ECLI:NL:GHSHE:2024:660

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
200.329.250_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgang en gezag van een minderjarige na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg inzake de omgang en het gezag over zijn minderjarige kind, geboren in 2011. De vader had in eerste aanleg verzocht om een wijziging van de omgangsregeling en om gezamenlijk gezag, maar zijn verzoeken werden afgewezen. De vader trok een groot deel van zijn verzoeken in, maar handhaafde zijn verzoek om de regie over de contacten met de minderjarige te herzien. Het hof oordeelde dat de minderjarige de regie over de contacten moet houden, wat betekent dat hij kan aangeven wat hij aankan en dat zijn grenzen gerespecteerd moeten worden. Het hof concludeerde dat er geen basis is voor gezamenlijk gezag, omdat de communicatie tussen de ouders nog steeds problematisch is en er geen verbeteringen zijn opgetreden sinds de eerdere beschikking. De vader had ook verzocht om een omgangsregeling die hem recht zou geven op omgang met de minderjarige, maar het hof oordeelde dat de huidige regeling, waarbij de minderjarige de regie houdt, het beste is voor het kind. De moeder had verzocht om de vader te veroordelen in de proceskosten, maar het hof besloot dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing werd op 29 februari 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 29 februari 2024
Zaaknummer: 200.329.250/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/303836 / FA RK 22-1309
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. B.A. van Mens,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. G.G.J. van Kooten.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1.
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 juli 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover de uitspraak betreft de afwijzingen van de gevraagde voorziening in het gezag alsmede de contactregeling en alsnog rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad:
inzake de contactregeling:
- over te gaan tot vaststelling van de volgende definitieve omgangsregeling, waarbij de vader recht heeft op omgang met [minderjarige] :
o 1 weekend per 14 dagen van vrijdag uit school tot zondag 18:00 uur;
o de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen en zoveel mogelijk aansluitend bij de reguliere weekendregeling;
o Vaderdag;
o de verjaardag van [minderjarige] (om en om);
o de verjaardag van de vader;
  • met bepaling dat deze regeling ingaat met ingang van het tweede weekend nadat de uitspraak in hoger beroep is gegeven;
  • daarbij te bepalen dat partijen bij helfte zorgen voor het halen en brengen in het kader van de omgangsregeling,
  • althans een omgangsregeling te bepalen die het hof juist acht,
  • zulks op verbeurte van en dwangsom van € 1.000,-- voor iedere keer, nadat de moeder, nadat twee dagen na betekening zijn verstreken, in gebreke blijft om aan de in deze te wijzen uitspraak te voldoen, een en ander zonder maximum vast te stellen,
inzake het gezag:
- te bepalen dat partijen samen het gezag zullen uitoefenen over [minderjarige] ,
met bekrachtiging van de bestreden beschikking voor het overige. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 september 2023, heeft de moeder verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Voor het overige ad referte, behalve wat betreft de compensatie van de proceskosten, en met het zelfstandig verzoek om vader te veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep waaronder te verstaan de reële proceskosten, in totaal te begroten op € 657,00, plus de in hoger beroep te maken reële advocaatkosten welke na opgave ommegaand zullen worden aangetoond door nog nader in het geding te brengen facturen.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zijn (primaire) verzoeken met betrekking tot de omgangsregeling zoals hiervoor onder 2.1 beschreven, derhalve inclusief het verzoek tot dwangsomveroordeling, ingetrokken. De vader heeft zijn verzoek om een omgangsregeling vast te stellen die het hof juist acht, gehandhaafd. Hierna onder 3.12 wordt toegelicht hoe dat verzoek thans moet worden opgevat.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Van Mens;
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Kooten.
2.4.1.
De raad heeft het hof bericht niet tijdens de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.
2.4.2.
Het hof heeft de hierna te noemen minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.
Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en hij heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met de voorzitter en de griffier gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- een separaat overgelegd processtuk van de eerste aanleg, te weten het F2-formulier onttrekken zijdens mr. J.F.M. van Weegberg d.d. 16 augustus 2022, ingekomen ter griffie van het hof op 19 juli 2023;
- de brief met bijlage (productie 21, zijnde de in eerste aanleg overgelegde brief met producties 1 tot en met 10 van mr. Van Kooten van 20 mei 2022) van mr. Van Kooten van 28 september 2023;
- de brief met bijlage (wederom de in eerste aanleg overgelegde brief met producties 1 tot en met 10 van mr. Van Kooten van 20 mei 2022) van mr. Van Mens van 12 oktober 2023;
- de brief met bijlage (het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 23 maart 2023) van mr. Van Mens van 11 januari 2024.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen zijn op 8 april 2011 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen is geboren: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] (verder: [minderjarige] ).
De ouders waren van rechtswege belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
3.2.
Bij beschikking van 6 april 2018, hersteld bij beschikking van 4 mei 2018, is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken, welke beschikking op 30 november 2018 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Sinds de echtscheiding heeft [minderjarige] het hoofdverblijf bij de moeder.
3.4.
[minderjarige] heeft van 7 november 2018 tot 7 februari 2021 onder toezicht gestaan van Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, hierna: de GI.
3.5.
Bij beschikking van 2 januari 2020 heeft de rechtbank Limburg bepaald dat het gezag over [minderjarige] alleen aan de moeder toekomt en is de vader het recht op contact met [minderjarige] voor de duur van een jaar ontzegd.
3.6.
Bij vonnis van 16 april 2021 van de rechtbank Maastricht is de vader veroordeeld
voor belaging. Hij is veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis. Tevens is aan de vader de maatregel opgelegd voor de duur van 36 maanden om op geen enkele wijze contact op te nemen met de moeder en dat hij zich voor de duur van 36
maanden niet zal bevinden in [woonplaats moeder] of de directe nabijheid van de school van [minderjarige] in
[plaats 1] . De vader is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan.
3.7.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg van 15 juni 2022 op grond van 223 Rv:
  • zijn de verzoeken van de vader om een voorlopige omgangsregeling, een voorlopige consultatieverplichting en het opleggen van een dwangsom afgewezen;
  • is bepaald dat de moeder de vader eenmaal per kwartaal schriftelijk via de advocaat van de vader informeert omtrent de algemene en sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] , over zijn lichamelijke ontwikkeling, over medische aangelegenheden alsmede over school, hobby's en overige activiteiten, onder overlegging van een goedgelijkende en recente foto, voor het eerst twee weken na afgifte van de beschikking;
  • is de raad voor de kinderbescherming in het kader van de bodemprocedure met zaaknummer C/03/303836 1 FA RK 22/1309 verzocht een onderzoek te doen en rapport en advies uit te brengen over de mogelijkheid tot een begeleide omgang en het gezamenlijk gezag.
3.8.
De raad heeft in de bodemprocedure, zijnde de procedure in eerste aanleg, rapport en advies uitgebracht op 8 december 2022.
3.9.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitvoerbaar bij voorraad:
  • bepaald dat het contact tussen de vader en [minderjarige] zal plaatsvinden via de app, waarbij [minderjarige] de regie houdt over de contacten;
  • bepaald dat de moeder de vader één keer per drie maanden schriftelijk dan wel per e-mail informeert omtrent belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot [minderjarige] , zoals de ontwikkeling, gezondheid, schoolgang en vrijetijdbesteding van [minderjarige] , waarbij een recente goedgelijkende foto van [minderjarige] wordt meegestuurd;
  • het meer of anders verzochte afgewezen.
3.10.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.11.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de rechter – kort en zakelijk weergegeven – aangegeven dat hij het contact met de vader overwegend fijn vindt en dat hij ervoor open staat om het app- en telefonische contact uit te breiden naar fysiek contact, maar dat hij daarover wel de regie wil houden. [minderjarige] wil het contact met de vader namelijk kunnen blijven ‘blokkeren’ op het moment dat het voor hem niet prettig voelt. Hij wil zien dat het langere tijd goed gaat met de vader en wanneer hij daarin voldoende vertrouwen heeft opgebouwd, de eerste stap kunnen zetten in het uitbreiden van het contact.
