ECLI:NL:GHSHE:2024:4198

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
20-000154-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van medeplichtigheid aan het telen van een grote hoeveelheid hennepplanten. De verdachte had zijn woning onderverhuurd aan onbekende personen, waarna in de woning een hennepkwekerij werd aangetroffen. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de verdachte in voorwaardelijke zin opzet had op het plegen van het misdrijf door zijn woning ter beschikking te stellen aan onbekenden, waarmee hij het risico nam dat er illegale activiteiten zouden plaatsvinden. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan medeplichtigheid aan het telen van hennepplanten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000154-24
Uitspraak : 28 november 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 9 januari 2024, in de strafzaak met parketnummer 01-015213-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter integraal vrijgesproken van het tenlastegelegde, te weten: – kort gezegd – het (mede)plegen van het telen dan wel aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten (feit 1 primair), dan wel medeplichtigheid bij en/of tot het plegen van dit misdrijf (feit 1 subsidiair) en het (mede)plegen van diefstal van elektriciteit (feit 2 primair), dan wel medeplichtigheid aan die diefstal (feit 2 subsidiair). De politierechter heeft de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding en bepaald dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 en feit 2 telkens primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze integraal zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen. Indien het hof tot een bewezenverklaring van feit 2 mocht komen, heeft de raadsvrouw met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij bepleit dat het hof zal bepalen dat de vordering niet-ontvankelijk is omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het niet is te verenigen met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 21 december 2022 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een (grote) hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 268 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kon of mocht leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 21 december 2022 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 268 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 21 december 2022 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 21 december 2022 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2. subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kon of mocht leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 21 december 2022 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan [adres 2] heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven verdachte en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, waarbij die onbekend gebleven verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 21 december 2022 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) (een gedeelte van) dat/die pand/woning en/of de aldaar aanwezige elektriciteitsvoorziening(en) (voor de teelt/het kweken en/of het bereiden en/of bewerken en/of verwerken van hennepplanten) ter beschikking te stellen;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 (primair en subsidiair)
De verdachte staat ter zake van feit 1 en feit 2 telkens primair terecht wegens – kort gezegd – het (mede)plegen van het telen dan wel aanwezig hebben van hennepplanten en het (mede)plegen van diefstal van elektriciteit. Subsidiair wordt de verdachte het verwijt gemaakt dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij die hennepteelt en diefstal van elektriciteit door aan (een) andere(n) diens woning ter beschikking te stellen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof het onder feit 1 en feit 2 telkens primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren. Daartoe heeft de advocaat-generaal – kort gezegd – aangevoerd dat het alternatieve scenario van de verdediging, samengevat inhoudende dat de verdachte de woning had verhuurd, op geen enkele wijze door de verdachte aannemelijk is gemaakt of geworden. Bij die stand van zaken moet het er voor worden gehouden dat de verdachte de hennepplanten in diens woning heeft geteeld alsmede dat hij ten behoeve daarvan de elektriciteit heeft weggenomen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is – zoals hierna in het kader van de bewijsoverwegingen met betrekking tot het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde nader zal worden overwogen – op grond van wettige bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep van oordeel dat de verdachte – kort gezegd – opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, bij en/of tot het plegen van de hennepteelt door aan die onbekend gebleven persoon/personen diens woning voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen. Het hof waardeert de rol en het aandeel van de verdachte bij het onder feit 1 tenlastegelegde feitencomplex derhalve als die van medeplichtige. Bij dit oordeel heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting, met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte, niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden afgeleid of, en zo ja, op welke wijze, sprake is geweest van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte(n) dan wel dat verdachte als pleger kan worden beschouwd, zodat naar het oordeel van het hof het bewijs voor het onder feit 1 primair tenlastegelegde tekortschiet. Het enkele feit dat de verdachte zijn woning ter beschikking heeft gesteld en hiervoor ook een beloning heeft ontvangen is daartoe onvoldoende.
Hoewel het hof van oordeel is dat de verdachte als medeplichtige betrokken is geweest bij de hennepteelt, heeft het hof in het dossier onvoldoende bewijs aangetroffen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte tevens als (mede)pleger, dan wel als medeplichtige (al dan niet voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de diefstal van elektriciteit door middel van verbreking, zoals aan de verdachte onder feit 2 primair en feit 2 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van feit 1 primair en feit 2 (primair en subsidiair).
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 21 december 2022 te ’s-Hertogenbosch, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld (in een pand aan [adres 2] ) een grote hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 268 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 14 december 2022 tot en met 21 december 2022 te ’s-Hertogenbosch, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , brigadier van politie, met registratienummer PL2100-2023019911, gesloten op 27 maart 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-97.
