ECLI:NL:GHSHE:2024:528

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
20-000676-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met strafoplegging en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor mishandeling. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 60 uren opgelegd, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast was de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, volledig toegewezen, inclusief wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd om het vonnis te bevestigen, terwijl de raadsman vrijspraak heeft bepleit en de afwijzing van de vordering van de benadeelde partij. Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van zijn ex-partner. De mishandeling vond plaats in de woning van het slachtoffer, wat de ernst van de zaak vergroot.

Het hof heeft de bewijsvoering aangevuld en de ontkennende verklaring van de verdachte niet geloofd, gezien de gedetailleerde aangifte van het slachtoffer en de ondersteunende bewijsstukken. Het hof heeft de strafoplegging herzien en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, opgelegd, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor wat betreft de strafoplegging, maar het vonnis voor de rest bevestigd, inclusief de beslissing over de benadeelde partij.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000676-23
Uitspraak : 7 februari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 maart 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-314666-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1991,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geheel toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met aanvulling van de bewijsvoering en met uitzondering van de strafoplegging en de strafmotivering. Het hof vult de door de politierechter toegepaste wettelijke voorschriften aan met artikel 63 Sr.
Aanvulling bewijsmiddelen
De bewezenverklaring komt mede te berusten op:
Een schriftelijk bescheid inhoudende een medisch journaal d.d. 30-11-2022 betreffende [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1996 (dossierpagina 64), waarin wordt vermeld:
30-11-22: op spreekuur
Achterhoofd: links drukpijnlijk zwelling.
Rechter onderarm: schaafwond.
Schouder rechts: blauwe plek (hematoom) van circa 2,5 cm.
Borst: rechter borst hematoom van circa 3 cm.
Aanvulling van de bewijsoverwegingen
Naar aanleiding van hetgeen van de zijde van de verdediging in hoger beroep is aangevoerd overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt vast dat aangeefster [slachtoffer] een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd over hetgeen op 29 november 2022 in haar woning heeft plaatsgevonden. Deze aangifte wordt ondersteund door de op 29 november 2022 door verbalisant [verbalisant] bij [slachtoffer] waargenomen verwonding en loopbeperking, en het, daags erna, door de huisarts geconstateerde letsel alsmede de foto’s van het letsel en de toestand waarin de woning werd aangetroffen. Het hof ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze aangifte te twijfelen.
Tegenover deze aangifte staat de ontkennende verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij weliswaar niet betwist dat er sprake is van letsel bij [slachtoffer] maar dat hij niet degene is geweest die het letsel heeft toegebracht. Deze ontkennende verklaring wordt niet door enig onderdeel van het dossier of onderzoek ondersteund.
Het hof stelt voorts vast dat de verdachte op een aantal punten wisselende verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aanvankelijk verklaard dat hij, toen hij die dag terugkwam van zijn werk, de woning van [slachtoffer] niet meer in kon komen en dat hij het bloed in de woning eerst had gezien op de foto’s in het dossier. Nadat de verdachte ter terechtzitting werd voorgehouden dat hij bij de politierechter heeft verklaard dat hij bij terugkeer in de woning van [slachtoffer] zag dat er bloed aanwezig was, heeft de verdachte zijn verklaring gewijzigd en verklaard dat hij na terugkeer de woning is ingegaan, dat er niemand thuis was en dat hij zag dat er zich bloed op de bank in de huiskamer bevond.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat er ten tijde van het incident ook een chauffeur van de verdachte in de woning aanwezig was, die daarvan getuige is geweest. De verdachte heeft de aanwezigheid van een chauffeur echter betwist en heeft daaromtrent ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij een koeriersbedrijf heeft en dat hij werkzaam is als zzp’er en dus geen personeel in dienst heeft. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij in het kader van zijn koeriersbedrijf over twee bussen beschikt en één man personeel in dienst heeft.
Gelet op het voorgaande hecht het hof geen geloof aan de ontkennende verklaring van de verdachte, zodat hof aan deze verklaring voorbijgaat.
Ook hetgeen de raadsman overigens ter verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd brengt het hof niet tot een ander oordeel dan de politierechter. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn ex-partner, door een klok tegen haar hoofd en een prullenbak tegen haar lichaam te gooien, haar ten val te brengen op glasscherven en haar tegen het lichaam te stompen en te schoppen, met pijn en letsel tot gevolg. Deze mishandeling vond plaats in de woning van het slachtoffer, de plek waar zij zich juist veilig zou moeten voelen. Door aldus te handelen heeft de verdachte haar lichamelijke en geestelijke integriteit geschonden en inbreuk gemaakt op haar gevoel van veiligheid. Het hof rekent dit de verdachte sterk aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder herhaaldelijk is veroordeeld voor huiselijk geweld, hetgeen het hof als strafverzwarend meeweegt, alsmede de persoonlijke omstandigheden zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht en waarin het hof gelet op de ernst van het feit geen strafmatigende omstandigheden ziet.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof dan ook van oordeel dat de door de politierechter opgelegde taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis geen recht doet aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het plaatsvond. Het hof zal derhalve een taakstraf opleggen voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis. Daarnaast zal het hof bij wijze van stok achter de deur een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaren, opleggen.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige (dus inclusief de beslissing ten aanzien van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel), met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 7 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.