Over het gezag heeft [minderjarige] verklaard dat hij wil dat de moeder het eenhoofdig gezag behoudt. [minderjarige] herinnert zich dat het gezamenlijk gezag in het verleden gedoe heeft opgeleverd, bijvoorbeeld rondom vakanties of andere leuke dingen. Dit zijn geen fijne herinneringen, aldus [minderjarige] .
3.12.
De vader voert – kort samengevat en voor zover gezien het gewijzigde verzoek van de vader tijdens de mondelinge behandeling thans nog van belang – het volgende aan.
Inmiddels heeft de vader regelmatig contact met [minderjarige] , via app, beeldbellen, mail of telefonisch. Dat verloopt ontspannen en ongedwongen. [minderjarige] zoekt dat contact zelf op. Bij [minderjarige] is van angst of terughoudendheid in het contact met zijn vader geen sprake. De gesprekken gaan veel over techniek, waar zij allebei veel interesse in hebben. Met de verjaardag van [minderjarige] op [geboortedatum] 2023 heeft de vader een verjaardagskaart en cadeautjes laten brengen naar [minderjarige] . Dat is heel goed verlopen.
De vader wil naar het hier en nu en naar de toekomst kijken. De vader heeft goed geluisterd naar de weergave van het gesprek dat de voorzitter heeft gehad met [minderjarige] . De vader begrijpt de wens van [minderjarige] en hij wil in de uitbreiding van het contact het tempo van [minderjarige] volgen. Daar past een vaste (weekend)regeling nu niet bij en daarom heeft hij zijn primaire verzoeken ingetrokken. Tegelijkertijd vindt de vader het niet passend om een dertienjarige de verantwoordelijkheid te laten dragen voor de opbouw van het contact, nu dat een taak van zijn ouders hoort te zijn. Om die reden kan de vader zich niet vinden in het dictum van de bestreden beschikking, aangezien [minderjarige] daarin de volledige ‘regie’ is gegeven. De vader zou graag met de moeder in gesprek gaan over de manier en het tempo waarop het contact kan worden uitgebreid naar fysiek contact. Bijvoorbeeld door af te spreken eens iets te gaan drinken in de buurt van de school van [minderjarige] in [plaats 2] . De partner van de vader, met wie [minderjarige] een goede relatie heeft, kan hierin een rol spelen. [minderjarige] heeft haar al ontmoet en er is een goede klik. De vader benadrukt dat hij ook hierin het tempo van [minderjarige] wil volgen.
Ten onrechte heeft de rechtbank op basis van het raadsadvies geconcludeerd dat de omstandigheden sinds de beslissing over het eenhoofdig gezag niet zijn gewijzigd. De vader kan zich niet vinden in hetgeen over hem in alle raadsrapporten staat. De vader probeert dit al jaren vergeefs recht te zetten. Er moet volgens de vader gekeken worden naar de situatie op dit moment. Er hebben zich al geruime tijd geen incidenten meer voorgedaan tussen de vader en de moeder. Uit niets blijkt dat [minderjarige] klem en verloren raakt tussen de ouders wanneer de vader gezamenlijk met de moeder met het ouderlijk gezag zou worden belast. De vader meent dat het voor [minderjarige] van groot belang is dat ook de vader wordt belast met het ouderlijk gezag, omdat het dan voor [minderjarige] duidelijk wordt dat er met zijn vader niets mis is.
3.13.
De moeder voert - kort samengevat en voor zover thans nog van belang - het volgende aan.
