ECLI:NL:GHSHE:2024:453

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
200.330.949_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van zorgregeling en afwijzing verzoek tot ontzegging contact tussen vader en kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling tussen een vader en zijn kinderen. De vader had in hoger beroep verzocht om een wijziging van de zorgregeling, waarbij hij een gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hem en de moeder wilde. De moeder daarentegen verzocht om het contact tussen de vader en de kinderen te ontzeggen. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader en de kinderen begeleid contact met elkaar mochten hebben, maar de vader vond deze regeling te beperkt en niet in het belang van de kinderen. De moeder voerde aan dat de vader niet in staat was om op een veilige manier contact te hebben met de kinderen en dat de huidige regeling schadelijk was voor hun ontwikkeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2024 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de huidige zorgregeling, waarbij de vader begeleid contact heeft met de kinderen, in het belang van de kinderen is. Het hof heeft de verzoeken van de vader tot uitbreiding van de zorgregeling en de verzoeken van de moeder tot ontzegging van het contact afgewezen. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 15 februari 2024
Zaaknummer : 200.330.949/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/02/392745 FA RK 21-5901
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N. Baouch,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.A. Pietsch.
Deze zaak gaat over de volgende kinderen:
-
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats] ;
hierna samen te noemen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 12 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in principaal en incidenteel hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 11 augustus 2023, heeft de vader verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van de beslissing van de zorgregeling en contactregeling en opnieuw rechtdoende een zorgregeling te bepalen waarbij een gelijke (50/50) verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders geldt, subsidiair een zeer uitgebreide zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen in elk geval eens in de veertien dagen een weekend lang verblijf bij de vader zullen hebben en de helft van de feestdagen (inclusief de religieuze feestdagen van Suikerfeest en Offerfeest) alsmede de helft van de schoolvakanties, althans een zorgregeling te bepalen die het hof juist acht;
II. de moeder te veroordelen tot proceskosten van de vader.
2.2.
Bij verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep, met producties, ingekomen ter griffie op 13 oktober 2023 heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
bij wege van verweer:I. de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans de verzoeken van de vader af te wijzen als zijnde onvoldoende onderbouwd en onbewezen; en
bij wege van incidenteel hoger beroepII. de vader het contact en de omgang met de kinderen te ontzeggen.
Kosten rechtens.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 4 december 2023, heeft de vader verzocht de moeder in haar incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dit hoger beroep af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Baouch;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Pietsch;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 12 mei 2023;
  • het V6-formulier d.d. 2 januari 2024, met bijlagen, van de zijde van de vader;
  • het V6-formulier d.d. 2 januari 2024, met bijlage, van de zijde van de moeder;
  • het V6-formulier d.d. 5 januari 2024, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het V6-formulier d.d. 8 januari 2024, met bijlage, van de zijde van de vader.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn de kinderen geboren. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van 16 mei 2022 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, – kort weergegeven – de ouders verwezen naar een hulpverleningstraject (UHA) en de raad verzocht aanvullend onderzoek te doen ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

4.De omvang van het geschil in principaal en incidenteel hoger beroep

4.1.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank bepaald dat de vader en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van begeleid contact met elkaar eenmaal per twee weken voor de duur van twee uur op locatie en onder begeleiding van [hulpverlening] , waarbij een uitbreiding van de regeling ten aanzien van [minderjarige 2] mogelijk is op voorzet van [hulpverlening] en in overleg met partijen. Voorts is bepaald dat de vader en de kinderen gerechtigd zijn tot het hebben van één (beeld)belmoment op de woensdag in de week dat er geen begeleid contactmoment plaatsvindt, waarbij de vader tussen 15.00 uur en 16.00 uur kan bellen voor dit gesprek. Het (aanvullende) verzoek van de moeder om de vader het contact met de kinderen voor (on)bepaalde tijd te ontzeggen is afgewezen.
4.2.
Zowel de vader als de moeder kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiervan in (incidenteel) hoger beroep gekomen.

