ECLI:NL:GHSHE:2024:547

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
200.327.457_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wijziging van zorgregeling en vervangende toestemming in het kader van ouderlijk gezag

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 maart 2023. De moeder verzoekt om de beslissing van de rechtbank te vernietigen met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van hun minderjarige kind, alsook om vervangende toestemming voor medisch onderzoek en de aanvraag van een paspoort. De vader verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2024 zijn beide ouders gehoord, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over hun kind, geboren in 2014. De rechtbank had eerder een co-ouderschapsregeling vastgesteld, die de moeder nu aanvecht. Het hof oordeelt dat er geen objectieve signalen zijn dat de huidige regeling te belastend is voor het kind en dat de zorgen van de moeder voortkomen uit haar eigen emoties. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de moeder af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 februari 2024
Zaaknummer: 200.327.457/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/396094 / FA RK 22-1403
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, [locatie] , hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de geschillen van de ouders in het kader van de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag over de minderjarige:
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 8 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 juni 2023, heeft de moeder verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking van 8 maart 2023 te vernietigen voor wat betreft de beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (de zorgregeling), het verzoek tot vervangende toestemming voor verwijzing naar een kinderarts en de beslissing over het paspoort en in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • het verzoek van de vader tot wijziging van de zorgregeling af te wijzen;
  • het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor een verwijzing naar kinderarts of psycholoog voor een (breed) psycho-/neurologisch en dyslexie-onderzoek en de eventuele daaruit volgende noodzakelijke behandeling toe te wijzen;
  • het verzoek van de vader tot vervangende toestemming voor de aanvraag en in beheer hebben van een paspoort voor [minderjarige] af te wijzen en toe te wijzen aan de moeder.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 26 juli 2023, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, althans die verzoeken af te wijzen.
2.3.
Bij V8-formulier van 10 oktober 2023 heeft de moeder het hof verzocht om [minderjarige] te horen. Het hof heeft dit verzoek afgewezen en dit telefonisch aan partijen kenbaar gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 7 februari 2023;
  • het V6-formulier van de zijde van de moeder d.d. 17 oktober 2023, met als bijlagen een (begeleidend) schrijven van diezelfde datum en de producties 1 tot en met 4.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Nuenen-Meulesteen;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Kerkhof;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.6.
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling beslist dat de door de moeder overgelegde productie 2 niet wordt geaccepteerd vanwege strijd met de goede procesorde en de tweeconclusieregel. Het is aan de advocaten van partijen om de standpunten van hun cliënten in het beroepschrift respectievelijk verweerschrift op zakelijke en bondige wijze naar voren te brengen. Voor een nadere conclusie in repliek en/of dupliek is in de procedure in hoger beroep geen plaats. De als productie 2 overgelegde eigen verklaring van de moeder wordt derhalve buiten beschouwing gelaten en maakt geen onderdeel uit van het procesdossier.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Uit deze inmiddels verbroken relatie is de minderjarige [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend en partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige] .
3.2.
De moeder heeft in eerste aanleg verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de toestemming van de vader te vervangen door de toestemming van de rechtbank voor verwijzing naar de kinderarts voor onder andere een (breed) psycho-/neurologisch onderzoek door een kinderarts in het [ziekenhuis] Ziekenhuis en de eventuele noodzakelijke behandeling van de minderjarige [minderjarige] ;
  • de vader te veroordelen in de kosten van de moeder voor deze procedure, bestaande uit de eigen bijdrage van de toevoeging voor de rechtsbijstand en het griffierecht;
  • de moeder vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een nieuwe identiteitskaart voor de minderjarige [minderjarige] , welk overeenkomstig het ouderschapsplan in beheer is bij de moeder en de kosten door de ouders bij helfte dienen te worden voldaan;
  • te bepalen dat in afwijking van het ouderschapsplan, een vakantie met de minderjarige [minderjarige] eindigt op maandagochtend naar school (8:30 uur).
3.3.
