ECLI:NL:GHSHE:2024:4194

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
200.349.281_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake vervangende toestemming voor inschrijving op basisschool

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de moeder van twee minderjarige kinderen, [persoon E] en [persoon A]. De moeder verzoekt om vervangende toestemming om haar kinderen in te schrijven op basisschool '[basisschool A]' in [plaats basisschool A], ter vervanging van de toestemming van de vader. De vader verzet zich tegen deze inschrijving en vordert dat de moeder met de kinderen terugkeert naar hun vorige woonplaats en hen naar school in [plaats A] brengt. De voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in eerste aanleg de moeder veroordeeld om ervoor te zorgen dat [persoon A] weer naar school gaat in [plaats A] en heeft de vordering van de moeder in reconventie afgewezen. De moeder heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelt dat het voor [persoon A] van groot belang is om in de buurt naar school te gaan, gezien de lange reistijd en de sociale aspecten van het schoolgaan. Het hof heeft de zaak op 31 december 2024 behandeld en heeft geoordeeld dat het belang van [persoon A] het meest gediend is met een snelle inschrijving op de school in de buurt, ondanks dat deze school niet in [woonplaats] is gevestigd. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de moeder vervangende toestemming verleend voor de inschrijving van [persoon A] op basisschool '[basisschool A]'.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer 200.349.281/01
arrest van 31 december 2024
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als de moeder,
advocaat: mr. N. Wouters te [plaats A] ,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de vader,
advocaat: mr. M. Krijger te Goes.
op het bij exploot van dagvaarding van 24 december 2024 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 20 december 2024, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats [plaats A] , gewezen tussen de moeder als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en de vader als eiser in conventie, verweerder in reconventie.
Op grond van het bepaalde in art. 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie [plaats A] , hierna te noemen: de raad;
Daarnaast is in de procedure gekend: de Gecertificeerde Instelling Stichting Jeugdbescherming West Zeeland (hierna: de GI).

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/428470 / KG ZA 24-544)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven en bijlagen 1 tot en met 6 en bijlage A;
  • de memorie van antwoord met producties A en B;
  • het H12-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 30 december 2024 met bijlagen 7 en 8;
  • het H12-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 30 december 2024 met bijlagen 9 en 10.
De moeder concludeert in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van de vader zal afwijzen en de vordering van de moeder zal toewijzen, strekkende tot het verkrijgen van vervangende toestemming – ter vervanging van de toestemming van de vader – om [persoon A] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , al dan niet in afwachting van de bodemprocedure, aan te melden of in te schrijven op de basisschool ‘ [basisschool A] ’ gevestigd aan [adres basisschool A] , dan wel toestemming zal verlenen voor inschrijving op een andere school in een straal van 10 km vanaf de woonplaats van de moeder in [woonplaats] .
De vader concludeert tot niet-ontvankelijk verklaren van de moeder in haar hoger beroep, althans tot afwijzing daarvan, met bekrachtiging van het bestreden vonnis.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 31 december 2024. Aanwezig waren partijen en hun advocaten. Namens de raad is verschenen: [persoon B] . Namens de GI zijn verschenen: [persoon C] en [persoon D] .
Ten slotte is arrest gevraagd.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 31 december 2024 arrest gewezen in verkorte vorm. Het onderhavige arrest bevat de motivering.
De advocaat van de vader heeft op 31 december 2024 om 13.35 nog een mailbericht per Zivver naar het hof gestuurd. Het hof laat dat bericht buiten beschouwing omdat de mondelinge behandeling op dat moment reeds was gesloten en aan de vader geen toestemming is verleend om na de mondelinge behandeling nog stukken over te mogen leggen.

3.Beoordeling

De feiten
3.1.
In dit hoger beroep wordt uitgegaan van de volgende feiten.
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van 6 maart 2018 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 3 april 2018 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige kinderen:
- [persoon E] (hierna: [persoon E] ), geboren op 13 maart 2013 te [woonplaats] ;
- [persoon A] (hierna: [persoon A] ), geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] .
