ECLI:NL:GHSHE:2024:563

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
20-000244-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, gepleegd op 28 juli 2019 te Eindhoven. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat hij door de verdachte en zijn medeverdachte was aangevallen. Het hof heeft camerabeelden en getuigenverklaringen als bewijsmiddelen gebruikt en kwam tot de conclusie dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, hoewel hij niet de meest actieve rol had. Het hof heeft de strafmaat gematigd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schuldbewustzijn en het feit dat hij niet eerder voor een geweldsdelict was veroordeeld. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000244-22
Uitspraak : 9 februari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 24 januari 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-860390-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde zal bewezen verklaren met uitzondering van de tenlastegelegde gedragingen met een mes dan wel een scherp voorwerp en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 uren hechtenis.
Namens de verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juli 2019 te Eindhoven, althans in Nederland, met een ander of anderen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [straat] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
-
het schoppen/trappen en/of slaan/stompen tegen de rug en/of borst en/of het gezicht, althans het lichaam, en/of
-
het tonen van en/of zwaaien met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
op 28 juli 2019 te Eindhoven, met anderen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
-
het schoppen/trappen en slaan/stompen tegen de rug en/of borst en/of het gezicht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van dit arrest worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern het volgende aangevoerd.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte geen geweldshandelingen heeft gepleegd en evenmin een voor openlijk geweldpleging vereiste significante bijdrage heeft geleverd. Het was de verdachte die zijn broer [medeverdachte] probeerde tegen te houden. Volgens de verdediging is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de tenlastegelegde openlijke geweldpleging.
Het hof verwerpt het verweer overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
[slachtoffer] heeft op 8 augustus 2019 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij een jongen zag in een BMW die zei dat [slachtoffer] aan het inbreken was en dat hij zijn neef ging bellen. Niet veel later kwam er een witte Mercedes aan. In totaal waren ze met zijn drieën en vielen ze [slachtoffer] aan. De jongens van de Mercedes begonnen hem te slaan. In zijn verklaring van 29 juli 2019 – toen nog zelf als verdachte – heeft [slachtoffer] verklaard dat hij op de grond lag en door een van de mannen werd vastgehouden en dat ze hem toen gingen schoppen en slaan. Hij werd getrapt op zijn hoofd en op zijn rug en borst. Ook werd hij geslagen op zijn jukbeen.
[getuige] heeft verklaard dat hij op 28 juli 2019 in zijn donderblauwe BMW op de [straat] reed. Hij zag een donkere man bij de deur van de kapperszaak van de verdachte. [getuige] had sterk het vermoeden dat de man probeerde in te breken. Hierop heeft [getuige] de verdachte gebeld. Op een gegeven moment liep de man weg waarna [getuige] hem met de auto is gevolgd. Vanuit de auto sprak [getuige] de man aan en vroeg hij de man om te blijven staan. Vrij snel daarna kwamen de verdachte en zijn broer [medeverdachte] aan in een witte Mercedes. Beiden stapten uit en spraken de man aan. De man zei op dat moment dat hij niets had gedaan. De man probeerde weg te komen.
Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat om 05:57 uur het slachtoffer [slachtoffer] in beeld verschijnt en over het trottoir van de [straat] loopt. In beeld verschijnt vervolgens een donkerkleurige BMW die ter hoogte van [slachtoffer] tot stilstand wordt gebracht. Vanuit de tegenovergestelde richting komt een witte Mercedes aan die eveneens ter hoogte van [slachtoffer] tot stilstand wordt gebracht. Uit de BMW stapt 1 persoon, gebleken is dat dit [getuige] betreft, en uit de Mercedes stappen 2 personen. [medeverdachte] stapt als bijrijder uit de auto en de verdachte stapt als bestuurder uit. Alle drie de mannen lopen op [slachtoffer] af waarop [slachtoffer] een aantal passen achteruit zet. [medeverdachte] loopt met een versnelde pas in de richting van [slachtoffer] . Alledrie de mannen gaan om [slachtoffer] staan en [medeverdachte] maakt met zijn rechterbeen een schoppende beweging in de richting van [slachtoffer] maar komt hierbij zelf ten val. [medeverdachte] komt overeind en maakt nog een schoppende beweging in de richting van [slachtoffer] . [slachtoffer] rent weg en steekt de straat over waarna de drie mannen achter hem aan rennen. Bij de portiek van de woningen aan de overzijde van de straat komen de mannen weer samen waarna [slachtoffer] nogmaals wegrent en [getuige] en [medeverdachte] er weer achteraan rennen.