De vader heeft in eerste aanleg, bij wijze van zelfstandige verzoeken verzocht, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
  • het tussen partijen overeengekomen ouderschapsplan door de griffier te laten waarmerken en aan de door de rechtbank te wijzen beschikking te hechten;
  • de huidige zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en nader te bepalen dat de vader gerechtigd is tot contact met de minderjarige [minderjarige] op dezelfde wijze als omschreven in het verweerschrift;
  • te bepalen dat vervangende toestemming wordt verleend voor de aanvraag van een paspoort en identiteitskaart voor de minderjarige [minderjarige] ;
  • een andere beslissing te nemen die de rechtbank in het belang van de minderjarige [minderjarige] geraden acht.
3.5.
Bij beschikking van 22 juni 2022 heeft de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verleend voor de aanvraag van een nieuwe identiteitskaart voor de minderjarige [minderjarige] , welke kosten door de ouders bij helfte dienen te worden voldaan. Er is bepaald dat
het aangehechte en door de griffier gewaarmerkte ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking. Mr. W.R.M. Voorvaart, advocaat, kantoorhoudende te [plaats] is benoemd tot bijzondere curator en hem is verzocht om uiterlijk vóór de pro forma-datum aan de rechtbank schriftelijk verslag te doen van zijn bevindingen en daarbij een standpunt over de verzoeken in te nemen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
3.6.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 8 maart 2023 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang:
  • het aan de beschikking van 22 juni 2022 gehechte ouderschapsplan voor zover het de zorgregeling betreft gewijzigd en bepaald dat de vader en de minderjarige [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de even weken, waarbij het wisselmoment plaatsvindt op maandagochtend schooltijd;
  • aan de vader vervangende toestemming verleend voor de aanvraag van een paspoort voor [minderjarige] .
Het meer of anders verzochte is afgewezen.
3.7.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen, voor wat betreft de beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (de zorgregeling), het verzoek tot vervangende toestemming voor verwijzing naar een kinderarts en de beslissing over het paspoort.
De standpunten
3.8.
De moeder voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan. Ten onrechte heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot wijziging van de zorgregeling naar een co-ouderschap toegewezen; die beslissing is gebaseerd op onjuiste feiten. De rechtbank heeft de klachten van de moeder over de werkwijze van de bijzondere curator niet serieus genomen en heeft een te grote waarde gehecht aan de mening van [minderjarige] zoals die zou blijken uit het verslag van de bijzondere curator. Gelet op de berisping van de bijzondere curator in de klachtenprocedure dienen het verslag en de mening van de bijzondere curator volledig buiten beschouwing te worden gelaten. De zorgregeling is ten onrechte gewijzigd. In de relatie tussen partijen is sprake geweest van huiselijk geweld. De moeder heeft eraan gewerkt om dit verleden niet mee te nemen in het ouderschap. Van de vader mag ook worden verwacht dat hij hierin zijn aandeel pakt en dat hij laat zien dat hij de moeder erkent in haar moederschap. Vanuit de vader is er sprake van een duidelijk patroon van het kleineren, kwetsen en neerzetten van de moeder als leugenaar. De invoering van een co-ouderschapsregeling maakt de situatie niet beter. De moeder heeft in de huidige regeling geen zicht op [minderjarige] en ze vertrouwt de vader niet. Co-ouderschap vraagt meer overleg en afstemming, hetgeen niet mogelijk is. Partijen hebben al veel hulpverleningstrajecten doorlopen. Op enig moment moet worden geconcludeerd dat de ouders geen beter niveau in de ouderrelatie kunnen bereiken. Sinds de aanvang van het co-ouderschap merkt de moeder een nog groter contrast op in gedrag bij [minderjarige] en krijgt ze signalen van [minderjarige] dat ze minder graag naar de vader gaat. Nu een goede ouderschapsrelatie, wederzijds respect en een goede afstemming en communicatie tussen partijen ontbreekt, is een co-ouderschapsregeling niet passend bij [minderjarige] .