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
[persoon E] en [persoon A] zijn vanaf 4 november 2022 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 4 februari 2025.
Tijdens het huwelijk woonden partijen in [woonplaats] . De moeder is na de echtscheiding verhuisd naar [plaats A] . De kinderen gingen vanaf dat moment in [plaats A] naar [basisschool B] .
De moeder heeft op 20 april 2022 vervangende toestemming aan de rechtbank gevraagd om met de kinderen te mogen verhuizen naar [woonplaats] en om de kinderen in te schrijven op basisschool ‘ [basisschool C] ’ te [woonplaats] . De moeder is in augustus 2022 met de kinderen naar [woonplaats] verhuisd. Zij wonen daar met de nieuwe partner van de moeder. De moeder en haar nieuwe partner hebben nog twee kinderen gekregen: [persoon F] en [persoon G] .
Het verzoek om de kinderen in te schrijven op basisschool ‘ [basisschool C] ’ te [woonplaats] heeft de rechtbank bij beschikking van 28 februari 2023 afgewezen.
Vanaf de verhuizing naar [woonplaats] , volgt [persoon E] geen regulier onderwijs meer. [persoon A] ging met behulp van leerlingenvervoer, dat door de gemeente [plaats A] werd geregeld, naar [basisschool B] in [plaats A] . Met toestemming van partijen is er voor [persoon A] met ingang van schooljaar 2024/2025 ambulante begeleiding (Kind op 1) ingezet vanuit school om haar te ondersteunen.
Na de herfstvakantie 2024 is het leerlingenvervoer van [persoon A] door de gemeente [plaats A] gestopt. [persoon A] zit sindsdien thuis en gaat niet meer naar school.
Bij beschikking van 13 december 2024 heeft de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te mogen verhuizen naar [woonplaats] .
Het geschil in conventie en in reconventie
3.2.
De vader vordert in conventie om bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair:
de moeder te veroordelen met beide kinderen, althans met [persoon A], terug te keren naar de
woning van de moeder in [plaats A] , zulks binnen 4 uren na betekening van dit vonnis,
alsmede haar te veroordelen de kinderen — althans [persoon A] — in dat geval op alle schooldagen tijdig naar hun/haar school, gelegen in [wijk A] in [plaats A] , de
Samenwerkingsschool [school A], gevestigd aan [adres school A]
, te brengen, zulks met ingang van de eerste schooldag na betekening van dit
vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dat de
moeder na betekening van dit vonnis met voldoening daaraan in gebreke blijft;
II. subsidiair:
[persoon A] toe te vertrouwen aan de moeder van de vader, wonende te [woonplaats] , en de moeder te veroordelen tot afgifte van [persoon A], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,-- voor iedere dag dat de moeder na betekening van dit vonnis met voldoening
daaraan in gebreke blijft, de nakoming van dit vonnis indien nodig ten uitvoer te leggen met
behulp van de sterke arm;
III. meer subsidiair:
de moeder te veroordelen ervoor zorg te dragen dat [persoon A] weer actief en fysiek deelneemt
aan het onderwijs op haar school, gelegen in [wijk A] in [plaats A] , de
Samenwerkingsschool [school A], gevestigd aan [adres school A]
, zulks binnen 4 uren na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van
een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dat de moeder na betekening van dit vonnis
met voldoening daaraan in gebreke blijft.
3.3.
De moeder voert verweer tegen de vordering van de vader en zij concludeert tot afwijzing daarvan. Zij vordert in reconventie dat de kinderen bij haar in [woonplaats] mogen wonen en verblijven en dat aan haar toestemming - ter vervanging van de toestemming van de vader - wordt verleend om de kinderen - al dan niet in afwachting van de bodemprocedure - aan te melden of in te schrijven op de basisschool ‘[basisschool A]’ gevestigd aan [adres basisschool A] , dan wel toestemming te verlenen voor inschrijving op een andere school in een straal van 10 km vanaf de woonplaats van de moeder in [woonplaats] .
