Uitspraak
[minderjarige] ,hierna: [minderjarige] ,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op een nog niet gespecificeerde datum in 2024. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in hoger beroep verzocht om deze machtiging, na een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, die op 27 november 2024 was afgegeven. Het hof heeft op 3 december 2024 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van twee weken toegewezen, met ingang van 4 december 2024 tot en met 17 december 2024. Dit was noodzakelijk geacht in het belang van de minderjarige, gezien de zorgen over haar fysieke en emotionele veiligheid.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 december 2024 zijn de ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. N.P.J. Frijns, en de gecertificeerde instelling (GI) gehoord. De ouders hebben aangegeven dat zij bereid zijn om mee te werken aan een gezinsopname van de minderjarige bij een instantie, gepland van 14 tot 18 december 2024. Het hof heeft overwogen dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft, gezien de kwetsbaarheid van de minderjarige en de problematiek van de ouders, waaronder middelengebruik door de vader. Het hof heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 13 februari 2025, om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen en om de uitkomsten van de gezinsopname te evalueren.
De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming is toegewezen. Het hof heeft benadrukt dat de veiligheid van de minderjarige voorop staat en dat er voldoende tijd nodig is om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor een veilige thuisplaatsing.