In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzoekt om wijziging van de zorgregeling voor haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die momenteel onder toezicht staan van de Gecertificeerde Instelling (GI). De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen om de week bij de vader verblijven, maar de moeder is van mening dat deze regeling niet in het belang van de kinderen is. De GI heeft in hoger beroep verzocht om de zorgregeling te wijzigen naar een 50/50 verdeling, maar de moeder betwist de noodzaak van deze wijziging.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er een onrustige situatie heerst tussen de ouders, wat ook invloed heeft op de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen wijziging van omstandigheden is die een aanpassing van de zorgregeling rechtvaardigt. De moeder heeft aangevoerd dat de huidige regeling al voldoende duidelijkheid biedt en dat de wensen van de kinderen gerespecteerd moeten worden. Het hof heeft ook de mening van de kinderen in overweging genomen, waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun voorkeur hebben uitgesproken voor minder frequent contact met de vader.
Uiteindelijk heeft het hof besloten de bestreden beschikking te vernietigen en de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 31 oktober 2022 te herleven. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is om meer rust te ervaren bij de moeder en dat er eerst onderzocht moet worden hoe het contact met de vader kan worden hersteld. De beslissing van het hof is op 22 februari 2024 uitgesproken in het openbaar.