ECLI:NL:GHSHE:2024:636

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
200.325.908_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar zorg- en opvoedingstaken van minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder verzoekt om vernietiging van de beschikking waarin een zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige] is vastgesteld. De vader, die gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefent, heeft [minderjarige] erkend en heeft recht op contact. De moeder stelt dat er geen veilige basis is voor [minderjarige] bij de vader, verwijzend naar incidenten en zorgen over het gebruik van verdovende middelen door de vader. De vader daarentegen betwist deze claims en stelt dat hij in staat is om voor [minderjarige] te zorgen. Tijdens de mondelinge behandeling is de Raad voor de Kinderbescherming gehoord, die adviseert dat er een raadsonderzoek moet plaatsvinden om de situatie van [minderjarige] beter in kaart te brengen. Het hof oordeelt dat het onvoldoende voorgelicht is om een verantwoorde beslissing te nemen en verzoekt de raad om onderzoek te doen naar de ontwikkeling van [minderjarige], de invloed van het ontbreken van contact met de vader, en de mogelijkheden voor herstel van de zorgregeling. De verdere behandeling van de zaak wordt aangehouden tot pro forma 5 september 2024, in afwachting van de resultaten van het onderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 29 februari 2024
Zaaknummer: 200.325.908/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/327073 / FA RK 17-5404
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder ],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Jansen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ;
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over de vaststelling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende de minderjarige:
[minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 april 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 22 augustus 2023, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Jansen;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Wijk;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 24 juni 2023;
  • het V6-formulier met bijlage (ontbrekende stukken procesdossier eerste aanleg) van de advocaat van de moeder d.d. 6 juli 2023;
  • het V6-formulier met bijlage (brief minderjarige) van de advocaat van de moeder d.d. 5 januari 2024;
  • het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 8 januari 2024.
2.4.1.
Het op 26 januari 2024 door de advocaat van de moeder ingediende proces verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg is, met toestemming van het hof, na de mondelinge behandeling in hoger beroep ingediend.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben enige tijd samengewoond. Tijdens hun relatie is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige] .
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij beschikking van 8 maart 2018 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, bepaald dat de beslissing op het verzoek over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt aangehouden met het verzoek aan de raad om een onderzoek in te stellen.
3.3.
Bij beschikking van 28 september 2018 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, bepaald dat de vader voorlopig recht heeft op contact met [minderjarige] gedurende één zondag per veertien dagen van 09.00 uur tot 10.00 uur en voorts de beslissing met betrekking tot de definitieve regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden met het verzoek aan beide partijen om de rechtbank te informeren over de uitkomst van de hulpverlening.
3.4.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, een zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige] één zondag in de veertien dagen van 10.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijft.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.6.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan.
Er is bij de vader geen veilige basis voor [minderjarige] . Er zijn meerdere meldingen van [instantie 4] waaruit blijkt dat er incidenten zijn geweest, waarbij de politie is betrokken. Er komen zorgelijke signalen van de school van [minderjarige] en van de toenmalige partner van de vader. De vader zou alcohol, wiet en cocaïne door elkaar gebruiken en suïcidale gedachten hebben. Hij is niet meer met zijn partner samen, daarom kan zij op de omgangsmomenten ook niet meer voor [minderjarige] zorgen. De vader is niet in staat om alleen voor [minderjarige] te zorgen.
De moeder heeft geprobeerd op een normale wijze met de vader te communiceren maar de vader blijft de strijd aangaan met de moeder. [minderjarige] heeft daar last van. [minderjarige] is, net als de moeder, bang voor de vader en wil zelf ook geen contact met hem. De vader is onbetrouwbaar.
Het is nu niet in het belang van [minderjarige] om omgang met de vader te hebben. Als er al omgang zou moeten plaatsvinden dan is er sowieso psychologische begeleiding voor [minderjarige] nodig. [minderjarige] is mogelijk hoogbegaafd, heeft ADHD en kenmerken van autisme. Bovendien zou aan de omgang de voorwaarde verbonden moeten worden dat de vader aantoonbaar niet onder invloed is van verdovende middelen op het moment van de omgang. Er is al tien jaar lang een terugkerend patroon in het leven van de vader te zien. Telkens wanneer de vader in een dal terecht komt, grijpt hij naar de verdovende middelen. De veiligheid van [minderjarige] moet voorop staan en de moeder heeft daar geen vertrouwen in. Er zou een raadsonderzoek moeten plaatsvinden.
3.7.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De vader is op dit moment in staat om voor [minderjarige] te zorgen. De vader heeft vanwege een echtscheidingsprocedure een lastige periode gehad. Daardoor stond hij tijdelijk minder goed in het leven. Hij heeft zich goed hersteld. Er is geen sprake van buitensporig alcohol- of drugsgebruik. De vader heeft een baan en volgt wekelijks therapieën. Hij loopt bij [instantie 1] en krijgt ook praktische begeleiding. Hij verblijft momenteel in een eigen studio bij [instantie 2] maar omdat een 24-uurs setting niet meer nodig is, is er urgentie aangevraagd voor een woning. De vader heeft wekelijks contact met zijn dochtertje geboren uit de relatie waarin genoemde echtscheidingsprocedure heeft plaatsgevonden en dat gaat goed. Er heeft al sinds augustus 2022 geen contact meer plaatsgevonden tussen de vader en [minderjarige] . De vader wil dit contact zo snel mogelijk hervatten.