1.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 27 maart 2023 (pg. 3-6), met fotobijlagen (pg. 7-31), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Aanleiding onderzoek

Tussen woensdag 21 december 2022 om 09:30 uur en dinsdag 21 maart 2023 om 10:02 uur
stelde ik naar aanleiding van een rapport blok/netmeting dat door de fraude inspecteur van [benadeelde] werd uitgevoerd om te onderzoeken of er sprake was van een afwijkend belastingpatroon in het elektriciteitskabelnet, waarop de hierna te noemen percelen zijn aangesloten, gelet op de ervaring met elektriciteitsdiefstal bij hennepkwekerijen in het verleden, zijn de panden aan [adres 2] met huisnummers 303, 305, 319, [adres 2] en 343 hennepverdacht in combinatie met diefstal stroom, een onderzoek in op de locatie [adres 2] om vast te stellen of deze informatie kon worden bevestigd. Hierbij bleek dat na onderzoek op straat er genoeg feiten en omstandigheden waren om met een machtiging van binnentreden de woning met [adres 2] te betreden.
Controle Basisregistratie Personen (BRP)
Op het genoemde adres [adres 2] staat de volgende
persoon ingeschreven:
Ingangsdatum: woensdag 16 juni 2021
inschrijving adres
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1995
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland
Binnentreden woning
Binnentreden ter opsporing en inbeslagneming
Kweekruimte 1
Na het binnentreden zag ik het volgende: Een professioneel ingerichte en een in werking zijnde kweekruimte met hennepplanten. In totaal stonden er 98 hennepplanten. Per m2 stonden er 8 planten. Voor de belichting werd gebruik gemaakt van kunstlicht, geschakeld op tijdklokken. In totaal hingen er in de kweekruimte 26 lampen. De hennepplanten werden door middel van een centraal geregeld bevloeiingssysteem of drupsysteem van een van voedingsoplossing voorzien. Voor het kweken de hennepplanten werd gebruik gemaakt van een afgescheiden, afgeschermde en/of verdeelde ruimte, binnen of buiten. De kweekruimte was geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 2
Na het binnentreden zag ik het volgende: Een professioneel ingerichte en een in werking zijnde kweekruimte met hennepplanten. In totaal stonden er 104 hennepplanten. Per m2 stonden er 6 planten. Voor de belichting werd gebruik gemaakt van kunstlicht, geschakeld op tijdklokken. In totaal hingen er in de kweekruimte 29 lampen. De hennepplanten werden door middel van een centraal geregeld bevloeiingssysteem of drupsysteem van een voedingsoplossing voorzien. Voor het kweken van de hennepplanten werd gebruik gemaakt van een afgescheiden, afgeschermde en/of verdeelde ruimte, binnen of buiten. De kweekruimte was geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 3
Na het binnentreden zag ik het volgende: Een professioneel ingerichte en een in werking zijnde kweekruimte met hennepplanten. In totaal stonden er 66 hennepplanten. Per m2 stonden er 6 planten. Voor de belichting werd gebruik gemaakt van kunstlicht, geschakeld op tijdklokken. In totaal hingen er in de kweekruimte 15 lampen. De hennepplanten werden door middel van een centraal geregeld bevloeiingssysteem of drupsysteem van een voedingsoplossing voorzien. Voor het kweken van de hennepplanten werd gebruik gemaakt van een afgescheiden, afgeschermde en/of verdeelde ruimte, binnen of buiten. De kweekruimte was geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Vaststelling hennep
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Ik constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten waren. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende de Opiumwet en verboden artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 Opiumwet.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 januari 2023 (pg. 60-66), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Opmerking verbalisant:
Dit proces verbaal van verhoor wordt opgebouwd met vraag (V) en antwoord (A) en (O)
staat voor opmerking verbalisant.
V: Waar woonde u?
A: [adres 2] .
V: Welk huisnummer?
A: [adres 2]
V: We gaan het nu over de hennepkwekerij hebben. Wat kunt u daarover verklaren?
A: Ik heb tot juni 2022 in die woning gewoond. vervolgens ben ik overgehaald door
iemand.
V: Hoe ging die afspraak?
A: Ik werd gebeld met een prepaid nummer. Vervolgens werd mij 500 euro en de huur
de woning in mijn handen geschoven.
V: Heb je het geld aangepakt?
A: Ja, natuurlijk vanwege mijn belastingschulden.
V: Waar ben jij gaan wonen?
A: Ik werd opgevangen bij mijn broer, ouders en vrienden.
V: Heb je de sleutels afgestaan aan deze personen?
A: Ja.
V: Wie heeft de hennepkwekerij opgebouwd en ingericht?
A: Ga ik geen rugnummer van geven. Ik ben onder druk gezet.
A: Wat deed je met meubels die in huis stonden?
V: Die heb ik leeggehaald, omdat het huis leeg moest staan.
