ECLI:NL:GHSHE:2024:548

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
200.329.499_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging ontzegging omgang tussen vader en minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de omgang met zijn minderjarige dochter werd ontzegd. De vader, vertegenwoordigd door mr. B.H.S. Brinkman, verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en een zorgregeling vast te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. J.B. de Bruin, verzocht het verzoek van de vader af te wijzen. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in deze procedure. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 januari 2024, waarbij de moeder en haar advocaat niet aanwezig waren, wat leidde tot een voortzetting van de behandeling zonder hen.

De vader voerde aan dat er geen actueel kindgesprek had plaatsgevonden en dat de moeder in het verleden de contacten tussen hem en de minderjarige had gefrustreerd. Hij uitte zorgen over de thuissituatie van de minderjarige en vroeg om de benoeming van een bijzondere curator. De moeder daarentegen stelde dat de vader hulpverlening nodig had en dat de procedure belastend was voor de minderjarige, die inmiddels zestien jaar oud is en haar eigen mening kan vormen.

Het hof oordeelde dat de vader onvoldoende in staat was om op een positieve manier contact met de minderjarige te onderhouden en dat de belangen van de minderjarige voorop stonden. De vader had in het verleden belastende berichten naar de minderjarige gestuurd, wat leidde tot een verstoring van het contact. Het hof besloot de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. De vader werd aangeraden om hulpverlening voor zichzelf te zoeken om zijn gedrag te verbeteren en de wensen van de minderjarige te respecteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 februari 2024
Zaaknummer: 200.329.499/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/308009 / FA RK 22-2948
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. B.H.S. Brinkman,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.B. de Bruin.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat, kort gezegd, over het contact tussen de vader en de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 14 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroepberoep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 juli 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - het verzoek van de vader tot vaststelling van een zorgregeling toe te wijzen, en het verzoek van de moeder tot ontzegging van de omgang tussen de vader en [minderjarige] af te wijzen, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 29 augustus 2023, heeft de moeder verzocht het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Brinkman;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
Op het geplande tijdstip van de mondelinge behandeling bleken de moeder en haar advocaat, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet aanwezig. De griffier van het hof heeft telefonisch contact opgenomen met mr. De Bruin, in welk gesprek is medegedeeld dat mr. De Bruin en de moeder zich hadden vergist in het tijdstip van de mondelinge behandeling. Aangezien mr. De Bruin geen verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling heeft gedaan, heeft het hof besloten om de mondelinge behandeling zonder de moeder en haar advocaat te laten doorgaan.
2.4.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en op 15 januari 2024 hebben de voorzitter en de griffier buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met [minderjarige] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 17 maart 2023;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 18 december 2023;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 19 december 2023.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is de minderjarige [minderjarige] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
In 2011 hebben partijen afspraken gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (de zorgregeling), waarbij [minderjarige] één weekend in de 14 dagen bij de vader is, en een deel van de vakanties en feestdagen. Sinds september 2021 wordt er geen uitvoering meer gegeven aan de zorgregeling.
3.3.
De vader heeft in eerste aanleg verzocht om de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige] te wijzigen en een dwangsom te bepalen tot nakoming daarvan.
3.4.
Bij beschikking van 19 september 2022 heeft de rechtbank aan de raad verzocht een onderzoek te doen en advies uit te brengen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank het verzoek van de vader afgewezen en de vader met onmiddellijke ingang de omgang met [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden ontzegd.
3.6.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.7.
De vader voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Er heeft in eerste aanleg geen actueel kindgesprek met [minderjarige] plaatsgevonden, zodat de rechtbank niet had kunnen concluderen dat er bij haar geen ruimte is voor contact met de vader.
De moeder heeft in het verleden de contacten tussen de vader en [minderjarige] gefrustreerd. De vader vreest dat [minderjarige] nu ook door de moeder is beïnvloed. Ten onrechte is er niet ingezet op een (begeleide) omgangsregeling om te bezien of er op een positieve en onbelaste wijze omgang tussen [minderjarige] en de vader kon plaatsvinden.
De vader beseft dat hij in het verleden belastende berichten naar [minderjarige] heeft gestuurd en dat hij dit anders had moeten aanpakken. Gedurende de procedure is hiervan echter geen sprake meer geweest. Er is via Whatsapp wel normaal contact geweest tussen de vader en [minderjarige] , bijvoorbeeld op haar verjaardag.
