ECLI:NL:GHSHE:2024:450

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
200.333.759_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2022. De ouders, [de moeder] en [de vader], hebben in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 8 september 2023 te vernietigen, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] zijn verlengd. De ouders zijn van mening dat zij in staat zijn om voor [minderjarige] te zorgen en dat de GI onvoldoende rekening heeft gehouden met hun inspanningen en de positieve ontwikkelingen tijdens de omgangsmomenten.

De mondelinge behandeling vond plaats op 23 januari 2024, waarbij de ouders bijgestaan werden door hun advocaat, mr. S.C.H. Poelman. De GI heeft betoogd dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] bestaat en dat de ouders onvoldoende meewerken aan de hulpverlening. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de uithuisplaatsing in stand te houden, gezien de kwetsbaarheid van [minderjarige] en de beperkte vooruitgang van de ouders.

Het hof heeft de argumenten van de ouders en de GI afgewogen en geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing gerechtvaardigd is. De ouders hebben geen inhoudelijke grieven geuit tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, en het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstige medische zorg nodig heeft die de ouders niet kunnen bieden. De bestreden beschikking is dan ook bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 15 februari 2024
Zaaknummer : 200.333.759/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/320062 / JE RK 23-1279
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
en
[de vader],
beiden wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat: mr. S.C.H. Poelman,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (hierna: de GI).
In deze zaak gaat het om de minderjarige[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] .
Als informanten in deze zaak worden aangemerkt:
- [de pleegvader] en [de pleegmoeder] , hierna te noemen: de pleegouders.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Limburg, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 8 september 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 oktober 2023, hebben de ouders verzocht voormelde beschikking te vernietigen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen van de kant van de GI. Namens de GI is op de mondelinge behandeling van het hof verweer gevoerd.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2024.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de ouders, bijgestaan door mr. Poelman;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- [de pleegmoeder] , pleegmoeder.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 31 augustus 2023;
  • brief van de GI van 21 november 2023 met als bijlage het plan van aanpak;
  • het V6-formulier met bijlagen (verslagen van [hulpverlening] ) van de advocaat van de ouders van 22 januari 2024.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de relatie van de moeder en de vader is - voor zover hiervan belang - op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ) geboren. De moeder en de vader oefenen het gezamenlijk gezag uit over [minderjarige] .
3.2.
[minderjarige] is op 10 juni 2022 voorlopig onder toezicht gesteld van de GI. Bij beschikking van 30 augustus 2022 heeft de rechtbank [minderjarige] vervolgens onder toezicht gesteld tot 10 september 2023.
3.3.
Bij beschikking van 10 juni 2022 is tevens een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening van pleegzorg verleend voor de duur van twee weken.
Bij beschikking van 23 juni 2022 is een machtiging uithuisplaatsing verleend tot 10 september 2022. Vervolgens is bij beschikking van 30 augustus 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend van 10 september 2022 tot 10 maart 2023, onder aanhouding van de resterende termijn.
Bij beschikking van 2 maart 2023 heeft de rechtbank een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 10 september 2023.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 10 september 2023, tot 10 september 2024, en verder de machtiging verlengd om [minderjarige] met ingang van 10 september 2023 tot uiterlijk 10 september 2024 uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
3.5.
De ouders kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De ouders voeren in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - aan dat zij het niet eens zijn met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Op de mondelinge behandeling bij het hof is namens de ouders benadrukt dat zij altijd hun medewerking en toestemming hebben verleend aan de GI.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing is namens de ouders benoemd dat er te weinig informatie beschikbaar is om te concluderen dat de ouders de verzorging en opvoeding van [minderjarige] zelf niet aankunnen. Er is door de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met de door de ouders overgelegde (omgangs)verslagen, waaruit volgt dat tips en adviezen door de ouders worden opgevolgd en in de praktijk worden gebracht. De ouders benadrukken dat er door de GI vooral samenvattingen zijn overgelegd van de omgangsverslagen. Uit door hen in hoger beroep overgelegde verslagen van [hulpverlening] volgt een meer realistisch beeld; daaruit volgt hoe het daadwerkelijk tijdens de omgangsmomenten is gegaan. De ouders menen dat deze momenten goed verlopen.