De moeder kan zich vinden in het (meest) recente rapport en advies van de raad van 8 december 2022 en de bestreden beschikking. In het gesprek met de raad heeft [minderjarige] aangegeven dat app- en (beeld)belcontact op dit moment het hoogst haalbare is. Dat heeft hij ook in hoger beroep verklaard in het gesprek met de rechter. Van belang is dat, zoals in de bestreden beschikking is bepaald, [minderjarige] de regie houdt over het contact met de vader en daar waar [minderjarige] behoefte heeft aan uitbreiding van dit contact naar fysiek contact, hem daarvoor de ruimte wordt geboden. Het belang van [minderjarige] om zelf de touwtjes in handen te houden is weer gebleken op 16 en 17 september 2023, toen het contact helaas niet prettig verliep. De vader heeft [minderjarige] in zijn apps verbaal agressief benaderd, hem een “oetlul” genoemd en bewoordingen als “niet goedschiks dan kwaadschiks” gebruikt. [minderjarige] is vervolgens over dit soort berichten erg verward, boos en verdrietig. Op dergelijke momenten kan [minderjarige] de vader tijdelijk blokkeren. Het vertrouwen van [minderjarige] groeit wanneer het contact weer wat langere tijd rustig en vriendelijk verloopt.
De moeder heeft er geen vertrouwen in dat een (nieuw) traject voor de ouders, zoals mediation, resultaten gaat opleveren. Het probleem is immers niet de communicatie tussen de ouders, maar de problematiek van de vader. De moeder heeft al te vaak meegemaakt dat hulpverlenings- of begeleidingstrajecten, ondanks de toezegging van de vader om daaraan zijn medewerking te verlenen, strandden doordat de vader bijvoorbeeld afspraken niet nakwam of afzegde en de communicatie bemoeilijkte. De vader legt alle verantwoordelijkheid van het mislukken van deze trajecten volledig buiten zichzelf en dat is een zich herhalend patroon. Dat is ook meteen de reden waarom een nieuw traject geen enkele kans van slagen heeft. De moeder zal overigens, zoals zij altijd geeft gedaan, ieder contact tussen de vader en [minderjarige] stimuleren en faciliteren.
Er is geen sprake van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan het eenhoofdig gezag niet meer in het belang van [minderjarige] is. Dat er zich geen noemenswaardige incidenten hebben voorgedaan is logisch, gezien de gebieds- en contactverboden. Er is verder geen enkele positieve verandering in de verstandhouding of communicatie tussen vader en moeder geweest. De klacht- en beroepsprocedures die de vader blijft voeren, laten zien dat hij geen enkel zelfinzicht heeft verworven. Nu vader ook geen significante rol in het dagelijkse leven van [minderjarige] speelt en er al jarenlang geen fysiek contact meer is tussen vader en [minderjarige] zou gezamenlijk gezag alleen belemmerend werken en het belang van [minderjarige] ernstig aantasten. Dat neemt niet weg dat de moeder het waardeert en het in het belang van [minderjarige] acht, dat de vader naar aanleiding van de terugkoppeling van het gesprek met [minderjarige] een deel van zijn verzoeken intrekt.
De overwegingen van het hof
3.14.
Het hof overweegt het volgende.
Omgang
3.14.1.
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.14.2.
Niet in geschil is dat de vader recht heeft op omgang met [minderjarige] , maar wel de wijze waarop daaraan invulling moet worden gegeven.
3.14.3.
Het hof stelt vast dat alle betrokkenen het eens zijn dat er ruimte is voor uitbreiding van het telefonische (bel- en app)contact naar fysiek contact. [minderjarige] heeft die wens en de moeder is ook bereid en in staat een en ander te faciliteren en ondersteunen. De betrokkenen zijn het er verder allemaal over eens dat in de opbouw van het contact tussen [minderjarige] en de vader, het tempo van [minderjarige] gevolgd moet worden en dat [minderjarige] zich niet verplicht hoeft te voelen omgang met de vader te hebben als hij daar niet aan toe is. [minderjarige] moet eerst het vertrouwen krijgen dat het goed gaat met de vader en dat de vader in dat contact stabiel is.
Het is de vader dan ook te prijzen dat hij, in lijn met het voorgaande, zijn primaire verzoeken met betrekking tot de omgang, inclusief zijn verzoek om een dwangsomveroordeling, heeft ingetrokken.
3.14.4.
