ECLI:NL:GHSHE:2024:424

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
20-000510-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en bewezenverklaring van diefstal met braak in GGZ-instelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte op 16 februari 2022 was vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde en het onder feit 2 tenlastegelegde was bewezenverklaard. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van diefstal uit een GGZ-instelling te Venlo, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van braak. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep van de verdachte onbeperkt was ingesteld, maar dat er geen hoger beroep openstond tegen de vrijspraak van feit 1. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak.

Het hof heeft het beroep van de advocaat-generaal gevolgd, die had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen zou worden verklaard. De verdachte had op 16 februari 2021 goederen weggenomen uit de GGZ-instelling, waarbij hij gebruik had gemaakt van een grijze Peugeot en meerdere keren van zijn auto naar de instelling was gelopen. De camerabeelden toonden aan dat de verdachte goederen had weggenomen en het hof oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij daar was voor een ziekenbezoek.

Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, waarbij hij het weg te nemen goed onder zijn bereik had gebracht door middel van verbreking. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Het hof legde een gevangenisstraf van vier maanden op, wat hoger was dan de eis van de advocaat-generaal, omdat het hof de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging nam.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000510-22
Uitspraak : 12 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 16 februari 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-292999-21, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde en het onder feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Voorts heeft de politierechter benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen tot schadevergoeding, zulks met veroordeling van de benadeelde partijen in de proceskosten.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid en omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het onder feit 1 tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht. Gelet op voornoemde vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde is de daarmee samenhangende vordering van [benadeelde 1] in het hoger beroep niet meer aan de orde.
Het hof stelt vast dat de benadeelde partij [benadeelde 2] bij vonnis waarvan beroep door de politierechter niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep niet gehandhaafd, zodat deze niet meer aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende, het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
2.
hij, in/op/omstreeks 15 februari 2021 tot en met 16 februari 2021, te Venlo, een kluis, in elk geval enig goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Het hof acht gelet op de combinatie van de pleegdatum en de pleegplaats evident dat de officier van justitie heeft bedoeld om onder 2 ten laste te leggen de diefstal bij [benadeelde 2] te Venlo van (in elk geval) een kluis. Het heeft er alle schijn van dat zowel voor wat betreft de vermelding welke goederen zijn gestolen als voor wat betreft de eigenaar van de desbetreffende goederen, de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zijn verwisseld. De verdachte is door de verbetering niet geschaad in de verdediging, hij heeft immers ter terechtzitting van de rechtbank en van het hof telkens verweer gevoerd tegen het onder 2 tenlastegelegde, waarbij hij eveneens is uitgegaan van de voormelde verwisseling.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 2.
hij op 16 februari 2021 te Venlo goederen, die aan een ander toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

Bron I

Het eindproces-verbaal van de Politie-Eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2021169601 op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent bij de Eenheid Limburg, gesloten d.d. 24 november 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, alsmede geschriften, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-80.

