3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.Het (voormalig) klooster, gelegen aan de [adres 1] te [plaats] , is in 2000-2001 verbouwd tot een wooncomplex en gesplitst in twaalf appartementsrechten. De appartementen zijn gelegen op de begane grond en eerste verdieping. Zij zijn gesitueerd rondom een binnentuin. De zeven appartementen op de begane grond beschikken over een terras dat is gelegen direct grenzend aan het appartement. De overige vijf appartementseigenaren, met een appartement gelegen op de eerste verdieping, hebben een privéterras in de binnentuin. Deze (juridisch) afzonderlijke terrassen in de binnentuin zijn nimmer als zodanig omheind, zoals wel het geval is bij de terrassen behorende bij de appartementen op de begane grond. De appartementseigenaren met een appartement op de eerste verdieping maken feitelijk gezamenlijk gebruik van de binnentuin, met uitzondering van het appartement van [eigenaar 11] . [eigenaar 11] heeft een afgescheiden gedeelte in een hoek van de binnentuin.
3.1.2.Op 6 juli 2000 is de akte van splitsing notarieel verleden en is de VvE opgericht. Op deze splitsing is het modelreglement
‘splitsing in appartementsrechten van 2 januari 1992’van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie van toepassing. In de splitsingsakte is op blad 2 e.v. onder meer het volgende opgenomen:
“Vervolgens verklaarde de comparanten het Gebouw te splitsen in de navolgende appartementsrechten: (…) 9. Het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning (bouwnummer A6) met aanbehoren op de eerste verdieping op de hoek [adres 1] alsmede een privéterras in de hof, kadastraal bekend [kadastraal nummer 1] onverdeeld aandeel in de gemeenschap bestaande uit het Gebouw.”. De bijbehorende splitsingstekening komt niet overeen met de feitelijke situatie, zijnde gemeenschappelijk gebruik van de binnentuin.
3.1.3.De projectontwikkelaar, Stichting [projectontwikkelaar] , heeft bij de uitvoering van de binnentuin besloten een gemeenschappelijke binnentuin te realiseren in plaats van de privéterrassen. Er zijn meerdere ontwerpen gemaakt van de binnentuin die hebben geleid tot de huidige indeling van de binnentuin. In de notulen van de eerste algemene ledenvergadering (ALV) op 15 november 2001 is onder meer onder punt 03. opgenomen:
“Ingekomen stukken en mededelingen.- Door het gemeenschappelijk maken van de binnentuin (…) dient er een wijziging aangebracht te worden op de splitsingstekening.”. Voornoemde Stichting droeg destijds de verantwoordelijkheid voor de aanpassing van de oorspronkelijke splitsingsakte naar de werkelijke situatie bij oplevering. Dat is nooit gebeurd. Vanaf de oplevering, dus al ruim twintig jaar, is de tuin, voor zover niet bestaande uit de privéterrassen van de benedenwoningen en het afgescheiden gedeelte van [eigenaar 11] , als gemeenschappelijke binnentuin gebruikt. Dit is ook als zodanig opgenomen in de diverse notulen van de ALV van de VvE. De binnentuin is tot op heden op kosten van de VvE onderhouden.
3.1.4.[verweerster] heeft haar appartementsrechten (woning, berging en parkeerplaats) op 13 augustus 2015 gekocht.
In de koopakte (Koopovereenkomst appartement -productie 1 bij verweerschrift eerste aanleg) staat in artikel 1 onder meer het volgende:
“artikel 1. Verkoop en koop.Verkoper verkoopt aan koper, die van verkoper koopt het appartementsrecht waaronder wordt begrepen 1. het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning (bouwnummer A6) met aanbehoren op de eerste verdieping in het stadshuis op de hoek [adres 1] , alsmede een terras in de hof, kadastraal bekend [kadastraal nummer 1] ;”.
In de notariële akte van levering van 12 november 2015 wordt als bepalingen van de koopovereenkomst onder het kopje
“ERFDIENSTBAARHEDEN EN BIJZONDERE VERPLICHTINGEN”(blad 4 en 9) onder meer het volgende vermeld:
“(…) Ten aanzien van erfdienstbaarheden, kwalitatieve verplichtingen, kettingbedingen en/of andere bijzondere verplichtingen met betrekking tot het verkochte wordt verwezen naar de hiervoor onder ‘Beschikkingsbevoegdheid verkoper’ vermelde akte van levering. In die akte is onder meer woordelijk vermeld: (…) Koper verklaart ermee bekend te zijn dat verkoper voornemens is om, in overleg met alle huidige appartementseigenaren van het complex, de akte van splitsing te wijzigen, in dier voege dat de thans tot de appartementsrechten met de kadastrale (index-) nummers [kadastraal nummer 2] , [kadastraal nummer 1] , [kadastraal nummer 3] , [kadastraal nummer 4] en [kadastraal nummer 5] behorende privé-terrassen in de hof niet langer tot (de privégedeelten van) deze appartementsrechten zullen behoren en tot gemeenschappelijke ruimte (gemeenschappelijke tuin) zullen worden bestemd. (…)”.