Het hof volgt de vader niet in zijn stelling dat in de bestreden beschikking de regie over de uitbreiding van het contact ten onrechte bij [minderjarige] is neergelegd. Regie betekent in deze context niet dat [minderjarige] alles beslist en dat hij volledig verantwoordelijk wordt gemaakt voor de uitbreiding van het contact; het betekent dat wat [minderjarige] in dat kader aankan en de grenzen die hij aangeeft, worden gevolgd. Het hof is derhalve van oordeel dat de rechtbank het in het dictum van de bestreden beschikking op een juiste en passende manier heeft verwoord.
3.14.5.
Gezien hetgeen [minderjarige] in het gesprek met de raad in de procedure in eerste aanleg en in het gesprek met de rechter in hoger beroep heeft verklaard, de bereidheid van de vader om [minderjarige] de ruimte te geven die hij nodig heeft én de bereidheid van de moeder om [minderjarige] in praktische zin en emotioneel te ondersteunen, heeft het hof het vertrouwen dat het contact tussen de vader en [minderjarige] langzaam kan worden uitgebouwd. [minderjarige] kan goed aangeven wat hij, in de uitbreiding van het contact naar fysiek contact, een prettige eerste stap zou vinden. Daarover hoeven de ouders niet de ‘regie’ te hebben. Bovendien zou dit naar alle waarschijnlijkheid, gezien hetgeen hierna in het kader van de beslissing over het gezag is overwogen, alleen maar tot discussies en spanningen leiden.
Gezag
3.14.6.
Ingevolge artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen beslissingen waarbij een ouder alleen met het gezag is belast, op verzoek van de ouders of van een van hen door de rechter worden gewijzigd op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.14.7.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.14.8.
Het hof is van oordeel dat er nog steeds geen basis is om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. Het hof stelt vast dat er sinds de beschikking waarbij de moeder met het eenhoofdig gezag is belast, geen verbeteringen zijn opgetreden in de communicatie tussen de ouders.
Hoewel het nu al enige tijd relatief rustig is tussen de ouders, in die zin dat er zich geen incidenten meer tussen hen hebben voorgedaan, kan dit ook worden verklaard door de contact- en gebiedsverboden die de vader zijn opgelegd. In ieder geval kunnen de ouders naar het oordeel van het hof nog steeds niet in staat worden geacht in gezamenlijk overleg beslissingen over [minderjarige] te nemen. Behalve op de momenten waarop de moeder de vader over het wel en wee van [minderjarige] informeert, is er geen vorm van communicatie tussen de ouders.
Het hof volgt de raad bovendien in zijn eerdere schriftelijke standpunt dat de vader, met zijn (niet-coöperatieve) houding en starre manier van denken tot nog toe, niet in staat zal zijn tot het in overleg met de moeder nemen van beslissingen over [minderjarige] . Gezien het verleden tussen de ouders kan van de moeder in redelijkheid ook niet verwacht worden dat zij daar met de vader en met behulp van een professionele derde aan gaat werken. Van belang is nu met name dat er verder wordt ingezet op een fijn en gezond contact tussen de vader en [minderjarige] . De voorzichtige positieve ontwikkelingen in het contact tussen vader en [minderjarige] zouden onder druk komen te staan als er een te groot appel wordt gedaan op de onderlinge relatie en communicatie tussen de ouders. Dat zou het geval zijn als de ouders vanaf nu met elkaar zouden moeten overleggen als er beslissingen in het belang van [minderjarige] genomen moeten worden.
Proceskosten
3.15.
De moeder verzoekt de vader te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de moeder en voert het volgende aan.
De vader voert al jaren talloze procedures tegen moeder. Alle procedures heeft hij tot op heden verloren en het overgrote deel van de procedures is de vader tegen beter weten in zonder nieuwe gronden begonnen. Zo ook deze hoger beroepsprocedure. De procedures hebben niet alleen financieel een enorme impact op het gezin van de moeder en [minderjarige] , maar leggen met name ook een onaanvaardbare en onophoudelijke emotionele druk op de moeder en [minderjarige] .