3.4.
De voorzieningenrechter heeft bij het bestreden vonnis in conventie de moeder veroordeeld, totdat anders is beslist of partijen anders overeenkomen, ervoor zorg te dragen dat [persoon A] vanaf de eerste schooldag na de Kerstvakantie 2024/2025 weer actief en fysiek deelneemt aan het onderwijs op haar school [school A] in [plaats A] . De voorzieningenrechter heeft de moeder verder veroordeeld om aan de vader een dwangsom te betalen van € 250,-- voor iedere dag dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,-- is bereikt. Het vonnis in conventie is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Voorts heeft de voorzieningenrechter in reconventie de vordering van de moeder afgewezen en de raad verzocht, onder de voorwaarde dat de moeder uiterlijk drie weken na 20 december 2024 een bodemprocedure is gestart om aan haar vervangende toestemming te verlenen om [persoon A] aan te melden of in te schrijven op basisschool ‘[basisschool A]’ te [plaats basisschool A], ten behoeve van die procedure onderzoekt te doen en advies uit te brengen ter beantwoording van de volgende vragen:
  • is het in het belang van [persoon A] dat zij voortaan naar basisschool [basisschool A] in [plaats basisschool A] gaat in plaats van de Samenwerkingsschool [school A] in [plaats A] ?;
  • kan [basisschool A] in [plaats basisschool A] aan [persoon A] dezelfde zorg en
ondersteuning bieden die zij nu op de Samenwerkingsschool [school A] in [plaats A] ontvangt?
en daarover te rapporteren en te adviseren aan de rechtbank, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van dit rapport en advies aan de advocaten van partijen.
De beoordeling in hoger beroep in conventie en reconventie
3.5.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zal het hof deze hierna gezamenlijk bespreken.
Spoedeisend belang
3.6.
Voorop wordt gesteld dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang is aangenomen. Het gaat erom of ten tijde van de uitspraak in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig is.
De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak.
3.7.
[persoon A] gaat vanaf de herfstvakantie, dus vanaf 28 oktober 2024, niet meer fysiek naar school. Niet in geschil is dat het van groot belang is voor de ontwikkeling van [persoon A] dat zij zo snel mogelijk weer naar school gaat. Daar zijn de vorderingen van partijen op gericht. Daarmee is het spoedeisend belang van beide partijen bij hun vorderingen gegeven.
School
3.8.
Met grief I komt de
moederop tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat zij ervoor kan zorgdragen dat [persoon A] voorlopig naar school gaat in [plaats A] . Met grief II komt de moeder op tegen de afwijzing van haar verzoek strekkende tot vervangende toestemming om [persoon A] in te schrijven op een school in [plaats basisschool A] in afwachting van een raadsonderzoek. Ter toelichting op de grieven voert zij het volgende aan.
Het is voor de moeder onmogelijk om [persoon A] naar school te laten gaan in [plaats A] nu het taxivervoer niet meer door de gemeente [plaats A] wordt vergoed. Om die reden is [persoon A] al sinds de herfstvakantie niet meer naar school geweest. De moeder heeft geen rijbewijs en geen auto. De reistijd met het OV bedraagt tussen 1 uur en 28 minuten en 2 uur en 28 minuten. Van [persoon A] mag niet worden verwacht dat zij de reis alleen maakt. Moeder kan niet iedere dag meereizen omdat zij de zorg heeft voor [persoon E] en de twee jongere kinderen waarvoor zij geen oppas heeft. De moeder kan haar partner niet inschakelen omdat hij in België werkt en niet dagelijks twee maal naar [plaats A] kan rijden. De moeder heeft niet de financiële middelen om professioneel vervoer te betalen. De GI geeft aan dat [gemeente A] het leerlingenvervoer niet wil bekostigen.
