In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 13 juli 2023. De appellante, [B.V.] B.V., heeft geen grieven aangevoerd tegen het vonnis waarvan beroep. Na een ambtshalve akte niet-dienen op de rol, is de appellante niet-ontvankelijk verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep. De procedure in eerste aanleg is gestart met een dagvaarding op 8 september 2023, waarbij de appellante als eiseres en de geïntimeerde als gedaagde zijn aangeduid. De geïntimeerde, [geïntimeerde], heeft verstek laten verlenen. Het hof heeft de rol van de zaak gevolgd en ambtshalve uitstel verleend voor het indienen van de memorie van grieven. Aangezien de appellante op de rol van 9 januari 2024 geen grieven heeft ingediend en geen uitstel heeft gevraagd, heeft de rolraadsheer ambtshalve akte niet-dienen verleend. Het hof heeft geoordeeld dat de appellante, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld, die zijn begroot op € 343,-- aan griffierecht en € 607,-- aan salaris advocaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 februari 2024.