Uit de camerabeelden volgt naar het oordeel van het hof duidelijk dat de drie mannen, nadat zij uit de auto zijn gestapt, gezamenlijk naar [slachtoffer] lopen. [medeverdachte] stapt daarbij al uit de auto voordat deze geheel tot stilstand is gekomen. Eenmaal bij [slachtoffer] aangekomen, maakt [medeverdachte] kort na elkaar twee trappende bewegingen in de richting van [slachtoffer] . Op grond van de beelden kan het hof niet vaststellen of deze trappen raak zijn geweest. Dat de [medeverdachte] al vanaf dat moment geen goede intenties had en geweld wilde toepassen op [slachtoffer] is wel duidelijk. En dat moet op dat moment ook duidelijk zijn geweest voor de verdachte en [getuige] . Na deze twee trappende bewegingen heeft [slachtoffer] zich uit de dreigende situatie willen onttrekken en is hij weggelopen. De verdachte, [medeverdachte] en [getuige] lopen vervolgens achter [slachtoffer] aan. Bij de auto’s aan de overzijde treffen de vier mannen elkaar weer. Ten minste één persoon valt op de grond. Op de camerabeelden is vanwege het verspringen in tijd, obstakels op de weg en de geringe scherpte van de camerabeelden niet duidelijk te zien of en zo ja welke geweldshandelingen worden gepleegd. Wel is er beweging te zien. Uitgaande van de verklaring van [slachtoffer] is hij toen hij op de grond lag geschopt en geslagen door de twee mannen uit de witte Mercedes (het hof begrijpt: de verdachte en diens broer [medeverdachte] ).
Dat er op die plek daadwerkelijk geweld is toegepast op [slachtoffer] vindt steun in het feit dat bij [slachtoffer] na de gebeurtenissen door de politie een wondje aan de linkerzijde van zijn kin, een vlek op zijn rechterwang en een scheur in zijn blouse zijn geconstateerd.
Het kan niet anders dan dat dit is veroorzaakt op het moment dat de mannen bij de geparkeerde auto’s aan de overzijde van de straat waren. Het hof heeft in zoverre geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de tot het bewijs gebezigde inhoud van de verklaringen van [slachtoffer] .
Het hof ziet de gebeurtenissen als één onafgebroken geheel, waarbij al in ieder geval vanaf het moment van de eerste trapbewegingen door de [medeverdachte] in de richting van [slachtoffer] het voor alle betrokkenen duidelijk was dat de bedoelingen niet goed waren. Nadat [slachtoffer] zich uit deze situatie probeert te onttrekken en de straat oversteekt, lopen de drie mannen achter [slachtoffer] aan en wordt [slachtoffer] ingesloten. [slachtoffer] is hierna op de grond terechtgekomen en vervolgens door de twee personen uit de witte auto – de beide verdachten [achternaam] – mishandeld. Naar het oordeel van het hof is onder deze omstandigheden bij uitstek sprake van het "in vereniging" plegen van geweld waarbij in ieder geval de [medeverdachte] en [verdachte] aan dat geweld een voldoende significante of wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Dat verdachte zijn broer slechts heeft willen tegenhouden, acht het hof tegen de achtergrond van het voorgaande niet aannemelijk.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging dan ook in al zijn onderdelen.
Uit het letsel van de verdachte is af te leiden dat er op enig moment tijdens het voorval een scherp voorwerp aanwezig moet zijn geweest. Het hof heeft evenwel door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat – zoals is tenlastegelegd – dit voorwerp aan [slachtoffer] is getoond en/of dat daarmee is gezwaaid, zodat het hof de verdachte daarvan zal vrijspreken.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals dat hiervoor is bewezen verklaard, heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens [slachtoffer] . Het hof rekent het de verdachte aan dat hij een bijdrage heeft geleverd aan het toegepaste geweld. Met zijn handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Naar het oordeel van het hof is die bijdrage beperkter van aard dan die van de [medeverdachte] . Het hof zal die omstandigheid bij de strafoplegging betrekken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Het hof heeft tevens gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS ter zake van openlijke geweldpleging tegen personen zonder lichamelijk letsel. Deze oriëntatiepunten indiceren als vertrekpunt een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een geweldsdelict is veroordeeld en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is vanwege enkele strafbeschikkingen die dateren van na het bewezenverklaarde.