5.De motivering van de beslissing in principaal en incidenteel hoger beroep

Principaal hoger beroep (uitbreiding zorgregeling)5.1. De vader voert – samengevat – het volgende aan. Niet valt in te zien hoe de huidige, begeleide, zorgregeling in het belang van de kinderen is. De frequentie is te beperkt, hetgeen van invloed kan zijn op de identiteitsontwikkeling van de kinderen en zonder meer zal bijdragen aan de vervreemding van de vader. Het standpunt van [hulpverlening] dat op korte termijn niet kan worden toegewerkt naar uitbreiding van de zorgregeling of afbouw in de begeleiding van het contact, omdat niet duidelijk is of de pedagogische vaardigheden van de vader toereikend zijn, is niet onderbouwd. Gebleken is juist dat de pedagogische vaardigheden van de vader meer dan toereikend zijn. Daarnaast heeft de vader inmiddels de cursus diabetes met goed gevolg afgerond en zal nu met speciale begeleiding tijdens de contactmomenten gaan oefenen met de praktische handelingen rondom de diabetes van [minderjarige 1] .
Er dient te worden toegewerkt naar onbegeleide contactmomenten. De rechtbank heeft de beoordeling daarvan onterecht belegd bij [hulpverlening] , terwijl onder begeleiding van [hulpverlening] de afgelopen twee jaar geen sprake is geweest van enige progressie c.q. uitbreiding van de regeling. Als het hof voortzetting van de begeleiding nog geïndiceerd acht, dan is het in het belang van de kinderen dat de begeleiding wordt verzorgd door oma (vz) en/of de zus van de vader.
5.2.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De vader gaat in zijn beroepschrift volledig voorbij aan alle rapportages die de moeder heeft overgelegd alsmede de recente verslagen van [hulpverlening] van 5 september 2023 en 6 oktober 2023. Zo blijkt onder andere uit het raadsrapport dat er wel degelijk zorgen zijn over de pedagogische vaardigheden van de vader en uit de rapportages van [hulpverlening] dat de kinderen niet gebaat zijn bij uitbreiding van de zorgregeling en dat de contactmomenten begeleid dienen blijven. Dat de vader over onvoldoende pedagogische vaardigheden beschikt is voldoende onderbouwd en gemotiveerd. Dat de vader zich, al dan niet door inmenging van de raad, heeft aangemeld voor de cursus diabetes doet daar niet aan af. In verband met de diabetes van [minderjarige 1] moet de moeder aanwezig zijn bij de contactmomenten, nu de vader hierover nog onvoldoende weet.
Het is bovendien niet de wens van de kinderen om de vader vaker te zien. Tijdens de (beeld)belmomenten geven de kinderen weinig tot geen aandacht aan de vader. Ook tijdens de begeleide contactmomenten is het gedrag van de kinderen nog niet veranderd. De vader fluistert de kinderen geregeld (onder andere) in de oren dat zij snel bij de vader komen wonen, waar de kinderen angstig en verward op reageren.
De moeder betwist dat de contactmomenten kunnen worden begeleid door de familie van de vader. De vader heeft hiertoe geen concrete actie ondernomen en de familie van de vader speelt op dit moment geen rol (meer) in het leven van de kinderen.
5.3.
De raad adviseert – samengevat – het volgende. De regeling die de rechtbank heeft bepaald is op dit moment de maximaal haalbare. Er worden door de vader kleine stapjes gezet, zoals het volgen van de diabetes cursus. De raad heeft eerder bij de rechtbank de vraag gesteld of er op enig moment een splitsing kan worden gemaakt in de regeling voor [minderjarige 2] ten opzichte van [minderjarige 1] , zodat [minderjarige 2] niet altijd mee hoeft in de zorgregeling die vanwege de extra begeleiding van [minderjarige 1] noodzakelijk is. Het verzoek van de vader tot een co-ouderschapregeling is niet haalbaar, maar het verzoek van de moeder tot ontzegging van het contact is ook niet in het belang van de kinderen. Op termijn dient te worden onderzocht of het stapsgewijs uitbreiden van de zorgregeling mogelijk is, in het bijzonder ten aanzien van [minderjarige 2] .
5.4.
Het hof overweegt als volgt.
5.4.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.4.2.