Uit de akte van levering van 12 november 2015 (blad 1) blijkt verder dat aan [verweerster] (onder meer) is geleverd het volgende:
“OMSCHRIJVING REGISTERGOEDEREN a.het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning op de eerste verdieping in het stadshuis, alsmede een privéterras in de hof, gelegen te [adres 2] , kadastraal bekend [kadastraal nummer 1] ,(…)”.
3.1.5.In een brief gedateerd op 8 november 2015 van de familie [eigenaar 14] wonende aan de [adres 3] gericht aan [verweerster] is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(…) Op grond van de Splitsingsakte is de tuin gemeenschappelijk bezit. (…)”.
3.1.6.[verweerster] heeft een tafel en bank neergezet op het gedeelte in de binnentuin dat als zijnde van haar is aangewezen door haar makelaar tijdens de bezichtiging voorafgaand aan de koop van haar appartement.
3.1.7.In een
“Position Paper terrassen appartement houders”met als onderschrift: ‘
F.W. 8/4/2016’ is onder meer het volgende opgenomen:
“- Appartementshouders hebben het recht op het terras dat ze middels de koopakte en de daarbij behorende splitsingsakte inclusief tekening, hebben verkregen. (…)
- Het nieuwe ontwerp hield er o.m. wel rekening mee dat er tenminste 5 terrassen moesten komen.
- De goedkeuring voor het nieuwe tuin/terrassenplan hield in dat de appartementsbewoners afzagen van hun gebruikers recht van de oorspronkelijke eigendommen als vastgelegd in de bij aankoop geldende splitsingsakte. Daartegenover kreeg men wel het recht een ander terras te gebruiken zonder in deze fase specifiek vast te leggen welk terras. De appartement eigenaar blijft echter de rechtmatige eigenaar van het terras zoals in zijn koopakte is vastgelegd. (…)”en
“(…) Als iemand een bepaald terras in gebruik heeft, kan hij daar geen rechten aan ontlenen, en wel in die zin dat hij bij verkoop het recht van het gebruik van dat terras in welke vorm dan ook kan toezeggen of overdragen aan de koper van zijn pand. (…)”.
3.1.8.Op de algemene ledenvergadering (ALV) van 30 september 2021 is onder punt 06 van de notulen de situatie van de binnentuin toegelicht. Van alle eigenaren, behalve [verweerster] , is toestemming verkregen om het traject zoals vermeld in de notulen verder af te lopen om tot een oplossing te komen. Er zijn nieuwe splitsingstekeningen gemaakt. Het ontwerp wijziging splitsingsakte is gedateerd op 20 februari 2022.
3.1.9.In het taxatierapport gedateerd op 21 februari 2022 van [taxateur] te [plaats] heeft taxateur [taxateur] de waarde van de schadeloosstelling voor [verweerster] getaxeerd op € 5.588,00. Het bestuur van de VvE heeft hierover aan alle betreffende appartementseigenaren gecommuniceerd bij brief van 26 februari 2022.
3.1.10.Op 17 maart 2022 heeft wederom een ALV plaatsgevonden. Alle leden van de VvE waren daarbij, al dan niet vertegenwoordigd, aanwezig. Tijdens deze ALV is op initiatief van de VvE onder meer gestemd over
“05a. besluit 1: Wijziging splitsingsakte conform ontwerp 22.02.2022”, waarbij onder andere
“(…) - de tot het privé gedeelte van de appartementsrechten [kadastraal nummer 2] , [kadastraal nummer 1] , [kadastraal nummer 3] , [kadastraal nummer 4] en [kadastraal nummer 5] behorende privé terrassen in de (binnen)hof, overeenkomstig de oorspronkelijke situatie, worden toegevoegd aan de tot de gemeenschap behorende tuin in de binnenhof; (…)”. Alleen [verweerster] (appartementsrecht [kadastraal nummer 1] ) heeft tegen het voorstel tot wijziging van de akte van splitsing gestemd. Ook heeft de ALV gestemd over de machtiging van het bestuur van de VvE tot het, namens hen, instellen van een procedure ex artikel 5:140 lid 2 BW om te komen tot een vervangende machtiging door de kantonrechter (
05b. besluit 2: Instellen van een rechtsvordering om te komen tot vervangende machtiging). Dit in verband met een wijziging van de splitsingsakte en de splitsingstekening en de ‘tegenstem’ van [verweerster] .
