In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had de rechtbank verzocht de ondertoezichtstelling te beëindigen, terwijl de Stichting Jeugdbescherming Brabant (GI) en de vader verweer voerden voor verlenging van de ondertoezichtstelling. Het hof heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling geen bijdrage meer levert aan de oplossing van de problemen en dat deze zelfs extra stress veroorzaakt in het gezin. Ondanks de zorgen over de kinderen, concludeert het hof dat de ondertoezichtstelling niet langer een geschikt middel is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De rechtbank had eerder de ondertoezichtstelling verlengd tot 4 januari 2025, maar het hof heeft deze beschikking vernietigd en het verzoek van de GI tot verlenging afgewezen. De beslissing is genomen na een mondelinge behandeling waarin de betrokken partijen, waaronder de moeder, de GI en de vader, hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft ook rekening gehouden met de internationale context van de zaak, aangezien de kinderen in België zijn geboren maar de Nederlandse nationaliteit hebben en in Nederland wonen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen de ouders en de GI om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen, maar concludeert dat de huidige ondertoezichtstelling niet effectief is.