar [woonplaats vader] niet in hun belang is. De hulpverlening is momenteel gericht op het herstel van het contact tussen de vader en de kinderen, maar dit moet op een tempo dat voor de kinderen haalbaar is.
Het hof heeft de verzoeken van de vader afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de kinderen, die stabiliteit en continuïteit nodig hebben in hun huidige omgeving. De vader is teleurgesteld in de uitkomst, maar het hof heeft geoordeeld dat de situatie van de kinderen voorop staat en dat terugverhuizing op dit moment niet wenselijk is.