V: Met welk telefoon hadden ze u benaderd?
A: Iedere keer een andere.
V: Kunt u mij deze telefoonnummers geven?
A: Ik heb ze niet meer, ik mocht ze ook niet opslaan.
3.
Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 9 januari 2024, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] , zakelijk weergegeven:
De woning aan [adres 2] was mijn woning in de periode van 14 december
2022 tot en met 21 december 2022. Ik kon voor 500,00 extra per maand naast de huur mijn huisje verhuren. De huur zou door hen betaald worden en daarnaast kreeg ik er € 500,00 extra voor. Ik wil niet zeggen door wie ik daarvoor benaderd werd want dan breng ik mezelf in gevaar. Ik heb er wel bewust voor gekozen mijn huis te verhuren. Het klopt dat het telefoonnummer steeds veranderde en ik het telefoonnummer niet op mocht slaan. Ik moest naar een plek komen waar ik de € 500,00 cash betaald kreeg en ook mijn post kreeg. Ik had zelf geen sleutel van de woning meer. Ik ben er ook niet meer geweest. Ik mocht mijn post ook niet ophalen. Het gebeurde via een bekende dat ik onderverhuurde. Ik heb het huis vanaf juli 2022 onderverhuurd en ben bij mijn ouders gaan wonen. Ik heb tot en met december 2022 maandelijks € 500,00 gekregen plus de huur.
4.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof op 14 november 2024:
Vanaf juli 2022 heb ik mijn woning onderverhuurd en heb ik naast de huursom € 500,00 per maand gekregen. Er is van de onderhuur geen onderhuurovereenkomst opgemaakt. Ik wil de naam van de bekende die mij in contact heeft gebracht met de onbekende derde(n) niet noemen.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde. Daartoe is in de kern aangevoerd dat het bewijs voor het dubbel opzet van de verdachte tekortschiet. Ter nadere adstructie van dit verweer heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte zijn woning via een bekende aan onbekende(n) heeft verhuurd. De sleutel van de woning is door de verdachte afgegeven en hij is nadien niet meer in de woning aanwezig geweest. De verdachte had op geen enkele wijze wetenschap noch bemoeienis met de in de woning aangetroffen hennepkwekerij. De verdachte is misschien onzorgvuldig geweest, doch dat wettigt geenszins het oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn van die ander(eren) bij het telen van hennep en op de aanwezigheid van de hennepkwekerij in verdachtes woning.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf niet slechts is vereist dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef, en onder 1º of 2º, van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, was gericht op het door de andere dader(s) gepleegde misdrijf, het zogeheten gronddelict.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er op 21 december 2022 in de door de verdachte gehuurde woning aan [adres 2] een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen met ongeveer 268 hennepplanten.
De verdachte heeft bij gelegenheid van zijn verhoor bij de politie en ten overstaan van de politierechter en het hof – in de kern weergegeven – verklaard, bij welke verklaring de verdachte ten overstaan van het hof is gebleven, dat hij tot juni 2022 in de woning aan [adres 2] heeft gewoond. De verdachte is via een bekende van hem in contact gekomen met een onbekende. De verdachte is gebeld door een prepaid nummer, waarna het – naar het hof begrijpt – tot een afspraak is gekomen. Die onbekende(n) hebben de verdachte aangeboden en overgehaald om zijn woning te verhuren voor een bedrag van € 500,- per maand, boven op het bedrag van de huur, zodat hij iets ‘extra kon bijverdienen’ om zijn belastingschulden af te lossen. Het geldbedrag van € 500,- heeft de verdachte toen ‘in zijn handen gedrukt gekregen’. Er is geen onderhuurovereenkomst opgemaakt. De verdachte moest de sleutels van zijn woning inleveren en de woning leegmaken, want die moest van die onbekende derde(n) leeg zijn. De verdachte mocht niet meer in de woning komen en evenmin mocht hij zijn post in of bij de woning ophalen. De een of meer onbekende personen namen telkens met een ander telefoonnummer contact op met de verdachte, waarna hem werd verteld om naar ‘een plek’ toe te komen, waar de verdachte vervolgens het bedrag van € 500,- in contanten betaald kreeg en zijn post ontving. De verdachte mocht de telkens wisselende telefoonnummers niet opslaan. De verdachte heeft verklaard dat hij de naam van de bekende die hem in contact heeft gebracht met de onbekenden niet wil noemen en onder druk is gezet.