Een raadsonderzoek is niet nodig. Dat zou wederom tot vertraging van de procedure leiden terwijl er al die tijd geen contact is tussen de vader en [minderjarige] . De vader is gewoon in staat om voor [minderjarige] te zorgen. Tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft de raad daarom ook geadviseerd dat er een klap gegeven moet worden op de omgang die de vader verzocht. Volgens de raad was begeleide omgang niet nodig en een raadsonderzoek evenmin. De grieven van de moeder slagen niet.
De vader heeft desgevraagd ter mondelinge behandeling nog toegelicht dat hij in februari 2023 door een diep dal ging waarbij hij onder invloed van alcohol, cannabis en cocaïne een suïcidepoging had gedaan. Hij is toen vrijwillig opgenomen op de IC in [woonplaats] . Door [instantie 3] wordt hij intensief begeleid. Het gaat sinds eind maart 2023 weer de goede kant op. Hij heeft bewust gewacht met werken (sinds september) omdat hij gestart was met schema therapie, hetgeen een traject is van 1,5 jaar. De vader geeft aan dat hij een keer per twee weken alcohol drinkt en dat hij geen andere verdovende middelen gebruikt.
3.8.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende geadviseerd. De visie van de raad is sinds de procedure bij de rechtbank gewijzigd. De zorgen die de moeder eerder over de vader heeft geuit zijn uitgekomen. Inmiddels is er al anderhalf jaar geen contact meer is geweest tussen de vader en [minderjarige] . Het is voor [minderjarige] moeilijk om na een lange tijd zonder contact, dit zomaar weer op te pakken. De angst van de moeder heeft zijn doorwerking op [minderjarige] . Het is echter wel belangrijk dat er weer contact tot stand gebracht wordt. [minderjarige] zou een positieve band met de vader moeten kunnen krijgen ook al heeft de vader moeilijkheden in het leven (gehad). Verder is het ook noodzakelijk dat de communicatie tussen de ouders verbetert. Om het contact tussen [minderjarige] en zijn vader te kunnen herstellen en de communicatie tussen de ouders te verbeteren, is hulp noodzakelijk. Het opstarten van de omgang zonder begeleiding is voor [minderjarige] nu tien stappen te ver en kan averechts werken. Gaandeweg de mondelinge behandeling is het voor de raad steeds duidelijker geworden dat een raadsonderzoek nodig is om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen.
De motivering van de beslissing
3.9.
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Partijen hebben geen vertrouwen in elkaar. Het hof acht het van belang dat nader onderzoek wordt gedaan, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de vader en de moeder worden betrokken, alsmede de vraag of en hoe er bij [minderjarige] sprake is van kindeigen problematiek die van belang is bij de eventueel vast te stellen zorgregeling. Het hof volgt daarom het advies van de raad en verzoekt de raad een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren over de volgende vragen:
  • Hoe verloopt de ontwikkeling van [minderjarige] ? Wat is de invloed van het ontbreken van het contact met de vader voor [minderjarige] nu en wellicht in de toekomst?
  • Welke mogelijkheden en belemmeringen ziet de raad rondom (herstel van) de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] ? Zijn er contra-indicaties, mogelijk gelegen in de persoonlijke omstandigheden van de ouders en/of kindeigen problematiek van [minderjarige] ?
  • Wat is er nodig om eventuele belemmeringen weg te nemen?
  • Welke zorgregeling, welke vorm en met welke frequentie, is het meest in het belang van [minderjarige] ?
  • Hoe kan de onderlinge communicatie tussen de ouders worden verbeterd?
  • Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in de rapportage en het advies te vermelden?
Het hof zal geen voorlopige contactregeling bepalen tussen de vader en [minderjarige] . Hierbij overweegt het hof dat [minderjarige] al lange tijd geen contact meer met de vader heeft gehad. De moeder heeft angst voor de vader, hetgeen effect heeft op het beeld dat [minderjarige] van de vader heeft. Verder kent het hof belang toe aan het advies van de raad dat het vastleggen van een (voorlopige) regeling zonder voorafgaande hulp en adequate begeleiding een tegenovergesteld effect zou kunnen hebben.
Volledigheidshalve merkt het hof op dat tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de vader kaartjes zal sturen aan [minderjarige] . De moeder is daarmee akkoord gegaan.
3.10.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak aanhouden tot
5 september 2024pro forma, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.11.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.9. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 5 september 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, J.C.E. Ackermans-Wijn en K.A. Boshouwers en is op 29 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.