1.
Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 16 februari 2021, dossierpagina’s 32-33, met als bijlagen foto’s, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] namens [benadeelde 2] :
Ik ben namens het slachtoffer [benadeelde 2] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak. Een onbekend gebleven persoon heeft goederen weggenomen vanuit het secretaressekantoor van [benadeelde 2] , gelegen aan [adres 2] te Venlo , door het verbreken van twee sloten van kasten. Niemand had of heeft toestemming gehad om de diefstal te plegen. Niemand had het recht hiertoe. In ben in de hoedanigheid van medisch secretaresse bevoegd om namens [benadeelde 2] aangifte te doen.
Gisterenavond, maandag 15 februari 2021, omstreeks 17.00 uur, is de laatste secretaresse naar huis gegaan. Deze sloot hierbij de archiefkasten af middels de gebruikelijke wijze. Op dat moment was er geen schade aan de beide kasten. Vanochtend, dinsdag 16 februari 2021, omstreeks 08.20 uur, was de eerste secretaresse aanwezig op het kantoor/balie. Zij zag direct dat twee archiefkasten open stonden. Dit is niet gebruikelijk. Deze kasten zijn altijd afgesloten als er niemand op kantoor of aan de balie is. Ook was de deur van de balieruimte van het slot af. Deze is altijd afgesloten. De medewerkster zag dat de kluis die in een van deze kasten zou moeten staan, verdwenen was. In deze kluis zaten een groot aantal uitrij kaarten voor de patiënten die op dagbezoek komen, een geldkistje met daarin een onbekend bedrag aan kleingeld, lopers van het [benadeelde 2] en enkele enveloppen. De lopers die weg zijn bieden toegang tot onder andere verschillende kantoren, waaronder het secretaressekantoor, het washok en de postkamer. Bij het openbreken van beide kasten is schade ontstaan aan de
kastdeuren en het sluitmechanisme.
2.
Het feitenrelaas diefstal [benadeelde 2] 16 februari 2021, d.d. 19 februari 2021, dossierpagina’s 42-43, met als bijlage foto’s, voor zover inhoudende als verklaring van waarnemend teamleider beveiliging [getuige] :
Op dinsdag 16 februari 2021 heeft zich een diefstal voorgedaan in het [benadeelde 2] locatie Venlo gelegen aan de [adres 2] . (verhuurder pand: [benadeelde 1] ). De diefstal is in de ochtend omstreeks 08.30 ontdekt door de receptie medewerksters [benadeelde 2] . Collega's van de interne [benadeelde 1] beveiliging hebben de camerabeelden van [benadeelde 1] Venlo op verzoek van het [benadeelde 2] en van de politie onderzocht. De beveiliging heeft de vermoedelijke dader dan wel een verdachte situatie op beeld staan.
Feitenrelaas naar aanleiding van de camerabeelden.
6.21
uur
Dader
(het hof begrijpt gelet op de opmerking onderaan dit feitenrelaas: vermoedelijke dader)rijdt in een grijze Peugeot het [benadeelde 1] terrein op komend van de [adres 2] en neemt een parkeerticket bij de slagbomen. De man parkeert zijn auto op de B parkeerplaats op een invalidenparkeervak dicht bij het gebouw. Op de beelden is te zien dat de man van jas verwisseld voordat hij met een witte winkeltas richting de hoofdingang [benadeelde 1] [adres 3] loopt.
6.26
uur
De man heeft niet gebruik gemaakt van de hoofdingang om het gebouw te betreden. Hoe de man toegang heeft gekregen tot het [benadeelde 2] gebouw is onbekend. Vermoeden bestaat dat hij de ingang onder de noodtrap aan de [adres 3] heeft gebruikt om toegang te krijgen tot het gebouw.
6.38
uur
De man komt lopend met 2 witte winkeltassen uit het [benadeelde 2] naar de centrale hal van [benadeelde 1] . 2 collega's van de beveiliging lopen de man tegemoet thv uitgang/ingang [benadeelde 2] via de centrale hal. De man loopt via de tourniquet aan de [adres 3] naar buiten en loopt naar zijn auto.
6.43
uur