De rechtbank heeft voorts ten onrechte geen vervangende toestemming aan de moeder verleend voor verwijzing naar een kinderarts voor een (nader) onderzoek. Aan de afwijzing van dit verzoek ligt hoofdzakelijk ten grondslag dat de bijzondere curator de noodzaak niet zag. De bijzondere curator kan echter onmogelijk in zijn kortdurende onderzoek zicht hebben gekregen op wat [minderjarige] nodig heeft. Hij heeft geen contact gehad met school of andere instanties. De moeder vindt dat haar moedergevoel ten onrechte wordt genegeerd. Zij ziet dat [minderjarige] zich anders ontwikkelt dan leeftijdgenootjes. Het enige dat de moeder wil, is dat duidelijk wordt of [minderjarige] extra ondersteuning nodig heeft, zodat zij zich goed kan ontwikkelen. Indien uit dit onderzoek zou blijken dat [minderjarige] geen leer- of gedragsproblemen heeft, kan de moeder zich neerleggen bij de conclusie dat alleen partijen, als ouders van [minderjarige] , het probleem zijn.
De beslissing over het paspoort maakt de kans alleen maar groter dat de vader zonder communicatie, toestemming en overleg opnieuw met [minderjarige] naar het buitenland reist. Door deze beslissing zal geen rust ontstaan.
De gezinssituatie van de moeder is inmiddels veranderd. Zij is niet meer samen met haar nieuwe partner.
3.9.
De vader voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan. Hij betwist dat de beslissing van de rechtbank volledig is gestoeld op de bevindingen van de bijzondere curator. Ook de raad is om advies gevraagd en partijen zijn ter zitting gehoord. De beslissing van de rechtbank om een co-ouderschapsregeling vast te stellen is een juiste beslissing. De vader kan [minderjarige] structuur, duidelijkheid en een rustige omgeving bieden. Het gaat goed met [minderjarige] , ook op school en zij heeft bij de vader haar draai helemaal gevonden. Zij bloeit ontzettend op en functioneert goed. Anders dan de moeder beweert, spreekt [minderjarige] bij de vader ook met kindjes van school af. Op het moment dat [minderjarige] de moeder mist weet ze dat ze contact met de moeder kan opnemen. Een gelijkwaardige verdeling van zorg- en opvoedingstaken is in het belang van [minderjarige] .
De vader voelt zich evenmin als ouder erkend. De moeder neemt beslissingen over [minderjarige] zonder de vader hierin te betrekken. De vader wil graag een nader traject doorlopen om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, maar de moeder wil dit niet.
De vader ervaart nog steeds geen bijzonder of afwijkend gedrag als [minderjarige] bij hem is. Het is niet onaannemelijk dat het gedrag van [minderjarige] zoals de moeder dat beschrijft een direct gevolg is van de drukke thuissituatie bij de moeder. De vader vindt dit niet alarmerend. De moeder blijft er ten onrechte van overtuigd dat er iets mis is met [minderjarige] . Indien de uitkomst voor haar niet gewenst is, dan is een onderzoek ondeugdelijk geweest. Op dit moment speelt de kwestie van het afvijlen van de voortanden van [minderjarige] . Hierover loopt een kort geding.
Het paspoort is inmiddels aangevraagd en verstrekt. Deze beslissing opnieuw ter discussie stellen dient op dit moment geen enkel doel. De moeder is de houder van de Nederlandse identiteitskaart en de vader van het paspoort. Deze regeling brengt rust en is passend in een situatie waarbij beide ouders een aanzienlijk aandeel hebben in de zorg- en opvoedingstaken.