Het is de verantwoordelijkheid van de vader om [minderjarige] te beschermen. Vanuit die gedachte heeft hij [minderjarige] willen overtuigen om zich niet te laten vaccineren. Hij vreest voor de gezondheid van [minderjarige] . Hij heeft ook zorgen over de thuissituatie van [minderjarige] . [minderjarige] is in het verleden bij de moeder weggelopen en naar de vader gegaan. De vader wil benadrukken dat hij er altijd voor [minderjarige] zal zijn en dat hij het haar niet gunt dat zij opgroeit zonder een vader.
De vader weet niet wat hij nog kan doen om het contact met [minderjarige] te herstellen. Hij heeft contact gehad met het CJG en de GGZ, maar zij kunnen de vader niet verder helpen.
Het is in het licht van alle omstandigheden onwaarschijnlijk dat [minderjarige] geen contact met de vader zou wensen. Het hof dient alle middelen in te zetten om ervoor te zorgen dat [minderjarige] met beide ouders een onbelast contact kan hebben. De vader verzoekt derhalve om een bijzondere curator te benoemen, omdat de belangen van [minderjarige] in strijd zijn met de belangen van de moeder en [minderjarige] op deze manier een stem krijgt.
3.8.
De moeder voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Het is teleurstellend dat de vader in hoger beroep is gekomen, nadat hij aan [minderjarige] heeft laten weten dat niet te zullen doen. [minderjarige] heeft behoefte aan rust en deze procedure is wederom belastend voor haar. [minderjarige] heeft haar mening duidelijk kunnen geven, ook aan de raadsonderzoeker. Bovendien kan zij haar mening in hoger beroep wederom kenbaar maken in gesprek met het hof. Een bijzondere curator heeft geen toegevoegde waarde.
Het is aan de vader om hulpverlening voor zichzelf in te schakelen, zodat hij inzicht krijgt in zijn doen en laten. Zolang het gedrag van de vader niet verandert, zal [minderjarige] geen contact met hem willen hebben.
3.9.
De raad heeft, zakelijk weergegeven, als volgt geadviseerd.
De raad staat nog steeds achter de conclusie uit het raadsrapport van 20 januari 2023 dat er op dit moment geen mogelijkheden zijn voor omgang tussen de vader en [minderjarige] . De raad is van mening dat vader hulpverlening nodig heeft en leert om op een voor [minderjarige] leeftijdsadequate manier aan te sluiten bij de ontwikkeling van [minderjarige] . De vader ervaart veel pijn en verdriet. De vader moet leren inzien welke impact zijn houding en uitspraken op [minderjarige] kunnen hebben. De vader belast [minderjarige] met zijn visie en hij biedt [minderjarige] geen ruimte om een leeftijdsadequate, eigen visie te ontwikkelen. Dit maakt dat [minderjarige] opnieuw in een klempositie terechtkomt. De vader wordt op dit moment onvoldoende in staat geacht om de omgang tussen hem en [minderjarige] op een positieve en onbelaste manier te laten plaatsvinden.
Dit maakt dat er geen rol is weggelegd voor de hulpverlening om toe te werken naar een fysieke omgangsregeling. [minderjarige] is heel duidelijk in haar mening. Het gevoel dat haar visie en mening geen waarde hebben voor vader, alsmede het feit dat hij haar belastende berichten stuurt en hij de moeder blijft beschuldigen van het brainwashen van [minderjarige] , heeft er bij [minderjarige] voor gezorgd dat ze op dit moment geen ruimte voelt om het contact met de vader aan te gaan. Gezien de leeftijd van [minderjarige] - zij is inmiddels zestien jaar - is zij voldoende in staat om een eigen mening te vormen en kan zij haar mening ook goed beargumenteren. Een nieuw onderzoek door de raad of de benoeming van een bijzondere curator gaat niets brengen. [minderjarige] zal geen ander verhaal laten horen. [minderjarige] heeft het nodig dat de vader met zichzelf aan de slag gaat en niet [minderjarige] zelf. Bovendien is het voor haar belangrijk dat zij rust krijgt.
Het wettelijk kader
3.10.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd
De rechter kan op grond van artikel 1:377a lid 3 BW een tijdelijk contactverbod opleggen indien de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot contact en/of het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen contact met zijn ouder heeft doen blijken.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De motivering van de beslissing
3.11.
Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank die tot de bestreden beslissing hebben geleid en neemt die na eigen onderzoek en waardering over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt hier, op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling nog naar voren is gebracht, het volgende aan toe.
3.12.
Het contact tussen de vader en [minderjarige] is sinds september 2021 verstoord geraakt, nadat [minderjarige] aan de vader heeft laten weten zich te willen laten vaccineren tegen Corona/Covid.