Nadat de man de tassen in de auto heeft gelegd, loopt hij weer terug naar het [benadeelde 2] . De man heeft nu 1 witte winkeltas in zijn hand. (onbekend is of dit dezelfde winkeltas is als eerder gezien). Wederom is het onbekend hoe de man toegang heeft gekregen tot het [benadeelde 2] , waarschijnlijk op dezelfde manier als op tijdstip 06.26 uur.
6.49
uur
De man verlaat het [benadeelde 2] en het ziekenhuis op dezelfde wijze als op tijdstip 06.38 uur, alleen nu met 1 witte winkeltas. De witte winkeltas wordt in de kofferbak van de auto gelegd.
6.52
uur
De man loopt weer terug naar het [benadeelde 2] , nu zonder een tas. Opvallend is dat de man gelijk weer terugloopt. Waarschijnlijk heeft de man iemand gezien en is weer weg gelopen richting de auto.
6.53
uur
De man besluit toch om terugkeren
(het hof begrijpt: terug te keren)naar het [benadeelde 2] . Ook nu heeft de man geen tas bij zich. Wederom is het onbekend hoe de man toegang heeft gekregen tot het [benadeelde 2] , waarschijnlijk op dezelfde manier als op tijdstip 06.26 uur en 06.43 uur.
7.05
uur
De man verlaat het [benadeelde 2] nu via de nachtingang (tevens personeelsingang) van het [benadeelde 2] . Aan de binnenkant van de deur zit een klink waardoor je zo naar buiten kunt lopen. De man loopt richting zijn auto.
7.07
uur
De man loopt weer terug naar het [benadeelde 2] , met 1 witte winkeltas. Wederom is het onbekend hoe de man toegang heeft gekregen tot het [benadeelde 2] , waarschijnlijk op dezelfde manier als op tijdstip 06.26 uur, 06.34 uur en op 06.53 uur.
7.11
uur
De man verlaat het [benadeelde 2] , onbekend is welke uitgang van het [benadeelde 2] de man gebruikt heeft. Zichtbaar is dat de man een zwaar object in de handen heeft en richting zijn auto loopt en in zijn auto legt.
7.13
uur
De man stapt in zijn auto en rijdt met een behoorlijke snelheid weg. Het parkeerticket dat de man bij binnenkomst gekregen heeft, is niet afgerekend.
7.14
uur
De man rijdt in zijn auto met hoge snelheid richting de slagboom om zo achter zijn voorligger onder de slagbomen weg te rijden. De slagboom is half omlaag gegaan en weer omhoog. De man heeft zo het terrein verlaten. Het kenteken van de auto [kenteken] (D) komt uit het parkeersysteem op dat tijdstip als niet betalende bezoeker.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 maart 2021, dossierpagina 37, met bijlagen, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op dinsdag 16 februari
(het hof begrijpt: 16 februari 2021) heeft er een diefstal plaatsgevonden bij [benadeelde 2], [adres 2] te Venlo . Naar aanleiding van deze diefstal heb ik de beschikbare camerabeelden opgevraagd bij de beveiliging van [benadeelde 1] Venlo. Bij uitlezen van de camerabeelden bleek dat de verdachte met een grijze Peugeot station model het parkeerterrein van [benadeelde 1] Venlo is opgereden. Deze auto was voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] .
Ik zag dat het genoemde kenteken tevens enkele registraties had in het Bluespot register. Ik zag na het doorzoeken op deze registers dat dit voertuig met het genoemde kenteken te Drachten is gecontroleerd. Hierbij is de identiteit van de bestuurder vastgelegd. Dit betreft een registratie met aanhouding betreffende een diefstal/ insluiping in een ziekenhuis. Ik heb vervolgens op de naam van deze persoon door bevraagd en hierbij kwam ik uit op een registratie in het SKDB register. Ik zag dat er een recente foto van de persoon beschikbaar was. Ik heb deze foto vergeleken met het screenshot welke was gemaakt naar aanleiding van de opgevraagde camerabeelden van [benadeelde 1]
( het hof begrijpt: [benadeelde 1] )Venlo.
Ik kan met zekerheid zeggen dat de persoon op foto uit het SKDB register en het genomen screenshot van de camerabeelden 1 en dezelfde persoon zijn, namelijk: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats] . Door deze feiten en omstandigheden werd [verdachte] door mij aangemerkt als verdachte van diefstal bij [benadeelde 2], [adres 2] te Venlo .