Daarnaast missen de ouders daadwerkelijke medische informatie hoe het met [minderjarige] gaat en wat op medisch gebied haar toekomstverwachting is. De ouders benadrukken dat zij zelf voor [minderjarige] kunnen zorgen. De moeder is, toen zij een kind was, ook een aantal jaren afhankelijk geweest van een voedingssonde en haar moeder kon haar toen ook thuis verzorgen. De ouders willen graag een eerlijke kans om als ouders hun rol te kunnen oppakken en om te laten zien dat zij voor [minderjarige] kunnen zorgen. Het is voor de ouders dan ook niet te begrijpen waarom de GI het nu niet meer nodig vindt dat zij alsnog een cursus volgen
.Ook heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de inzet van een Real Care Baby niet tot andere inzichten dan de inzichten van [hulpverlening] zal leiden. De ouders achten dit alles in strijd met het principe van een uithuisplaatsing: het toewerken naar een thuisplaatsing.
3.7.
De GI heeft op de mondelinge behandeling van het hof toegelicht dat er een ondertoezichtstelling nodig is, omdat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] en de ouders in het vrijwillig kader onvoldoende meewerken. De ouders hebben tegen vrijwel iedere beslissing die de GI heeft genomen bezwaar gemaakt. Hoewel bij vlagen de samenwerking met de ouders redelijk verloopt zien de ouders in de kern niet wat er voor [minderjarige] nodig is.
Volgens de GI is de uithuisplaatsing nodig omdat er dag en nacht medische verzorging en ondersteuning nodig is voor [minderjarige] . Zij kan alleen verzorgd worden door medisch onderlegde mensen. Dit kan van de ouders niet verwacht worden. [minderjarige] kan in de thuissituatie niet krijgen wat zij (medisch) nodig heeft. De GI voegt daar tot slot aan toe dat er door de GI een perspectiefbesluit is genomen waarbij het perspectief van [minderjarige] bij de pleegouders is bepaald.
Een door de raad ingediend verzoek tot de gezagsbeëindiging ligt inmiddels bij de rechtbank.
3.8.
De raad adviseert het hof om de uithuisplaatsing van [minderjarige] in stand te houden en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het gaat om een zeer kwetsbaar kind dat veel medische zorg nodig heeft. De pogingen om de positie van de ouders te verstevigen zijn maar beperkt gelukt en de omgangsmomenten van de ouders met [minderjarige] zijn beperkt. Daarbij komt dat recent de zorgtaken tijdens de omgang bij de ouders zijn weggehaald.
De raad meent tot slot dat er door de GI voldoende is ingezet om de omgangsmomenten goed en fijn te laten verlopen.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
De verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige]
3.9.1.
Nu de ouders geen inhoudelijk grieven hebben gericht tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] zal het hof het verzoek in hoger beroep van de ouders, voor zover dit verzoek tevens zou zien op de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , afwijzen.
De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van Clo
3.9.2.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
3.9.3.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.9.4.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en waardering tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] terecht is verlengd. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
3.9.5.
Vaststaat dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd mede gelet op haar forse kindeigen problematiek. Door haar complexe medische achtergrond (chromosoom afwijking) heeft zij forse voedingsproblemen maar ook een ontwikkelingsachterstand. Zij heeft bovendien dag en nacht medische zorg nodig.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling van het hof is besproken is het duidelijk geworden dat de ouders de zorgtaken voor [minderjarige] niet aan kunnen. [minderjarige] heeft heel bijzondere medische zorg nodig en is daardoor zeer kwetsbaar. Verder is gebleken dat de ouders ten aanzien van de verzorging van [minderjarige] nauwelijks leerbaar zijn. Daarbij speelt de persoonlijke problematiek van de ouders een rol waardoor het hun niet lukt om aan te sluiten bij de specifieke behoeften van [minderjarige] en ook niet om de (medische en intensieve) zorg te bieden die [minderjarige] nodig heeft. Dat de ouders nog een kans moeten krijgen om alsnog te kunnen leren en om te laten zien dat zij de verzorging wel op zich kunnen nemen is met de bij hen vastgestelde beperkingen en bij de bijzondere kwetsbare problematiek van [minderjarige] niet aan de orde.
Het hof vindt dat de door de advocaat van de ouders overgelegde verslagen van de omgangsmomenten van de ouders met [minderjarige] niet tot een ander oordeel leiden. Hieruit volgt weliswaar dat de omgangsmomenten recent beter verlopen dan voorheen, maar duidelijk is ook dat de invulling van deze momenten zijn aangepast in die zin dat de ouders geen zorgtaken meer uitvoeren.
Gelet op het voorgaande sluit het hof aan bij de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de grieven van de ouders in hoger beroep falen.
Conclusie
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht , van 8 september 2023;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.P. de Beij en A.M. van Riemsdijk en is op 15 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.