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt aldus dat de verdachte gedurende geruime tijd (ongeveer een half jaar) zonder onderverhuurovereenkomst, dan wel enige andere schriftelijke vastlegging, de door hem gehuurde huurwoning heeft onderverhuurd aan een of meer voor de verdachte onbekende personen. Hiertoe is de verdachte naar eigen zeggen overgehaald met het aanbod om iets extra’s te verdienen om zijn belastingschuld af te lossen, alsmede – zo begrijpt het hof – onder druk gezet. De verdachte moest de sleutels van de woning inleveren, de woning leegmaken en hij mocht niet meer in of bij de woning komen. De verdachte heeft op dat moment alsook enig ander moment nadien verzuimd navraag te doen naar de reden van het onderhuren van zijn woning, dan wel enig ander onderzoek verricht naar het gebruik van de woning. De verdachte had niet de beschikking over enige contact- of persoonsgegevens of andere informatie van de onbekende derde(n). Het contact verliep aanvankelijk via-via, middels een prepaid nummer en daarna telkens via wisselende telefoonnummers, welke nummers de verdachte bovendien niet mocht opslaan. De verdachte kreeg contant betaald en daarvoor moest hij naar een niet nader specificeerde plek toekomen, welke plek hij van te voren via de/het wisselde nummer(s) ontving.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door onder voormelde omstandigheden en voorwaarden akkoord te gaan met de onderverhuur van zijn woning aan een of meer volstrekt onbekenden welbewust het risico genomen dat in de woning illegale handelingen zouden plaatsvinden waarvan de onbekende onderhuurder(s) niet wenste(n) dat verdachte daarvan kennis zou dragen en die voor de verdachte als onderverhuurder verborgen dienden te blijven. Van een reguliere/legale onderverhuur, zonder dat daarbij sprake zou zijn van een aanmerkelijke kans op het plaatsvinden van strafbare feiten in de woning, kan geen sprake zijn geweest. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich dan ook willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat in de door hem verhuurde woning strafbare feiten zouden plaatsvinden, waaronder begrepen mogelijke overtredingen van de Opiumwet, welke kans de verdachte ten tijde van het onderverhuren bewust heeft aanvaard. Redengevend voor zowel de aanmerkelijke kans als verdachtes bewuste aanvaarding daarvan, acht het hof in het bijzonder de omstandigheden dat het contact tussen de verdachte en de onbekende derde(n) plaatsvond via een voor de verdachte bekende derde, een prepaid nummer en daarna via telkens wisselende nummers, alsook dat de betaling van de onderhuurpenningen aan de verdachte op een niet nader gespecifieerde plek heeft plaatsgevonden, welke plek met het wisselende nummer is doorgegeven, uit welke feiten en omstandigheden volgt dat de identiteit van die derde(n) onbekend moest blijven. Verder acht het hof redengevend dat de verdachte heeft verklaard dat hij onder druk is gezet en niet meer bij de woning mocht komen. Het onder vorenomschreven omstandigheden onder druk verhuren van de eigen woning, ontstijgt naar het oordeel van het hof elke normale en legale gang van zaken en is in hoge mate indicatief voor de aanmerkelijke kans dat de woning gebruikt zou worden voor het plegen van strafbare feiten. In de aanvaarding van de aanmerkelijke kans ligt naar het oordeel van het hof voorts besloten dat de verdachte de mogelijkheid dat het om een ‘lijst II verdovend middel’ zoals hennep ging, in het kader van het voorwaardelijk opzet, op de koop toe heeft genomen.
De verdachte heeft naar het oordeel van het hof dan ook in voorwaardelijke zin opzet gehad zowel op het plegen van het telen van hennep als ook op het gelegenheid verschaffen en/of behulpzaam zijn tot het plegen van dit misdrijf door aan een of meer onbekende andere(n) zijn woning middels onderverhuur ter beschikking te stellen. Gelet op het vorengaande kan dan ook niet – zoals door de verdediging bepleit is – worden gesproken van een verdachte die slechts onzorgvuldig is geweest.
Het hof verwerpt mitsdien de verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 subsidiair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van een grote hoeveelheid hennepplanten. De verdachte heeft zijn woning aan een of meer onbekende(n) onderverhuurd, waarna in de woning een hennepkwekerij is geëxploiteerd. Met zijn strafbare handelen heeft de verdachte, kennelijk uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de illegale teelt en handel in hennep en aan het criminele circuit dat zich doorgaans rondom illegale hennepteelt ontvouwt. Bovendien gaat illegale hennepteelt vaak gepaard met ongewenste neveneffecten voor de maatschappij in de vorm van een verhoogd risico op brandgevaar rondom teeltlocaties en schade voor de volksgezondheid bij veelvuldig gebruik van hennep. Dit wordt de verdachte door het hof aangerekend.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 september 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit, te weten het aanwezig hebben van hennep. Ter zake van dit feit is op 12 februari 2019 aan de verdachte een strafbeschikking opgelegd.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Al het voorgaande afwegende, en daarbij verdachtes rol als medeplichtige bij het bewezenverklaarde in aanmerking genomen, acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 40.028,46 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij is in deze vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Nu aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zal de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De benadeelde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 28 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Duijn voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.