In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 15 januari 2024 vrijgesproken werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven en/of met zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1985 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hof de ontvankelijkheid van het hoger beroep heeft beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat er geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak, en heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van bedreiging. Het hof heeft zich verenigd met het vonnis waarvan beroep, maar heeft de opgelegde straf opnieuw beoordeeld. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling en opzettelijk niet voldoen aan een bevel van een ambtenaar. De straf is vastgesteld op een gevangenisstraf van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Het hof heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder eerdere veroordelingen, maar heeft deze niet zwaar laten wegen bij de strafoplegging. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.