Na het uiteengaan van partijen in 2020 heeft het contact tussen de vader en de kinderen steeds onder begeleiding van verschillende instanties plaatsgevonden. De kinderen waren pas drie en één jaar toen de relatie tussen partijen is verbroken. Sinds dat moment zijn er diverse intensieve hulpverleningstrajecten ingezet ten behoeve van verbetering van de communicatie tussen de ouders en de contactmomenten tussen de vader en de kinderen. Uit de verslagen van [hulpverlening] blijkt dat begeleiding van de contactmomenten tussen de vader en de kinderen nog steeds noodzakelijk is. De contactmomenten verlopen wisselend en in het verleden hebben deze contactmomenten meermaals voor spanningen gezorgd. Begeleiding van de contacten is op dit moment niet alleen nodig vanwege het zicht op het verloop op het contact tussen de vader en de kinderen en de aandachtspunten bij de vader, maar ook in het bijzonder vanwege de (medische) problematiek rondom [minderjarige 1] . Bij [minderjarige 1] is sprake van kindeigen en medische problematiek, waardoor zij veel extra aandacht en specifieke zorg nodig heeft. Om die reden is de moeder op dit moment bij de contactmomenten aanwezig in een aparte ruimte zodat zij [minderjarige 1] zo snel mogelijk kan helpen indien nodig. De vader toont op dit moment nog onvoldoende inzicht in de ernst en omvang van de problematiek van [minderjarige 1] en welke verantwoordelijkheid dit met zich meebrengt. Het enkele feit dat de vader een basiscursus diabetes heeft gevolgd en stelt vanuit zijn familie bekend te zijn met diabetes biedt onvoldoende waarborgen om de contactmomenten gelet op de medische problematiek van [minderjarige 1] onbegeleid te laten plaatsvinden.
Voor zover de vader stelt dat de contactmomenten kunnen worden begeleid door zijn familieleden, is onder meer uit de verslagen van [hulpverlening] gebleken dat de vader er al diverse keren op is aangestuurd om zijn familieleden mee te nemen naar de contactmomenten met de kinderen maar dat dit desondanks niet van de grond is gekomen. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd toegelicht dat hij zijn moeder en zus eenmaal heeft meegenomen naar de contactmomenten en dat dit langere tijd geleden is. De moeder heeft onbetwist gesteld dat de familie van de vader al langere tijd geen rol meer speelt in het leven van de kinderen. Gelet hierop acht het hof een begeleiding van de contactmomenten door de familieleden op dit moment niet in het belang van de kinderen.
5.4.3.
Op grond van het bovenstaande acht het hof een uitbreiding van de zorgregeling op dit moment niet in het belang van de kinderen. Het is van belang dat de contactmomenten voorlopig nog worden begeleid.
Zoals de raad terecht heeft gesteld is het in de toekomst wellicht noodzakelijk om een onderscheid te maken in de zorgregeling tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Het hof vertrouwt erop dat [hulpverlening] , of indien van toepassing een opvolgende instantie die de contactmomenten gaat begeleiden, de mogelijkheden voor uitbreiding voor beide kinderen actief en individueel zal blijven beoordelen, zodat wanneer er bij [minderjarige 2] ruimte ontstaat voor een uitgebreidere contactregeling deze kan worden gerealiseerd.
Incidenteel hoger beroep (ontzegging)5.5. De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De vader is niet in staat om in het belang van de kinderen met de moeder te communiceren en de gemaakte afspraken na te komen. De contactmomenten gaan al jarenlang gepaard met de nodige spanningen. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking geen structurele oplossing geboden. Het (bij voortduring) laten begeleiden van de contactmomenten in het vrijwillig kader is, nog los van het feit dat [hulpverlening] hier niet voor een langdurige periode uitvoering aan kan geven, onwenselijk. Het contact tussen de vader en de kinderen is alleen mogelijk indien de vader meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek en betrouwbaar is in het nakomen van afspraken alsook in het aansluiten bij de behoeften van de kinderen. De vader dient door een schriftelijke verklaring van een betrouwbare hulpverlener of instantie aan te tonen dat hij zijn verslaving en persoonlijkheidsproblematiek langere tijd onder controle heeft. Tegen deze achtergrond verzoekt de moeder het hof, op grond van gewijzigde omstandigheden, het contact tussen de vader en de kinderen te ontzeggen.