3.1.11.Op 28 maart 2023 heeft de 17e ALV plaatsgevonden. In de notulen staat onder punt
“03. Goedkeuring notulen ledenvergadering dd. 17 maart 2022.”onder meer het volgende.
“ [verweerster](hof lees: [verweerster] )
maakt bezwaar op punt 03 dat er in haar ogen wel overleg is geweest, en wel in juni 2020. Er staat genotuleerd ‘nooit’.”en
“Punt 05, alinea beginnend met ‘ [verweerster] geeft aan …. Wijziging.’ Dit is volgens [verweerster] nooit zo gezegd. Zij is hiermee niet akkoord. Vergadering is van mening dat het wél zo gezegd is.”In de notulen staat onder punt
“05. Verslag stand van zaken wijziging splitsingsakte.”onder meer het volgende:
“In het overleg heeft men gesproken of het wel of niet in hoger beroep gaan tegen de uitspraken. M.b.t. uitspraak één(hof lees: 200.328.160)
was het niet nodig om hierover te stemmen, aangezien toestemming om in hoger beroep te gaan al besloten was in het besluit van vorig jaar. M.b.t. uitspraak twee(hof lees: 200.328.159)
had er wel gestemd moeten worden, wat helaas niet is gebeurd. Dit kan alsnog achteraf worden bekrachtigd. (…) De Vergadering gaat akkoord met het instellen van in hoger beroep, in deze twee zaken, enkel [verweerster] stemt tegen.”. Ten behoeve van het overleg over dit punt is de vergadering geschorst en heeft [verweerster] de zaal verlaten.
3.1.12.De VvE heeft vervolgens een verzoekschriftprocedure aanhangig gemaakt met als doel de juridische situatie in overeenstemming te krijgen met de feitelijke situatie.
Procedure in eerste aanleg
3.2.1.In de procedure in eerste aanleg heeft de VvE de kantonrechter verzocht om het verstrekken van een ontbrekende machtiging als bedoeld in artikel 5:140 lid 2 BW, omdat [verweerster] de VvE geen toestemming heeft gegeven om tot wijziging van de splitsingsakte en splitsingstekening over te gaan. De VvE licht toe dat het verzoek ziet op een aanpassing van de begrenzing in die zin dat de juridische en feitelijke situatie met elkaar overeenstemmen zoals bedoeld in de Ontwerpakte en overeenkomstig het gebruik tot op heden. Dit zonder toekenning van enige schadeloosstelling aan [verweerster] bij gebrek aan schade, danwel met toekenning aan [verweerster] van de aan [verweerster] aangeboden getaxeerde schadeloosstelling van € 5.588,00 in geval van schade, zoals becijferd in het taxatierapport.
De VvE heeft verder ter onderbouwing aangevoerd dat weliswaar in juridische zin een oppervlakte van 30,4 m² gelegen in de binnentuin enkel aan [verweerster] toebehoort, maar dat dit feitelijk nooit is gerealiseerd. In de eerste vergadering van de VvE op 15 november 2001 is vastgesteld dat niet vijf privéterrassen zouden worden aangelegd, maar een gemeenschappelijke binnentuin. De vijf toenmalige appartementseigenaren hebben afgezien van hun aanspraak op een privéterras. De VvE verwijst onder meer naar de akte van levering van [verweerster] waarin dat is vermeld. De VvE stelt dat [verweerster] daarom haar toestemming tot wijziging zonder redelijke grond weigert, (mede) nu de overige leden van de VvE bereid zijn om [verweerster] , conform het taxatierapport schadeloos te stellen en [verweerster] ook het feitelijk gebruik van de gemeenschappelijke binnentuin behoudt.
3.2.2.[verweerster] heeft daartegen verweer gevoerd. [verweerster] stelt dat de beoogde wijziging van de VvE niet volgens de weg van artikel 5:140 BW bewerkstelligd kan worden. En bovendien onthoudt [verweerster] niet zonder reden haar toestemming aan wijziging van de splitsingsakte. Het aanbieden van financiële compensatie betekent niet dat er geen redelijke grond voor weigering tot wijziging van de akte bestaat.
3.2.3.Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de VvE afgewezen en de VvE, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [verweerster] begroot op € 480,00.