3.10.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling - zakelijk weergegeven - als volgt geadviseerd. [minderjarige] zou bij de moeder hebben aangegeven dat ze het niet zo fijn vindt bij de vader. Mogelijk is de huidige situatie voor [minderjarige] ingewikkeld. Er is jarenlang sprake geweest van een regeling die beperkter is dan de huidige regeling. Daarnaast speelt de problematiek op ex-partnerniveau, waarbij de ouders niet op een goede manier met elkaar kunnen communiceren. Beide ouders verklaren dat zij zich door de andere ouder niet erkend voelen in hun ouderrol. De signalen die [minderjarige] zou afgeven, lijken erop te duiden dat zij klem zit tussen de ouders en dat zij worstelt met loyaliteitsgevoelens. Dat hiervan sprake is, is eerder door [instantie] vastgesteld. Het advies van de bijzondere curator is niet alleen gebaseerd op het gesprek met [minderjarige] , maar op het gehele dossier dat er al ligt. Het is op geen enkele wijze met stukken onderbouwd dat er iets met [minderjarige] aan de hand zou kunnen zijn. De moeder is de enige die zorgen heeft. Vanuit school zijn er geen zorgelijke signalen gekomen. [minderjarige] doet het goed op school en volgens de vader gaat het met [minderjarige] ook goed. Het feit dat er een keer een opmerking door [minderjarige] wordt gemaakt doet daar niet aan af. De raad ziet op grond van het voorgaande geen aanleiding om [minderjarige] te verwijzen naar een kinderarts of psycholoog. De zorgregeling kan in principe overeind blijven staan. Co-ouderschap kan ook werken met minimale communicatie via een solo parallel ouderschap. Hier is nooit op ingezet. Het uniform hulpaanbod zou voor deze ouders helpend kunnen zijn, maar beide ouders moeten zich hieraan willen verbinden. De ouders moeten in het belang van [minderjarige] leren om te gaan samenwerken. Het is de omgekeerde wereld om te zeggen dat co-ouderschap er niet kan zijn, omdat de ouders niet met elkaar kunnen communiceren. Feit blijft dat het de moeder niet lukt om [minderjarige] los te laten wanneer [minderjarige] bij de vader verblijft. Zo heeft ze [minderjarige] zonder overleg met de vader opgehaald van school toen zij had vernomen dat de vader ziek was. Daarmee geef je een (onbedoeld) een bepaald signaal af aan [minderjarige] .
Het wettelijk kader
3.11.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande of een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De motivering van de beslissing
3.12.
Het hof acht zich, op grond van alle stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen op de (overige) verzoeken van de moeder in hoger beroep en ziet geen aanleiding om opnieuw een bijzondere curator te benoemen of een raadsonderzoek te gelasten.
Het hof heeft evenmin aanleiding gezien om met [minderjarige] te spreken.
3.13.
Het hof overweegt verder als volgt.
de zorgregeling
3.14.
Het hof is, na eigen onderzoek en waardering van de feiten en omstandigheden, met de rechtbank van oordeel dat een co-ouderschapsregeling het meest in het belang van [minderjarige] is.
De co-ouderschapsregeling wordt sinds 8 maart 2023 nagekomen en er zijn geen concrete, objectieve signalen, buiten de zorgen van de moeder, dat de regeling te belastend is voor [minderjarige] . De bezwaren van de moeder lijken met name voort te komen uit haar eigen gevoelens en emoties, omdat zij, desgevraagd, er moeite mee heeft dat zij geen zicht op [minderjarige] heeft wanneer [minderjarige] bij de vader is. Daarbij heeft de moeder nog steeds veel wantrouwen jegens de vader en lijkt zij ervan overtuigd dat al het handelen van de vader is ingegeven om de moeder een hak te zetten. Het lukt de moeder niet om in te zien dat de vader ook ouder van [minderjarige] is en dat hij, net als zijzelf, het beste met [minderjarige] voorheeft en dat hij [minderjarige] mist als zij bij de moeder is. [minderjarige] heeft twee ouders, bij wie zij het allebei goed heeft. Het enkele gegeven dat een goede communicatie tussen de ouders ontbreekt kan in deze situatie, mede in het licht van de weigering van de moeder om met de vader een nieuw ouderschapstraject aan te gaan, geen argument zijn om geen co-ouderschapsregeling vast te stellen. Ook indien wordt vastgehouden aan de oude zorgregeling is een goede communicatie tussen de ouders van belang en is sprake van een vrij uitgebreide contactregeling tussen de vader en [minderjarige] . In zoverre is er voor [minderjarige] niet veel veranderd. De grieven van de moeder ten aanzien van de zorgregeling falen.
vervangende toestemming voor verwijzing naar kinderarts of psycholoog
3.15.