De vader procedeert blijkbaar al die jaren op basis van toevoeging terwijl de moeder steeds de kosten van haar advocaat moet betalen. De moeder is van mening dat er een financiële impuls zou moeten zijn om het nodeloos procederen in de toekomst te voorkomen. De vader heeft niet gemotiveerd waarom de rechtbank in eerste aanleg inhoudelijk onjuist zou hebben beslist dan wel waarom het rapport van de raad, aan wiens onderzoek de vader niet heeft willen meewerken, niet juist zou zijn.
De moeder is van mening dat er zelfs sprake is van misbruik van procesrecht door de vader. De vader heeft niet onderbouwd dat er een wijziging van omstandigheden is, maar alleen een relaas over de geschiedenis gegeven, die ook nog volstrekt onvolledig en onjuist is. Ook heeft de vader bewust nagelaten na het volledige procesdossier van de eerste aanleg toe te zenden. Er is nodeloos geprocedeerd door de vader, in eerste aanleg en in hoger beroep.
3.16.
De vader voert gemotiveerd verweer.
Door een fout op het kantoor van de advocaat van de vader zijn bij het beroepschrift abusievelijk niet alle stukken van de eerste aanleg overgelegd. Toen de moeder dat verzuim constateerde, zijn die stukken echter alsnog overgelegd. Dit kan de vader niet worden aangerekend. In het procesreglement is ook niet geregeld dat een kostenveroordeling de sanctie is voor het onvolledig overleggen van het procesdossier.
De vader hoeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aan te voeren, aangezien de volledige omvang van het geschil opnieuw aan het hof wordt voorgelegd. Ook hoeft vader geen gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de situatie ten tijde van de procedure in eerste aanleg aan te voeren.
Het oordeel van de rechtbank van 20 april 2023 komt in het geheel niet tegemoet aan hetgeen de vader in eerste aanleg heeft gevraagd. Het is dan een elementair recht van de vader om een oordeel van de enkelvoudige kamer van de rechtbank aan het hof voor te leggen. Dit recht op een nieuwe beoordeling kan niet worden beknot of aan beperkingen worden onderworpen. Het risico op een proceskostenveroordeling zou een beperking opleveren van het recht op hoger beroep. De vader wijst erop dat hij niet door de rechtbank niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek om een zorg en contactregeling. De rechtbank heeft zelfs een omgangsregeling vastgesteld. De vader meende dat de situatie inmiddels zodanig was verbeterd dat een ruimere omgangsregeling mogelijk is, dan die door de rechtbank is vastgelegd. De vader heeft in de inleiding van zijn beroepschrift aangegeven wat er volgens hem in het verleden allemaal fout is gegaan, zonder daarmee te geven of te pretenderen daarmee volledig te zijn. Het is een beschrijving van feiten en gebeurtenissen, zoals die door de vader zijn waargenomen en ervaren, hetgeen voor het hof belangrijk kan zijn om tot een gewogen oordeel te komen.
3.17.
Het hof oordeelt met betrekking tot de proceskosten als volgt.
3.17.1.
De vader heeft in eerste aanleg gedeeltelijk gekregen wat hij heeft verzocht. Er is immers een omgangsregeling vastgesteld. Reeds daarom kan er geen sprake zijn van nodeloos procederen.
De vader heeft om zijn moverende redenen niet meegewerkt aan het raadsonderzoek in eerste aanleg. Het raadsrapport, dat dus zonder medewerking van de vader tot stand is gekomen, is meegewogen bij de beslissing van de rechtbank in de bestreden beschikking, waarbij de verzoeken van de vader, voor zover hij een uitgebreidere omgangsregeling verzocht dan de omgang die hij op dat moment feitelijk al met [minderjarige] had en voor zover hij had verzocht met de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten, zijn afgewezen. De vader was het met die beslissing niet eens en had het recht van die beslissing in hoger beroep te gaan. Dat de verzoeken van de vader in eerste aanleg niet (volledig) zijn toegewezen en de vader ook in hoger beroep geen andere beslissing krijgt, kan op zichzelf niet de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van misbruik van procesrecht of nodeloos procederen.