Procedure in hoger beroep
3.2.4.De VvE kan zich niet met deze beslissing verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. De VvE verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,:
- de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog de gevraagde machtiging te verstrekken, en zo nodig daaraan de voorwaarde te verbinden dat de VvE het reeds zeker gestelde bedrag van € 5.588,00 als schadeloosstelling betaalt aan [verweerster] ;
- met veroordeling van [verweerster] in de kosten van deze procedure, in eerste aanleg en in hoger beroep.
3.2.5.De VvE heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd, welke hieronder worden besproken. Hierna zal bij de bespreking van deze grieven blijken in hoeverre de verzoeken van de VvE toewijsbaar zijn.
De VvE stelt daarbij, kort weergegeven, onder meer het navolgende. [verweerster] is voor 135/2.060ste deel mede-eigenaar van het appartementencomplex. De vijf terrassen die feitelijk de binnentuin vormen zijn volgens de VvE, anders dan de parkeerplaatsen en bergingen, bewust niet gegoten in de vorm van een separaat appartementsrecht. Vanaf het moment dat de eerste appartementsrechten werden verkocht was het de bedoeling dat de vijf terrassen een gemeenschappelijke binnentuin zouden vormen. De ontwikkelaar was middels de leveringsakten onherroepelijk gevolmachtigd om dit juridisch te bewerkstelligen door het wijzigen van de akte van splitsing. In de opvolgende leveringsakten is steeds hiernaar verwezen. De juridische voltooiing is nimmer gerealiseerd. Tijdens de eerste ALV is de VvE akkoord gegaan met de feitelijke inrichting van de binnentuin als gemeenschappelijke binnenhof, vooruitlopend op de juridische realisering hiervan. Het wijzigen van de splitsingsakte brengt volgens de VvE geen onteigening, verlies van eigendom of aanpassing van de breukdelen mee. Er is sprake van een aanpassing van de begrenzing. Gelet op alle door de VvE naar voren gebrachte belangen weigert [verweerster] zonder redelijke grond haar medewerking te verlenen aan het wijzigen van de splitsingsakte. Nu [verweerster] geen (financieel) nadeel lijdt en op de hoogte was van het voornemen van de VvE, verzoekt de VvE het hof – gelet op het grote aantal ja-stemmers – om haar een machtiging te verstrekken zodat de juridische situatie van de binnentuin in overeenstemming kan worden gebracht met de feitelijke situatie.
3.2.6.[verweerster] voert – samengevat – het volgende verweer. Allereerst voert zij aan dat de VvE niet-ontvankelijk is, omdat het besluit inhoudende dat de VvE in hoger beroep mocht procederen nietig is. Vervolgens betoogt [verweerster] dat juist het kunnen verkrijgen door potentiële kopers van aparte tuinen het uitgangspunt is van de VvE. Daar is [verweerster] ook van uitgegaan. De makelaar die [verweerster] heeft bijgestaan ten tijde van de aankoop van haar appartement, heeft bij de bezichtiging het verkeerde gedeelte van de binnentuin als zijnde van [verweerster] aangewezen. Daar kwam zij pas na de levering achter. [verweerster] heeft op het door de makelaar aangewezen – door bosschages omheinde – gedeelte, een tafel en een bank neergezet. Zelfs spullen van een ander die op ‘haar’ plekje waren neergezet, zijn door de VvE op haar verzoek verwijderd. [verweerster] voert aan dat zij vanaf het begin af aan ‘haar’ terras heeft gebruikt met uitsluiting van anderen. Bij toewijzing van het verzoek vindt volgens [verweerster] geen verandering plaats van de omgrenzing, maar is sprake van een verandering in de goederenrechtelijke situatie. Bovendien is er geen aangepaste tekening, zodat de vordering reeds op die grond afgewezen zou moeten worden.
[verweerster] verzoekt het hof daarom de VvE bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen en te verklaren voor recht dat het besluit tot het voeren van hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter nietig is alsook, indien het hof die vordering afwijst, de bestreden beschikking primair in stand te laten en de gevorderde machtiging af te wijzen alsmede subsidiair – indien het hof van mening is dat er geen gegronde reden is – de beschikking te vernietigen op grond van het feit dat in deze geen sprake is van omgrenzing in het privégedeelte, te weten het aan [verweerster] toekomend terras, met veroordeling van de VvE in de kosten van de procedure.
[verweerster] heeft tevens een voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld voor het geval het hof de beschikking van de kantonrechter zou vernietigen. In dat geval is haar stelling, kort gezegd, dat de kantonrechter de vordering tot machtiging niet-ontvankelijk had moeten verklaren.