Daarnaast heeft hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij op de dag van het tenlastegelegde gewond is geraakt en dat hij een hardwerkende man is en dagelijks werkt in het bedrijf van zijn ouders. Voorts heeft de verdachte zich ter terechtzitting in hoger beroep schuldbewust getoond en is in contact getreden met het slachtoffer en diens moeder om het uit te spreken. Het hof weegt deze omstandigheden – in combinatie met het niet aan de verdachte toe te rekenen tijdsverloop in de zaak – ten gunste van de verdachte mee bij de strafoplegging.
Gelet op het vorenstaande acht het hof een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis passend en geboden.
Het hof constateert dat de redelijke termijn in eerste aanleg (met ongeveer vijf maanden) en in hoger beroep (met enkele dagen) is overschreden. Gelet op de beperkte hoogte van de op te leggen taakstraf zal het hof volstaan met de enkele constatering van deze overschrijdingen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 9 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Pelsser is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
BIJLAGE BEWIJSMIDDELEN
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de Eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche Eindhoven, met onderzoeksnummer OB2R019101, onderzoek Arapahoe, gesloten d.d. 17 november 2019, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-201, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 juli 2019 (pagina’s 34 – 35), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige] .
(pagina 34)
Zaterdag op zondagnacht 28 juli 2019 reed ik in een donkerblauwe BMW op de [straat] . Toen ik op de [straat] reed zag ik een donkere man met kracht tegen een deur van de kapperszaak aan duwen. Ik had sterk het vermoeden dat hij de deur wilde forceren. De kapperszaak is toevallig van mijn vriend [medeverdachte] (
het hof begrijpt hier: de [medeverdachte] ). Ik heb hem gebeld. Op een gegeven moment liep de man weg. Hij liep op de [straat] in de richting van het centrum. Ik ben hem met de auto gevolgd. Ik sprak hem vanuit mijn auto en vroeg [hem] te blijven staan. Ik zag dat de donkere man mij aankeek en het viel mij op dat zijn ogen vrij wijd openstonden. Het leek alsof hij onder invloed was. Al vrij snel was [medeverdachte] er. Hij was er samen met zijn broertje [verdachte] (
het hof begrijpt hier: de [verdachte] ). [medeverdachte] en [verdachte] kwamen aangereden in een witte Mercedes. Beiden stapte uit en spraken de donkere man aan. De donkere man zei: ‘Ik heb niks gedaan.’ Ik zag dat de donkere man probeerde weg te komen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 juli 2019 (pagina’s 36 – 38), voor zover inhoudende als verklaring van de [medeverdachte] ;
(pagina 36)
Ik was samen met mijn broer [verdachte] op stap geweest in Tilburg afgelopen nacht.
(pagina 37)
Wij werden gebeld door [getuige] (
het hof begrijpt hier: [getuige] ). Hij zei dat er geprobeerd werd bij onze zaak, kapsalon [medeverdachte] , gelegen aan de [straat] te Eindhoven, in te breken. Wij (
het hof begrijpt: de verdachte en zijn broer, de [verdachte] )zijn meteen naar de [straat] gereden. Wij zagen op de [straat] een stukje van mijn zaak af [getuige] staan. Wij zagen dat hij nog in de auto zat. Er was maar 1 iemand op straat en dat was de man waar [getuige] achteraan aan het rijden was. Wij hebben met beide auto’s de man klem gereden. Wij zijn alle drie uitgestapt.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2019 (pagina’s 131 – 134), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] ;
(pagina 131)
Op 1 augustus [2019] bekeek ik de camerabeelden die waren geregistreerd door de camera van onderneming [naam] , gelegen aan de [straat] te Eindhoven.
De beelden werden veiliggesteld in de periode 28 juli 2019 van 05:30 tot 06:25 uur.
Bij het bekijken van de camerabeelden nam ik het volgende waar:
05:57:06 uur – 05:58:18 uur
- Ik zag dat [slachtoffer] in beeld verschijnt, dat hij te voet is en over het trottoir van de [straat] loopt, gaande in de richting van het centrum.
- Ik zag dat [slachtoffer] gekleed is in donkere bovenkleding met een witte opdruk of witte letters op de rug, een donkere broek en witte schoenen.
- Ik zag dat er een donkerkleurige BMW 6-serie in beeld verschijnt en dat deze tot stilstand wordt gebracht ter hoogte van [slachtoffer] . Ik zag dat [slachtoffer] stopt met lopen en zijn lichaam draait in de richting van de BMW, waardoor het lijkt alsof hij vanuit de BMW wordt aangesproken.