De vader voert ook terecht aan dat er in hoger beroep geen nieuwe of gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de procedure in eerste aanleg hoeven te worden aangevoerd. De vader heeft het geschil in de volle omgang aan het hof voorgelegd, met het doel en de hoop dat het hof tot een andere weging en beoordeling van het feitencomplex dan de rechtbank zou komen. Daarbij heeft hij de feiten en omstandigheden aangevoerd die volgens hem van belang waren voor de beoordeling van het geschil. Het hof ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de vader daarbij bewust bepaalde feiten of omstandigheden buiten beschouwing heeft gelaten met het doel het hof onjuist of onvolledig te informeren.
3.17.2.
In de familierechtpraktijk is het helaas niet ongewoon dat ouders na het uiteengaan in langdurige (juridische) strijd verwikkeld raken, waarin er veel wordt geprocedeerd. Daarvan is in het onderhavige geval ook sprake. Hoewel het invoelbaar is dat alle betrokkenen veel stress en spanning ervaren door de juridische strijd die gevoerd wordt, is het hof van oordeel dat in de onderhavige situatie geen sprake is van omstandigheden die een proceskostenveroordeling zouden rechtvaardigen.
3.17.3.
Tot slot overweegt het hof dat, hoewel de stukken van de eerste aanleg niet direct bij het beroepschrift zijn overgelegd en deze omissie in eerste instantie niet door de advocaat van de vader zelf is opgemerkt, maar door de moeder is geconstateerd, kan de vader dit niet worden tegengeworpen. Er is immers sprake geweest van een vergissing (op het kantoor) van de advocaat van de vader, die zich daarvoor verontschuldigd heeft.
3.17.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en de verzoeken van de vader en de moeder afwijzen.
Overweging in kindvriendelijke taal voor [minderjarige]
(Deze overwegingen zijn in een aparte brief aan [minderjarige] opgenomen.)
Jij hebt op 22 januari 2024 een gesprek gehad met een van de rechters van het hof. In dat gesprek heb jij met de rechter afgesproken dat jouw mama jou zou vertellen wat de rechter samen met de twee andere rechters heeft besloten en waarom. De rechter heeft dat ook met jouw mama afgesproken. Na de zitting hebben de rechters er toch voor gekozen om jou een brief te sturen om zelf uitleg te geven over de beslissing. In deze brief wordt deze beslissing uitgelegd.
Nu heb je omgang met papa via WhatsApp, door te bellen of videobellen. Mama heeft alleen het gezag over jou.
Papa heeft aan de rechter gevraagd te beslissen dat jij voortaan één weekend in de twee weken en op allerlei feestdagen en in vakanties bij hem bent. Papa heeft ook gevraagd te beslissen dat mama een soort boete aan papa moet betalen als deze omgang niet wordt nagekomen. Dat heet: dwangsommen.
De rechtbank had daarover al een beslissing genomen, maar papa was het met die beslissing niet eens. Daarom heeft papa aan het hof gevraagd opnieuw naar de zaak te kijken.
Op de zitting van 25 januari 2024 hebben de rechters van het hof met papa en mama en hun advocaten gepraat.
Tijdens de zitting heeft de rechter papa en mama verteld over het gesprek dat jij met de rechter hebt gehad. Jij had dat ook met de rechter besproken. Zij heeft verteld dat jij het leuk vindt om met papa te bellen en appen en soms te videobellen en dat jullie dat ook vaak doen. De rechter heeft ook verteld dat jij het fijn vindt om soms even geen contact met papa te hebben en hem te kunnen blokkeren op je telefoon, als papa dingen zegt die niet fijn voelen. Jij wilt dat kunnen blijven doen. Het lijkt jou wel leuk om een keer ‘fysiek’ contact met papa te hebben, bijvoorbeeld door een keer iets te gaan drinken. Misschien zou je zelfs een keer willen logeren als alles goed blijft gaan. Maar eerst wil je zien dat het langere tijd goed gaat met papa zodat je wat meer vertrouwen krijgt. Jij wil niet verplicht worden om iedere twee weken een weekend bij papa te zijn. Jij wilt er ook niet bang voor hoeven zijn dat papa boos wordt of dat mama in de problemen komt als je een keertje niet naar papa wilt gaan.