Bovendien is het reizen belastend voor [persoon A] en heeft zij inmiddels haar sociale leefomgeving opgebouwd rondom [woonplaats] . De kinderen verblijven sinds augustus 2022 in [woonplaats] . De moeder vindt het belangrijk dat zij ook daar naar school gaat. Er is op dit moment geen contact tussen [persoon A] en haar vader. [persoon A] heeft vriendjes in [woonplaats] . Er zijn ook kinderen uit [woonplaats] die in [plaats basisschool A] naar school gaan. De vriendschappen in [plaats A] zijn verwaterd.
De moeder vindt het wenselijk dat [persoon A] na de kerstvakantie kan starten op een school in [plaats basisschool A]. Een onderzoek door de raad is daarvoor niet nodig. Zowel de raad als de GI hebben de voorzieningenrechter tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg geadviseerd om [persoon A] na de kerstvakantie te laten starten op een school in [plaats basisschool A]. De school in [plaats basisschool A] is net als de school in [plaats A] een openbare school. De moeder verwacht dat de overgang daardoor soepeler verloopt. Ook kan zij begrijpen dat een school met een openbaar karakter voor de vader prettiger aanvoelt, nu hij een Marokkaans Islamitische achtergrond heeft. De afstand naar de school is 3 kilometer; dat is met de fiets 9 minuten.
Op de school ‘[basisschool A]’ wordt ook hulp aangeboden. Er wordt gewerkt met een overkoepelend onderwijsverband, [naam A]. Onjuist is dat [persoon A] een bijzondere onderwijsbehoefte heeft. Zij heeft maximaal één keer per week contact met [persoon H]. Daarnaast wordt voor [persoon A] specialistische hulpverlening ingezet via een GGZ instelling. De behandeling van Kind-op-1 is dan niet meer nodig.
3.9.
In reactie op de grieven voert de
vaderhet volgende aan. Geen van de gebeurtenissen die de moeder noemt die impact zouden hebben gehad op de kinderen, zijn aangetoond. Er is nog geen onderzoek gedaan naar de emotionele toestemming die de kinderen krijgen in het gezin van de moeder om contact te hebben met de vader. De vader weerspreekt dat sprake was van huiselijk geweld. De zorgregeling verliep goed totdat de vader weigerde toestemming te geven voor de verhuizing.
De moeder onderneemt geen actie om het vervoer te regelen, omdat zij niet wil dat [persoon A] in [plaats A] naar school gaat. De vader heeft zelf een nieuwe aanvraag voor leerlingenvervoer ingediend en hoopt daar op de dag van de mondelinge behandeling nog duidelijkheid over te krijgen. Dat de voorzieningenrechter heeft bepaald dat [persoon A] in [plaats A] naar school moet gaan, zou voldoende moeten zijn om de gemeente – al dan niet met toepassing van de hardheidsclausule – te dwingen om het vervoer te vergoeden. De partner van de moeder kan ook voor vervoer zorgen: hij heeft een auto en werkt meestal vanuit huis. De moeder heeft een Wajong-uitkering die veel hoger is dan de bijstandsnorm. Bovendien heeft haar partner eigen inkomsten. Beide inkomens zijn bepalend voor de vraag of de moeder de kosten van het schoolvervoer voor haar rekening kan nemen. De moeder weigert echter inzage te geven in haar financiële situatie.
[persoon A] kan ook doordeweeks bij haar oma (vz) in [woonplaats] verblijven. Ook de tante van [persoon A] (vz) kan [persoon A] doordeweeks onderbrengen en naar school brengen. Verder stelt de vader zijn woning beschikbaar aan de moeder en haar gezin, zodat [persoon A] van daaruit naar school kan gaan. Spanningen tussen [persoon A] en de familie van vaderszijde worden door de moeder veroorzaakt. Er is sprake van een hechte, liefdevolle band tussen [persoon A] en de familie van vaderszijde.