Bron II

Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, meervoudige kamer voor strafzaken, op 26 april 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

U houdt mij voor dat verbalisant [verbalisant 2] mij heeft herkend op de foto van de camerabeelden in de periode van 15 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 bij [benadeelde 2] te Venlo. Dat kan kloppen want ik was daar op dat moment ook.
Ik ben vroeg in de ochtend naar het ziekenhuis gegaan. Ik ben met de auto naar de locatie
gegaan. Dit betrof een Peugeot, een grijze stationwagen, met een Duits kenteken. Ik
was de bestuurder van die auto. Ik heb een kaartje uit de parkeerautomaat gepakt om
te kunnen parkeren bij het ziekenhuis. Ik heb dat kaartje niet afgerekend maar ben
achter een andere auto aan onder de slagboom doorgereden U vraagt mij of ik één keer vanaf mijn auto naar het ziekenhuis ben gelopen. Ik dacht dat het twee of drie keer was maar ik weet het niet precies. Ik ben met de jas met reflecterende stukken op de schouders aan, het ziekenhuis in gegaan. Ik had plastic draagzakken bij me, een zogenaamde BigShopper en een plastic tas. U houdt mij voor dat uit de camerabeelden blijkt dat ik een aantal keer van de auto naar het ziekenhuis ben gelopen en andersom. Dat zou kunnen.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat onvoldoende wettig bewijs is dat de verdachte de tenlastegelegde goederen heeft weggenomen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat op 16 februari 2021 om 08.20 uur werd geconstateerd dat er een diefstal had plaatsgevonden bij het [benadeelde 2] te Venlo en dat er goederen waren weggenomen. Hierbij bleek een archiefkast te zijn opengebroken. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte tussen 06.21 uur en 07.14 uur vier keer van zijn auto naar het [benadeelde 2] loopt en vier keer het gebouw van [benadeelde 2] weer uitkomt. Verder is op de beelden te zien dat de verdachte tijdens een aantal van deze handelingen witte tassen met zich mee het [benadeelde 2] in neemt en dat hij bij het verlaten van de instelling, deze witte tassen bij zich draagt en in zijn auto legt. Om 07.11 uur is te zien dat de verdachte een zwaar object in de handen heeft en richting zijn auto loopt en in zijn auto legt. Om 07.14 uur rijdt de verdachte vervolgens weg en verlaat hij zonder te betalen de parkeerplaats. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn dan dat het de verdachte is geweest die goederen van het [benadeelde 2] heeft weggenomen.
De hiertegenover gestelde alternatieve verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij die dag op ziekenbezoek was bij [betrokkene] in het ziekenhuis om kleren te brengen en mee te nemen, acht het hof niet aannemelijk. Nog daargelaten dat de verdachte deze verklaring pas heeft afgelegd bij de behandeling van de strafzaak bij de rechtbank, wijst de rechtbank daarbij op het opvallend vroege tijdstip van zijn bezoek (eerste keer betreden gebouw op of omstreeks 06:26 uur), buiten de doorgaans geldende bezoekuren. Ook het vier keer naar binnen gaan en weer naar buiten komen, terwijl hij bij het verlaten twee keer een of meer tassen en één keer een zwaar voorwerp bij zich draagt, acht het hof niet goed te rijmen met een ziekenbezoek als gesteld. Reeds hierom is de verklaring onaannemelijk. Daarbij komt nog dat geen ondersteuning aanwezig is voor de stelling van de verdachte dat de door hem genoemde persoon op dat moment daadwerkelijk aldaar verbleef. Tot slot hecht het hof in dit verband gewicht aan de omstandigheid dat [betrokkene] volgens de verdachte zich in het ziekenhuis bevond in verband met maagproblemen (derhalve met lichamelijke klachten), terwijl uit de beelden valt op te maken dat de verdachte telkens naar binnen is gegaan in een gebouw dat in gebruik was bij [benadeelde 2] , een instelling voor - zo volgt uit algemeen toegankelijke bronnen, te weten de openbare website van deze instelling - (enkel) geestelijke gezondheidszorg.
Het hof verwerpt aldus het tot vrijspraak strekkende verweer.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 2. bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit een GGZ-instelling. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van een ander en heeft hij slechts gehandeld met oog op eigen financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 1 december 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte waaruit volgt dat de verdachte in 2019 onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter zake van een diefstal, eveneens uit een ziekenhuis. In beperkte mate heeft het hof meegewogen dat de verdachte in 2011 ook onherroepelijk is veroordeeld voor negen diefstallen, tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van maar liefst 28 maanden. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is voorts van toepassing.
Het hof heeft bij de beslissing over de straftoemeting voorts acht geslagen op de binnen de rechtspraak opgestelde oriëntatiepunten. Het hof acht in dit geval het oriëntatiepunt betreffende een bedrijfsinbraak, mede gelet op de daarbij gegeven toelichting, van toepassing. Dit oriëntatiepunt houdt in geval van recidive in een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken.
In strafverzwarende zin heeft het hof meegewogen dat de verdachte goederen uit een GGZ-instelling heeft weggenomen, een instelling waar kwetsbare mensen wonen/verblijven of behandeld worden en waar zij zich veilig zouden moeten voelen.
Verder heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij op dit moment geen drank en drugs meer gebruikt, dat hij een vriendin heeft, dat hij vier kinderen heeft en dat hij werkt op basis van een nul-urencontract. Deze persoonlijke omstandigheden leggen afgezet tegen de ernst van het bewezenverklaarde en de genoemde eerdere veroordelingen echter maar beperkt gewicht in de schaal.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de genoemde eerdere veroordelingen, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en uit het oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, passend en geboden. Het hof gaat aldus boven de eis van de advocaat-generaal uit, nu het hof van oordeel is dat die eis onvoldoende recht doet aan de ernst en aard van het feit.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 2. tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven onder feit 2 is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder feit 2. bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 12 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.