In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor verhuizing met haar minderjarige kinderen naar [plaats 1]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.M.M. Heesmans, verzocht de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die haar verzoek had afgewezen, te vernietigen. De vader, vertegenwoordigd door mr. R.E. Teusink, verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de moeder niet voldoende had aangetoond dat er een noodzaak was om te verhuizen. De moeder stelde dat de verhuizing naar [plaats 1] noodzakelijk was om samen te wonen met haar partner en dat de kinderen al gewend waren aan de omgeving. De vader daarentegen betoogde dat de verhuizing in strijd was met de co-ouderschapsregeling en dat de kinderen hierdoor in hun ontwikkeling zouden worden benadeeld.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeerde dat de moeder niet in het belang van de kinderen handelde door zonder toestemming te verhuizen en dat er geen noodzaak was voor de verhuizing. De huidige situatie bood voldoende stabiliteit voor de kinderen en de co-ouderschapsregeling zou door de verhuizing in gevaar komen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.