(pagina 132)
- Ik zag dat de BMW vervolgens in beweging wordt gebracht en iets verderop wordt geparkeerd. Ik zag dat [slachtoffer] op dezelfde plek blijft staan en in de richting van de BMW blijft kijken,
05:58:18 uur – 05:59:00 uur
- Ik zag dat de BMW in beweging wordt gebracht, in de richting van [slachtoffer] rijdt en ter hoogte van [slachtoffer] tot stilstand wordt gebracht. Ik zag dat er vanuit de tegenovergestelde richting een witte Mercedes aan komt gereden die eveneens ter hoogte van [slachtoffer] tot stilstand wordt gebracht.
- Ik zag dat er uit de BMW één persoon stapt. Uit het onderzoek is gebleken dat dit [getuige] betreft.
- Ik zag dat er uit de Mercedes twee personen stappen. Uit het onderzoek is gebleken dat de persoon die als bijrijder uit de Mercedes stapt [medeverdachte] betreft en dat de persoon die als bestuurder uit de Mercedes stapt [verdachte] betreft.
- Ik zag dat alle drie de mannen (hiermee bedoel ik [getuige] , [medeverdachte] en [verdachte] ) op [slachtoffer] aflopen en dat [slachtoffer] hierop enkele passen achteruit zet. Ik zag dat met name [medeverdachte] met versnelde pas in de richting van [slachtoffer] loopt. Ik zag dat [getuige] zijn linkerhand op de borst van [medeverdachte] legt.
- Ik zag dat de drie mannen om [slachtoffer] heen gaan staan en dat [medeverdachte] met zijn rechterbeen een schoppende beweging maakt in de richting van [slachtoffer] , maar dat hij hierbij zelf ten val komt.
- Ik zag dat [medeverdachte] overeind komt/wordt geholpen en dat hij vervolgens nog een schoppende beweging maakt richting [slachtoffer] .
- Ik zag dat [slachtoffer] wegrent en de straat oversteekt. Ik zag dat de drie mannen achter hem aan rennen.
(pagina 133)
05:59:00 uur – 06:00:00 uur
- Ik zag dat [slachtoffer] richting een auto rent die geparkeerd staat ongeveer tussen de pandnummers [nummer] en [nummer] .
- Ik zag dat alle personen nog net te zien zijn op de beelden, maar dat het incident zich nu op de grens van het registratiebereik van de camera afspeelt.
- Ik zag dat [getuige] , [medeverdachte] en [verdachte] [slachtoffer] weer lijken te treffen op de locatie tussen pandnummers [nummer] en [nummer] .
- Ik zag dat de beelden verspringen van 05:59:04 uur tot 05:59:36 uur.
- Ik zag dat alle vier de mannen nog net zichtbaar zijn en dat [slachtoffer] wegrent en een geparkeerde auto tussen hem en de drie andere mannen in houdt.
- Ik zag dat [getuige] en [medeverdachte] naar [verdachte] lopen en dat [getuige] zich voorover buigt en lijkt te kijken naar het bovenlichaam van [verdachte] .
- Ik zag dat [getuige] en [medeverdachte] vervolgens weer in de richting van [slachtoffer] rennen.
4.
Een opname van beeld, als bedoeld in artikel 567 van het Wetboek van Strafvordering, te weten camerabeelden met bestandsnaam Camera2_ [straat] _ [straat] _20190728045900_20190728052358_516966, inhoudende:
Het betreft een opname van beeld met datumstempel 28 juli 2019 en tijdstippen 04:59:00 uur tot 05:23:59 uur. De beelden zijn conform de beschrijvingen zoals opgenomen in bewijsmiddel 5 en vanuit min of meer hetzelfde camerastandpunt opgenomen als de beelden die de verbalisant beschrijft. Te zien is dat de bijrijder van de witte auto (het hof begrijpt: [medeverdachte] ) het portier van de auto opent en uitstapt al voordat de witte auto volledig tot stilstand is gekomen. Kort daarop stapt ook de bestuurder (het hof begrijpt: [verdachte] ) uit de witte auto. Op de opname is te zien dat [slachtoffer] na de tweede trappende beweging door verdachte [medeverdachte] in zijn richting, de straat oversteekt en dat de drie mannen [slachtoffer] volgen naar de overzijde van de straat. De [verdachte] [medeverdachte] sluiten [slachtoffer] in ter hoogte van een portiek (vanaf tijdstip 05:01). Dan valt er ten minste één persoon. De vierde man, [getuige] , sluit zich vervolgens bij de mannen aan. De mannen bevinden zich nog enige tijd bij de portiek waarbij er verschillende bewegingen zijn waar te nemen. Omdat de beelden niet scherp zijn en er auto’s geparkeerd staan, is niet goed waar te nemen wat er precies gebeurt. Uiteindelijk rent [slachtoffer] weg en volgen [getuige] en de [medeverdachte] hem. Na een korte achtervolging keren zij terug naar [verdachte] die nog bij een geparkeerde auto staat.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2019 (pagina’s 45 – 47), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 2] ;