Partijen hebben gezamenlijk ouderlijk gezag. Het verzoek om vervangende toestemming voor een andere school voor [persoon A] in [woonplaats] is in de bodemprocedure reeds afgewezen. De moeder heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek. Een daaropvolgende verzoek voor inschrijving op een school in [woonplaats] is tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken. De moeder had de vader moeten betrekken in haar afwegingen ter zake van de schoolkeuze, dan wel veel eerder een bodemprocedure had moeten starten.
Dat de moeder de vader nu tegemoet wil komen door te kiezen voor een school in [plaats basisschool A] is ongeloofwaardig. Uit niets blijkt dat de moeder de belangen van [persoon A] voorop kan stellen bij haar keuzes. De moeder is niet in staat om de kinderen op pedagogisch vlak te bieden wat zij nodig hebben. Het is nu al de tweede keer dat de kinderen vanuit een schoolgaande situatie langdurig thuis zijn komen te zitten, dat de moeder geen actie onderneemt wanneer de belangen van de kinderen dat vergen en is de moeder niet in staat de kinderen emotionele toestemming te geven voor het contact met hun vader.
De raad heeft in de bodemprocedure geadviseerd om toestemming te geven voor de verhuizing naar [woonplaats] , maar heeft ten onrechte de gevolgen van een eventuele verhuizing voor de schoolgang van [persoon A] niet bij het onderzoek betrokken. Het is onjuist dat in het rapport kan worden gelezen dat de raad dit aspect wel had meegewogen. De raad heeft de handdoek in de ring gegooid en lijkt zich niet meer voor de kinderen van partijen te willen inzetten.
Dat [persoon A] het zo goed op school heeft gedaan, is haar verdienste en van [school A]. De moeder bagatelliseert die inzet. [persoon A] heeft wel degelijk een bijzondere onderwijsbehoefte. Zij kan regulier onderwijs op cognitief gebied goed aan, maar haar specifieke onderwijsbehoefte ligt bij de sociaal-emotionele ontwikkeling, vanwege alles dat zij de afgelopen jaren door toedoen van de moeder heeft moeten ondergaan. Zij moet het contact met haar vader al geruime tijd missen, is vrijwel onzichtbaar in het grote gezin van de moeder en zou ook nog de voor haar bekende gezichten (leerkrachten en klasgenootjes) op school moeten missen. De specialistische GGZ-hulp is er nog niet. De GI is handelingsverlegen. Het is de vraag of deze hulp er komt, laat staan op korte termijn. Bovendien zal deze hulp niet per se ondervangen wat het AB-team [persoon A] momenteel op school biedt: intensieve begeleiding en permanente ondersteuning. Door de begeleiding is de verwachting dat zij regulier kan uitstromen. Er is geen garantie dat ‘[basisschool A]’ deze hulp kan bieden. Welke hulp door ‘[basisschool A]’ geboden kan worden is niet onderzocht. De sociale functie van een school kan ook in [plaats A] worden geboden. Ook daar kan [persoon A] spelen met klasgenootjes. Het vervoer is flexibel.
De GI heeft andere mogelijke oorzaken voor de beweerdelijke vermoeidheid van [persoon A], zoals de belasting in het gezin bij de moeder, of het gebrek aan structuur ten aanzien van het gebruik van schermen en het hanteren van bedtijden, niet onderzocht noch in beeld.
3.10.
De
raadheeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende laten weten. De situatie is volledig gepolariseerd. De kinderen zitten volkomen klem. De diagnostiek is nog niet rond. Er is inmiddels een belangrijke stap genomen: de moeder heeft toestemming gekregen voor de verhuizing naar [woonplaats] . Het is geen reële optie meer dat de kinderen teruggaan naar [plaats A] . Het is erg zorgelijk dat [persoon A], die kwetsbaarheden heeft, vanaf de herfstvakantie niet meer naar school gaat. Er gebeuren op school belangrijke dingen voor haar ontwikkeling. De thuissituatie van [persoon A] is redelijk beladen. School kan dan ook lucht geven. De prioriteit moet zijn dat [persoon A] zo snel mogelijk naar school gaat. In het raadsrapport is de raad niet heel expliciet geweest over de schoolkeuze, de raad wil dat onderzoeken. De raad vreest dat er geen financiering zal worden verkregen voor vervoer naar [plaats A] . Daarom adviseert de raad om [persoon A] in [plaats basisschool A] naar school te laten gaan. Dat is niet alleen maar een goede oplossing. In het vervelendste geval zal het resulteren in een terugplaatsing naar de school in [plaats A] .