5.6.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. Er is geen sprake van contra-indicaties voor het contact tussen de vader en de kinderen noch is er sprake van verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek of het niet nakomen van afspraken. Het is daarnaast volstrekt onjuist dat de wijze waarop de vader communiceert heeft geleid tot een gebrek aan continuïteit in het contact. De vader heeft wekelijks contact met de kinderen overeenkomstig de vastgestelde regeling. De moeder heeft niet aangetoond dat het contact tussen de vader en de kinderen schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen noch dat er sprake is van jarenlange spanningen en/of emotionele onveiligheid van de kinderen.
Ontzegging van het contact is uitsluitend mogelijk bij ernstige omstandigheden, waarvan geen sprake is. De vader heeft altijd op structurele en veilige wijze contact gehad met de kinderen. De contactmomenten verlopen goed, hetgeen [hulpverlening] ook in haar laatste rapport aangeeft.
5.7.
Het hof overweegt als volgt.
5.7.1.
De rechter kan een tijdelijk verbod aan een ouder opleggen om met het kind contact te hebben, indien sprake is van een of meer van de in artikel 1:377a lid 3 BW genoemde ontzeggingsgronden. De rechter kan dientengevolge een tijdelijk contactverbod opleggen indien contact ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind.
5.7.2.
Het hof acht een ontzegging van het contact net als de raad niet in het belang van de kinderen. Uitgangspunt is dat er contact dient te zijn tussen ouder en kind(eren). Dit is voor de kinderen belangrijk ten behoeve van hun identiteitsontwikkeling. Er zijn geen gronden die een ontzegging van het contact tussen de vader en de kinderen rechtvaardigen. Onvoldoende onderbouwd en niet gebleken is hoe de huidige begeleide regeling ernstig nadeel oplevert aan de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen. Het verzoek van de moeder tot ontzegging van het contact lijkt voornamelijk te zijn gelegen in het feit dat begeleid contact niet voor altijd kan voortduren. Er zijn op dit moment echter geen concrete aanwijzingen dat de begeleiding van de contactmomenten op korte termijn zal komen te vervallen, nu is gebleken dat [hulpverlening] in ieder geval tot juni 2024 de contactmomenten kan blijven begeleiden.
5.7.3.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat geen sprake is van een van de in artikel 1:377a lid 3 BW bedoelde ontzeggingsgronden. De grief van de moeder in incidenteel hoger beroep faalt aldus.
(beeld)belmomenten
5.8.
Ten overvloede overweegt het hof dat partijen tijdens de mondelinge behandeling een nadere afspraak hebben gemaakt over het (beeld)belmoment dat de vader en de kinderen met elkaar hebben op de woensdag in de week dat er geen begeleid contactmoment plaatsvindt in die zin dat – in afwijking van hetgeen beslist in de bestreden beschikking – de moeder de vader om 15.00 uur belt voor dit gesprek.
Slotsom
5.9.
Nu de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep falen zal het hof op grond van het vorenstaande de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Proceskosten
5.10.
Het hof ziet gelet op hetgeen de vader heeft aangevoerd en gelet op de uitkomst van de procedure geen reden om af te wijken van het uitgangspunt om de proceskosten in hoger beroep te compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

6.De beslissing

Het hof:
in het principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 12 mei 2023 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, M.J. van Laarhoven en A.M. Bossink, en is op 15 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.