ECLI:NL:GHSHE:2024:535
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in verkeerszaak
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 13 juni 2023. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken wegens overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep. De verdachte had op 20 juni 2023 hoger beroep ingesteld, maar op 23 januari 2024 heeft de raadsman van de verdachte het hoger beroep ingetrokken. Het hof merkte op dat de zaak al op 17 oktober 2023 was aangevangen, waardoor het intrekken van het appel niet meer mogelijk was. Het hof concludeerde dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis kennelijk niet langer handhaafde.
Gelet op het feit dat het belang van de verdachte en andere rechtens te respecteren belangen niet gediend zijn met een behandeling van het hoger beroep, heeft het hof toepassing gegeven aan artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken en is op 24 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.