ECLI:NL:GHSHE:2024:531

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
20-000632-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen en overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1992 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor diefstal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 december 2022 in Eindhoven en Schagen meerdere kledingstukken heeft weggenomen, en dat hij in Eindhoven een kniptang bij zich had, wat in strijd is met de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van drie weken voor de diefstallen, en schuldig verklaren zonder straf voor de overtreding van de verordening. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd, de verdachte schuldig verklaard voor de diefstallen en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van voorarrest. Voor de overtreding van de verordening is geen straf opgelegd. Het hof heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere justitiële documentatie van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder in aanraking is gekomen met de politie voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000632-23
Uitspraak : 7 februari 2024
VERSTEK (onip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 16 februari 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-321989-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken en de verdachte ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 december 2022 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere kledingstukken, in elk geval enig(e) goederen, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 8 december 2022 te Schagen, meerdere kledingstukken (merk: Bjorn Borg), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 8 december 2022 te Eindhoven, op een openbare plaats, te weten op [adres] , heeft vervoerd of bij zich heeft gehad, een kniptang, althans enig gereedschap en/of voorwerp, die/dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen en/of onrechtmatig sluitingen te openen en/of te verbreken en/of diefstal te vergemakkelijken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 8 december 2022 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, kledingstukken, die aan [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 8 december 2022 te Schagen, kledingstukken (merk: Bjorn Borg), die aan [benadeelde 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 8 december 2022 te Eindhoven, op een openbare plaats, te weten op [adres] , heeft vervoerd of bij zich heeft gehad, een kniptang, die ertoe kan dienen onrechtmatig sluitingen te openen en/of te verbreken en diefstal te vergemakkelijken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 2:44, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich op 8 december 2022 tweemaal schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Eerst in Schagen en daarna in Eindhoven, welke laatste diefstal hij samen met een ander heeft gepleegd (feiten 1 en 2). Winkeldiefstal betreft een delict dat leidt tot schade, overlast en ergernis bij de gedupeerden. Voorts heeft de verdachte in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven in het openbaar een kniptang bij zich gehad die gebruikt kan worden voor het onrechtmatig openen of verbreken van sluitingen om diefstal te vergemakkelijken (feit 3).
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder in aanraking is geweest met politie en justitie in verband met meerdere diefstallen.
Het hof acht gelet op het voorgaande oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest, ter zake van de bewezenverklaarde diefstallen passend en geboden.
Ter zake van de onder feit 3 bewezenverklaarde overtreding zal het hof overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, volstaan met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 62, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2:44 van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 7 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.