(pagina 45)
Op 28 juli 2019, omstreeks 06.00 uur, kreeg ik een melding op de [straat] te Eindhoven. Er zou in een aldaar gevestigde winkel zijn ingebroken. Ik hoorde van collega’s dat de dader te voet was gevlucht via de [straat] in de richting van het zuiden. De dader zou een donkere man zijn, kaal, 165 cm lang, donkere broek, grijs shirt. Ik zag een man lopen welke aan het in de melding opgegeven signalement voldeed. Ik heb de verdachte aangehouden
(het hof begrijpt: aangever [slachtoffer] ). Op dit moment zag ik dat de blouse van de verdachte bij een van zijn schouders was gescheurd.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2019 (pagina 51), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 3] ;
Ik heb foto’s gemaakt van de voor- en achterzijde van de verdachte
(het hof begrijpt: aangever [slachtoffer] ). Op de blouse van de verdachte, een donkerkleurige, zijn de witte letters van GS, G-Star en RD, Raw Denim te zien. De verdachte droeg verder een grijsachtige broek met witte vlekken en witte Airmax. De verdachte heeft aan de linkerzijde van zijn kin een klein wondje, onder zijn lip en hij had een vlek op de rechterwang.
7.
Het proces-verbaal van de in de zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 januari 2024, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
Mijn broer is als eerste de auto uitgestapt. Ik had wel verwacht dat hij boos zou worden nadat hij een paar woorden had gezegd. Tot in de straat zelf was mijn broer nog niet zo agressief, maar na die woordenwisseling wel.
U laat mij de beelden zien en zegt mij dat te zien is dat mijn broer [medeverdachte] twee trappende bewegingen maakt naar [slachtoffer] . Dat klopt. U zegt mij voorts dat op de beelden vervolgens te zien is dat wij achter [slachtoffer] aan gaan. Dat klopt
.
8.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 juli 2019 (pagina’s 160 – 165), voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] ;
V = Vraag verbalisanten
A = Antwoord verdachte
(pagina 161)
Er kwamen jongens aan die dachten dat ik aan het inbreken was, maar dat was helemaal niet [zo]. Iemand hield me vast, de ander begon op me in slaan. De derde deed niet zo veel. Die twee deden het meest.
V: Hoe zagen die twee eruit?
A: Een met krullen, een met steil haar achterover.
V: Wie hield je vast?
A: Die met de krullen.
V: Wie sloeg jou?
A: De lange met steil haar achterover.
(pagina 162)
V: Jij staat daar. Twee jongens komen
A: Ja met een BMW. Twee neven kwamen met een witte Mercedes.
V: Die jongen met krullen hield je vast. Die met steil haar…
A: Die trapte. Op mijn schouder en hoofd.
Die met de krullen hield me van achter vast. Die met steil haar trapte.
Ik was ook op mijn onderrug getrapt. Mijn rug is nu heel gevoelig.
V: En de derde jongen?
A: Die deed niet veel. Dat was die jongen die me als eerste aansprak. Hij had korte stekels.
(pagina 164)
V: Je had het net over dat een jongen je vast hield en de ander schopte en sloeg je.
A: Ja die met de krullen had me vast.
V: Doe eens voor.
A: Ik lag op de grond en ze gingen me schoppen en slaan.
V: Je werd toch vast gehouden?
A: Ja op de grond.
Ik lag met opgetrokken benen en mijn beide handen bij mijn hoofd om me te beschermen. Ik werd geraakt met een vuist op mijn linker jukbeen, en kreeg een trap op mijn lichaam: op mijn rug en borst.
9.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 17 oktober 2019 (pagina’s 29 – 33), voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] , afgelegd op 8 augustus 2019:
V = Vraag verbalisanten
A = Antwoord verdachte
(pagina 30)
V: Kun jij mij nou eens precies vertellen wat er gebeurd is die avond?
A: Ik zag een jongen in een BMW en die zei dat ik bezig was om in te breken. Hij stopte en zei: “Wacht maar hier, ik ga even mijn neef bellen.” En toen kwam die neef in een witte Mercedes. En toen waren ze met zijn drieën en vielen ze mij aan.
(pagina 31)
A: Toen kwamen ze alle drie op mij af. Die van de Mercedes, die begonnen mij te slaan.