ECLI:NL:GHSHE:2024:546

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
200.322.785_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en contactherstel tussen vader en minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de zorgregeling van een vader voor zijn minderjarige kinderen. De vader had verzocht om hervatting van de zorgregeling, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. De vader is volgens het hof niet in staat om kritisch naar zijn eigen rol te kijken en verdraagt geen feedback op zijn gedrag. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage geconcludeerd dat er te weinig mogelijkheden zijn voor contactherstel, vooral vanwege de houding van de vader en de weerstand van de kinderen. De kinderen hebben aangegeven niet open te staan voor contactherstel en voelen zich door hun vader in de steek gelaten. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant bekrachtigd, waarin de zorgregeling was vastgesteld. De moeder heeft geen verzoek gedaan om wijziging van deze regeling, waardoor het hof volstond met de afwijzing van het verzoek van de vader. Tevens heeft het hof de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 februari 2024
Zaaknummer: 200.322.785/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/398206 FA RK 22-2459
Eindbeschikking in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.L. de Craen,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. A. Goedkoop, thans zonder advocaat.
Deze zaak gaat over de volgende nog minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1] ( [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum ] 2013
;-[minderjarige 2] ( [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum ] 2015
.
Als belanghebbende merkt het hof aan:
Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

7.De tussenbeschikking van 2 november 2023

In zijn tussenbeschikking van 2 november 2023 heeft het hof het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzonder curator afgewezen.
Verder heeft het hof de raad verzocht, onderzoek te doen en te adviseren omtrent - kort gezegd - de mogelijkheden tot hervatting van het contact tussen de vader en de minderjarige kinderen van partijen.
Over de kwestie van de kinderalimentatie heeft het hof beslist bij afzonderlijke beschikking van 18 januari 2024.

8.Ontvangen stukken

De raad heeft op 7 december 2023 schriftelijk aan het hof gerapporteerd en geadviseerd.
De moeder heeft op 15 januari 2024 per e-mailbericht laten weten waarom zij zich met het advies van de raad kan verenigen.
De advocaat van de vader heeft bij brief van 15 januari 2024 aan het hof laten weten waarom de vader het niet eens is met het raadsadvies. Daarbij heeft de advocaat als productie 33 ook nog de schriftelijke reactie van de vader zelf overgelegd.
Het hof heeft om pragmatische redenen besloten, de genoemde persoonlijke zienswijzen van de moeder en van de vader bij de gedingstukken te voegen.

9.De nadere beoordeling

9.1.
Na uitgebreide weergave van gesprekken en contacten met de moeder, de vader en de gezinsvoogd - waarnaar het hof kortheidshalve verwijst - , komt de raad in zijn rapportage tot de volgende conclusie:
“Na onderzoek is de RvdK van mening dat er te weinig mogelijkheden zijn vanuit
met name vader en de kinderen om te komen tot contactherstel. De RvdK ziet
vooral belemmeringen bij vader als het gaat om emotioneel goed aan te kunnen
sluiten bij anderen en in staat zijn om kritisch te kijken naar zijn eigen handelen
en daarop feedback te ontvangen. De kinderen geven op verschillende plaatsen
aan dat zij op dit moment niet openstaan voor contactherstel. Ze voelen zich door
vader teveel in de steek gelaten en vinden het vervelend dat vader zich negatief
uitsprak t.a.v. hun moeder. De RvdK is van mening dat moeder daarnaast prima
in staat is om vader als persoon in het leven van de kinderen te houden en de
kinderen er op te wijzen dat hij hun vader is en zal blijven.”
De raad adviseert het hof tenslotte, geen omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen.
9.2
Het verzoek van de vader aan het hof komt erop neer dat het hof dient te bepalen dat de moeder moet meewerken aan contactherstel tussen vader en kinderen door middel van een opbouwregeling, zoals in het beroepschrift nader omschreven.
9.3.
Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de raad en zal in lijn met het raadsadvies het verzoek van de vader afwijzen.
De vader houdt sterk vast aan zijn standpunt dat het aan de moeder is te verwijten dat de in 2020 door de rechtbank vastgestelde zorgregeling in de zomer van 2021 is stilgevallen. De GI heeft uitgebreide pogingen gedaan om met de vader tot samenwerking te komen en om stappen te zetten richting contactherstel, echter een starre houding van de vader heeft gemaakt dat van samenwerking niets terecht komt. De vader blijft steken in wantrouwen en afwijzing jegens zowel de moeder als de GI en -zelfs- de raad. Hij is blijkbaar nog altijd niet in staat om te kijken naar zijn eigen rol, verdraagt geen feedback op zijn gedrag, en hij wil bovendien niet aannemen dat de kinderen zich inmiddels uit eigen wil verzetten tegen contactherstel. De houding van de vader en de weerstand van de kinderen maken tezamen dat het op dit moment niet in het belang van de kinderen is om tot contactherstel te besluiten.
Conclusie
9.4.
De moeder heeft geen verzoek gedaan om de op 21 december 2020 door de rechtbank vastgestelde zorgregeling te wijzigen. Daarom zal het hof volstaan met afwijzing van het verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder aan contactherstel moet meewerken en zal de bestreden beschikking in zoverre worden bekrachtigd.
Proceskosten9.5. De vader heeft in zijn beroepschrift verzocht de moeder te veroordelen in de proceskosten. Het hof ziet gelet op hetgeen de vader heeft aangevoerd en gelet op de uitkomst van de procedure geen reden om af te wijken van het uitgangspunt om de proceskosten in hoger beroep te compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

10.De beslissing

Het hof:
wijst af het verzoek van de vader betreffende hervatting van de zorgregeling en bekrachtigt in zoverre de door de vader bestreden beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 1 december 2022;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.N.M. Antens en H.M.A.W. Erven en is op 22 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.