Uit de stukken is gebleken dat de moeder al geruime tijd zorgen heeft over de vraag of er bij [minderjarige] sprake is van kindeigen problematiek. De zorgen van de moeder zien op het gedrag van [minderjarige] dat zij in de thuissituatie bij de moeder zou laten zien. Deze zorgen worden door de vader noch door andere instanties, zoals school, gedeeld.
[minderjarige] zit al jarenlang klem tussen de ouders vanwege de ex-partnerproblematiek die er tussen de ouders speelt. Er is voor [minderjarige] al veel hulpverlening ingezet, namelijk vanuit het CJG, JUZT, [praktijk] psychologen in [plaats] en Mentaal Beter. Daarnaast heeft [minderjarige] op verzoek van de moeder paardentherapie gehad. [minderjarige] is derhalve al aan diverse hulpverleners en onderzoeken blootgesteld geweest. Behalve sterke vermoedens van loyaliteitsproblematiek als gevolg van de ex-partnerstrijd, zijn er binnen deze trajecten geen verontrustende signalen en/of zorgen over [minderjarige] naar boven gekomen. Ook vanuit school zijn er geen signalen die het verhaal van de moeder ondersteunen. [minderjarige] ontwikkelt zich leeftijdsadequaat en laat geen verontrustend gedrag zien.
De huisarts ziet geen aanleiding om [minderjarige] door te verwijzen naar een specialist voor nader onderzoek. Daargelaten dat er derhalve geen enkele aantoonbare, objectieve aanwijzing is die de beslissing rechtvaardigt om [minderjarige] nader te laten onderzoeken door een kinderarts of psycholoog, is het verzoek van de moeder te vaag. Onvoldoende concreet is gemaakt waarop het door de moeder gewenste onderzoek is gericht, laat staan dat nu al vervangende toestemming kan worden gegeven voor de uit het onderzoek volgende noodzakelijke behandeling.
Al deze omstandigheden tezamen leiden tot de conclusie dat ook de grieven van de moeder ten aanzien van de toestemming voor nader onderzoek en behandeling falen.
vervangende toestemming in kader van paspoort
3.16.
Zowel de moeder als de vader hebben in eerste aanleg verzocht om hen vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een reisdocument/legitimatiebewijs. Eerder in de procedure heeft de moeder vervangende toestemming verkregen voor de aanvraag van een nieuwe identiteitskaart voor [minderjarige] .
Het hof stelt vast dat het paspoort van [minderjarige] inmiddels is verstrekt en in het bezit is van de vader, zodat de moeder een beperkt belang heeft bij haar verzoek in hoger beroep.
In de huidige situatie hebben beide ouders een reisdocument en daarmee een legitimatiebewijs van [minderjarige] in hun bezit. Dit stelt zowel de moeder als de vader in beginsel in staat om met [minderjarige] naar het buitenland af te reizen, zonder dat het noodzakelijk is om het reisdocument steeds uit te wisselen. Discussies over wie het reisdocument in zijn bezit heeft worden hiermee voorkomen. De toestemming van de andere gezaghebbende ouder blijft evenwel nodig om met [minderjarige] naar het buitenland te gaan.
Anders dan de moeder betoogt is er geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de vader misbruik zal maken van het paspoort. Het kortdurende verblijf van de vader met [minderjarige] in België/Plopsaland, dat in het verleden heeft plaatsgevonden, leidt niet tot een ander oordeel.
Afsluitende conclusie
3.17.
Op grond van het voorgaande falen de grieven van de moeder en slaagt het beroep niet. Het hof zal de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 8 maart 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en M. Jonker en is op 22 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.