Je hebt ook verteld dat jij wilt dat mama de beslissingen over jou blijft nemen. Je hebt namelijk vervelende herinneringen aan bijvoorbeeld vakanties die niet door konden gaan omdat papa daar geen toestemming voor gaf. Je bent bang dat er weer gedoe van komt, als papa ook het gezag heeft.
Omgang
Papa heeft goed geluisterd naar het verhaal van de rechter over alles wat jij hebt verteld. Hij heeft gezegd dat hij begrijpt wat je bedoelt en dat hij jou daarin wilt volgen. Papa heeft gezegd dat hij jou ruimte wil geven en jou zelf wil laten beslissen wanneer je er klaar voor bent om een keer fysiek met hem af te spreken.
Papa vraagt daarom niet meer te beslissen dat jij om één weekend in de twee weken en in vakanties en op feestdagen bij hem bent. Hij begrijpt dat dat niet is wat jij wilt. Hij vraagt ook niet meer om te beslissen dat mama een boete moet betalen als jij niet volgens de afspraken bij papa bent. Daar hoef je je dus niet meer druk om te maken.
Misschien heeft mama al verteld dat papa dit zo op de zitting heeft gezegd. De rechters vonden het belangrijk om voor jou precies op te schrijven wat papa heeft gezegd. Zodat je het nog eens kan teruglezen als je daar behoefte aan hebt. Dit is dus de reden waarom de rechters ervoor hebben gekozen jou een brief te schrijven.
Het enige wat papa niet wilt, is dat als jij met papa wilt afspreken, jij dat helemaal zelf moet bedenken en regelen. Hij vindt dat papa en mama samen afspraken daarover moeten maken, bijvoorbeeld over waar, hoe lang en wanneer jullie zouden kunnen afspreken. Daarom is papa het er niet mee eens dat de rechtbank heeft beslist dat jij de ‘regie’ hebt over de omgang met papa.
De rechters van het hof hebben beslist dat jij wel de regie moet houden. Regie betekent namelijk dat jij mag aangeven wat jij aankan en dat er niets gebeurt waar jij niet klaar voor bent. Papa en mama regelen natuurlijk alles als je zegt dat je er klaar voor bent om met papa af te spreken. Dat hoef jij niet te doen.
Gezag
De rechters van het hof hebben ook beslist dat mama alleen het gezag over jou blijft houden. Mama blijft dus alle beslissingen over jou nemen. Ze hoeft daarover niet met papa te overleggen.
Papa en mama kunnen namelijk nog niet goed met elkaar praten. De rechters denken ook niet dat het papa en mama gaat lukken om daar beter in te worden. Ze hebben dat al vaak geprobeerd en daar ook hulp bij gezocht. Dat is steeds mislukt.
De rechters vinden het ook belangrijker dat papa en mama hun energie nu vooral steken in de omgang tussen jou en papa.
Kosten
Mama heeft nog gevraagd om te beslissen dat papa de kosten die mama heeft gemaakt in deze zaak moet betalen, zoals de kosten van haar advocaat.
De rechters vinden dat mama deze kosten zelf moet betalen. Dat is namelijk meestal zo in zaken als deze, die over kinderen gaan. Het is natuurlijk heel vervelend dat dit de zoveelste rechtszaak is tussen papa en mama. De rechters begrijpen dat jij en mama hier elke keer weer spanning van krijgen. De rechters vinden toch dat papa het recht heeft om een beslissing van de rechter te vragen en dat papa deze procedure niet zomaar is begonnen.
Tot slot
De rechters hebben alles wat in deze brief staat ook in de uitspraak opgeschreven, zodat papa en mama weten wat de rechters jou hebben geschreven.
De rechters wensen jou veel succes voor de toekomst.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.D.M. van der Linden en M.L.F.J. Schyns en is op 29 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.