3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellant] en [geïntimeerde] waren met elkaar bevriend.
Een bankafschrift van een bankrekening van [appellant] van 4 januari 2010 bij Fortis bank laat zien dat op 24 december 2009 een bedrag van € 99.101,14 is overgeboekt door Notarishuys Veldhoven onder de vermelding
“
saldo afrek. [aktenummer]
inz. hyp. lening [persoon A] ”
Op hetzelfde bankafschrift staat vermeld dat op 28 december 2009 een bedrag van
€ 50.000,00 is overgemaakt naar een bankrekening op naam van [geïntimeerde] onder de vermelding “
terugbetaling lening” en dat op diezelfde datum een bedrag van
€ 50.000,00 is overgemaakt naar [geïntimeerde] onder de vermelding “
lening”.
Overgelegd zijn mutatieformulieren van ABNAMRO, waaruit blijkt dat op een bankrekening met nummer [rekeningnummer] (naam begunstigde is niet vermeld, toevoeging hof) door [geïntimeerde] in de periode tussen 13 december 2019 en 28 januari 2021 is overgemaakt € 6.090,00 . Door een bedrijf genaamd Carmel Solutions Europe BV is tussen 9 december 2019 en 10 januari € 1.500,00 betaald op diezelfde bankrekening.
Op 8 februari 2021 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] geschreven:
“
Op 24 december 2009 heb ik aan u geleend een geldbedrag ad € 100.000
(€ 99.101,14 + € 898,86 voor voorgeschoten legesrechten, notariële en kadastrale kosten (..). Wij zijn geen tijdstip voor terugbetaling overeengekomen. Op grond van artikel 7:129e BW bent u dan ook verplicht om het verschuldigde, binnen zes weken na opeising door mij, aan mij terug te betalen. Door middel van deze brief eis ik het verschuldigde op. (..)”.
[geïntimeerde] heeft niet aan de sommatie voldaan.
3.2.1.[appellant] heeft [geïntimeerde] in rechte betrokken en, uitvoerbaar bij voorraad,
primair veroordeling van [geïntimeerde] gevorderd tot betaling € 100.000,00, primair te vermeerderen met de wettelijke rente van 22 maart 2021 tot aan de dag van algehele voldoening, subsidiair vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, kosten rechtens,
b. subsidiair, om aan hem een zodanige geldsom te betalen door de rechtbank in goede
justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, kosten rechtens.
3.2.2.[appellant] heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd.
Op grond van (primair) de tussen partijen gesloten mondelinge overeenkomst van
geldlening is [geïntimeerde] een bedrag van € 100.000,00 aan hem verschuldigd. Dit bedrag is op
24 december 2009 door de notaris overgemaakt. Door terugbetalingen te doen, heeft
[geïntimeerde] de geldlening erkend. Op grond van artikel 7:129 e BW is het bedrag opeisbaar
vanaf 22 maart 2021. Daarnaast is [geïntimeerde] wettelijke rente verschuldigd over de hoofdsom, vanaf 22 maart 2021. Subsidiair is sprake van ongerechtvaardigde verrijking en meer subsidiair van onrechtmatige daad.
[geïntimeerde] heeft de vorderingen gemotiveerd betwist en er daarbij onder meer op gewezen dat artikel 7:129 e BW niet van toepassing is en dat de vorderingen van [appellant] verjaard zijn.
3.2.3.De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen omdat, kort gezegd, deze door [appellant] onvoldoende zijn onderbouwd. [appellant] is daarbij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] .
3.3.1.[appellant] is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van het vonnis. Daarbij heeft hij het hierboven onder 3.1. b genoemde bankafschrift overgelegd, alsmede schriftelijke verklaringen van hemzelf, van [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] .
3.3.2.[geïntimeerde] heeft de grieven gemotiveerd bestreden.
Discussie hoogte geleend bedrag
3.4.1.De stellingen van [appellant] met betrekking tot (de grondslag van) zijn vorderingen op [geïntimeerde] luiden in hoger beroep anders dan in eerste aanleg. Zo stelde [appellant] in eerste aanleg dat de notaris op zijn verzoek een bedrag van € 100.000,00 had overgemaakt aan [geïntimeerde] . [appellant] stelt nu dat het geld niet door de notaris aan [geïntimeerde] is overgemaakt, maar naar de bankrekening van [appellant] . Met gebruikmaking van de bankpas en inloggegevens van [appellant] heeft [geïntimeerde] toen vervolgens zelf dit geld overgemaakt naar zijn eigen rekening, en hij heeft daarbij ook de omschrijvingen ingevuld, aldus [appellant] .
3.4.2.In hoger beroep (mva nr 8) erkent [geïntimeerde] de geldlening door hem van [appellant] gedeeltelijk, namelijk tot het bedrag van € 50.000,00. Deze schuld is vervolgens teniet gegaan als gevolg van allereerst (deel)betalingen door [geïntimeerde] aan [appellant] , aldus [geïntimeerde] . [geïntimeerde] lijkt hiermee zijn eerdere stelling te verlaten, dat hij deze betalingen heeft gedaan ten behoeve van een in Thailand gedetineerde zoon van [appellant] . Daarnaast beroept [geïntimeerde] zich op verrekening tot een bedrag van € 13.617,00 in verband met betalingen ten behoeve van [appellant] aan [stichting] (vgl. prod. 4 bij mva). Het resterende bedrag zou hij contant hebben betaald, aldus [geïntimeerde] ter zitting bij het hof.
[appellant] erkent die via de bank gedane deelbetalingen, temeer nu hijzelf in eerste aanleg de mutatieformulieren heeft overgelegd, waaruit volgens hem blijkt dat [geïntimeerde] deelbetalingen tot een bedrag van € 7.590,00 heeft gedaan. Uit deze deelbetalingen vloeit ook de erkenning voort door [geïntimeerde] van de vordering van [appellant] , aldus [appellant] . De verrekening via de betaling aan [stichting] heeft hij ter zitting betwist, evenals de door [geïntimeerde] gestelde contante betalingen.
3.4.3.[geïntimeerde] stelt dat het andere aan hem overgemaakte bedrag van € 50.000,00 een aflossing door [appellant] was op een lening van [geïntimeerde] aan [appellant] . [geïntimeerde] wijst daarbij op een (ongedateerd) briefje van [appellant] aan de notaris, waarin deze de notaris verzoekt om
€ 100.000,00 in twee tranches aan [geïntimeerde] te betalen “
Bij de 1° tranche vermelden terugbetaling lening 50.000 euro Bij de 2° tranche vermelden privé lening 50.000 euro” (prod 1 mva).
3.4.4.Het hof zal deze discussie over de hoogte van het door [geïntimeerde] geleende bedrag en diens resterende restschuld verder ter zijde laten vanwege het navolgende.