De vader heeft in reactie daarop meerdere belastende berichten naar [minderjarige] gestuurd, ook nadat [minderjarige] uitdrukkelijk, bij herhaling, aan de vader heeft verzocht hiermee te stoppen. De vader heeft zich ook bij herhaling negatief over de moeder uitgelaten, waarbij hij de moeder heeft beschuldigd van het brainwashen van [minderjarige] en het weghouden van [minderjarige] bij de vader. De vader is er nog steeds van overtuigd dat hiervan sprake is.
Op enig moment ging het met [minderjarige] op mentaal vlak niet goed en is het voor haar noodzakelijk gebleken om zich onder behandeling te laten stellen van de GGZ vanwege depressieve klachten en een angststoornis. Het gedrag van de vader is in dit kader niet helpend geweest.
De vader en [minderjarige] hebben meerdere pogingen gedaan om het contact te herstellen, maar het is de vader niet gelukt om zijn gedrag aan te passen aan de behoeftes van [minderjarige] . Dit heeft [minderjarige] veel verdriet gedaan en heeft het vertrouwen van [minderjarige] in de vader weggenomen.
Alhoewel het inmiddels beter met [minderjarige] gaat, staat zij nog steeds onder behandeling bij de GGZ-therapeut.
3.13.
Het hof ziet een liefhebbende, bezorgde, maar ook volhardende vader, die vanuit zijn eigen visie en zorgen [minderjarige] in bescherming wil nemen. Hij is dermate overtuigd van zijn eigen visie, dat er bij hem geen ruimte bestaat voor een andersluidend standpunt en het hem niet lukt om zijn visie en zorgen bij [minderjarige] weg te houden. Daar komt bij dat de vader ervan overtuigd blijft, hetgeen ook tijdens de mondelinge behandeling is gebleken, dat het de moeder is die [minderjarige] bij de vader weghoudt en dat het de moeder is geweest die [minderjarige] heeft gedwongen om zich te laten vaccineren. Anders dan de vader meent, is het hof daarvan overigens niet gebleken. De vader is onmachtig om bepaalde gebeurtenissen, waaronder de echtscheidingsproblematiek, achter zich te laten en in te zien dat hij [minderjarige] hiermee belast. Hierdoor raakt hij steeds meer van [minderjarige] verwijderd.
Wat [minderjarige] nodig heeft, is een vader die leert in te zien wat zijn handelen, zijn gedrag en zijn uitspraken voor impact hebben op [minderjarige] . [minderjarige] is inmiddels zestien jaar en zij heeft behoefte aan een vader die beseft dat zij inmiddels oud genoeg is om haar eigen mening te vormen en haar eigen keuzes te maken. Het is belangrijk dat [minderjarige] ervaart dat haar mening serieus wordt genomen en door beide ouders wordt gerespecteerd.
3.14.
Het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen wordt afgewezen. Er heeft reeds een raadsonderzoek plaatsgevonden, waarbij de stem van [minderjarige] goed is gehoord. Bovendien hebben de voorzitter en de griffier van het hof met [minderjarige] gesproken en is de mening van [minderjarige] , ook gelet op haar leeftijd, duidelijk naar voren gekomen. [minderjarige] brengt haar mening consistent naar voren. Met de raad is het hof van oordeel dat een nader onderzoek niet tot andere inzichten zal leiden.
[minderjarige] geeft een duidelijk signaal af dat zij op dit moment geen contact met de vader wil. [minderjarige] voelt zich door de vader niet gezien en gehoord en het contact met de vader voelt voor haar onvoorspelbaar en onveilig.
De vader doet er goed aan om de wens van [minderjarige] te respecteren. Voorkomen dient te worden dat [minderjarige] een terugval krijgt in haar psychische klachten.
Verder zal het helpend zijn als de vader hulpverlening voor zichzelf zoekt om enerzijds het verdriet dat hij heeft een plaats te kunnen geven en anderzijds om het benodigde zelfinzicht te krijgen, zoals hiervoor beschreven. Hierdoor zal er bij [minderjarige] mogelijk weer ruimte ontstaan om het contact met de vader te herstellen.
Afsluitende conclusie
3.15.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist dat sprake is van een situatie, waarbij [minderjarige] ernstige bezwaren heeft tegen het wijzigen en dus opleggen van een omgangsregeling tussen de vader en haar en waarbij het opleggen van een regeling in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] . De grieven van de vader falen derhalve.
3.16.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 14 april 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en M. Jonker en is op 22 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.