3.11.
De
GIheeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende laten weten. [persoon A] moet zo snel mogelijk naar school. De moeder heeft toestemming om met de kinderen in [woonplaats] te wonen. Het is in het belang van [persoon A] dat zij in de buurt naar school gaat. School heeft ook sociale aspecten: vriendjes kunnen over de vloer komen. De GI heeft contact gehad met de school in [plaats basisschool A]. De hulp die [persoon A] in [plaats A] kreeg valt onder passend onderwijs. Alle scholen zijn gehouden om passend onderwijs aan te bieden. Ook in [provincie A] wordt passend onderwijs aangeboden. Er is nog geen inhoudelijke informatie met de school uitgewisseld, omdat die nog niet betrokken is. De school is wel in staat om hulp te bieden. [persoon A] kan daar op 6 januari 2025 starten, er is plek voor haar.
De gemeente [plaats A] heeft tot de herfstvakantie een overbruggingsvoorziening getroffen voor het leerlingenvervoer. De gemeente [plaats A] wijst nu naar [gemeente A]. [gemeente A] geeft aan dat niet is voldaan aan de materiële voorwaarden voor leerlingenvervoer: [persoon A] heeft geen beperking en volgt geen speciaal onderwijs. Vervoer kan bovendien alleen worden geregeld voor de dichtstbijzijnde passende school.
Ook de school vindt de reistijd voor [persoon A] lang. Het is in het belang van [persoon A] dat zij op natuurlijke wijze in de buurt naar school kan gaan. Er zijn geen aanwijzingen dat de voorzieningen niet in [plaats basisschool A] kunnen worden getroffen. De kans dat [persoon A] weer zo snel mogelijk naar school gaat is het grootst bij een school in de buurt.
[persoon A] komt op cognitief gebied goed mee. Er zijn vragen over haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarvoor heeft zij begeleiding nodig. Er zijn zorgen over parentificatie. Het lijkt erop dat zij haar oudere broer, [persoon E], heel erg wil beschermen. Daar dient zicht op te komen door middel van diagnostiek en het inzetten van hulpverlening. Voor wat betreft school is passend onderwijs voor haar echter toereikend.
3.12.
Het
hofoverweegt als volgt.
Zoals hiervoor al in 3.7 is overwogen, is het voor iedereen duidelijk dat [persoon A] weer naar school moet gaan. Het is nu van het grootste belang dat [persoon A] duidelijkheid en zekerheid krijgt over waar zij naar school zal gaan. Het hof ziet geen aanleiding om eerst een onderzoek in te stellen welke school het meest geschikt is voor [persoon A].
In de bodemprocedure is door de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming gegeven voor verhuizing met de kinderen naar [woonplaats] . Voor partijen is aldus duidelijk dat [persoon A] haar woonplaats in [woonplaats] heeft.
Het is voor [persoon A] belastend dat zij iedere dag met de taxi of het openbaar vervoer naar school moet en een lange reistijd heeft. Uit de stukken blijkt dat zij vermoeid is. Het is aannemelijk dat dit (mede) wordt veroorzaakt door de dagelijkse reis naar school.
In het algemeen is het voor een kind van belang om in de buurt van de woonplaats naar school te gaan; school heeft ook een sociale functie. Kinderen kunnen na schooltijd met klasgenootjes spelen. Dat is ingewikkelder als een kind elders naar school gaat en er sprake is van een aanzienlijke reistijd.
De vraag is dan of de hulpverlening die de school in [plaats A] biedt, zo bijzonder is dat het belang van [persoon A] toch meebrengt dat zij in [plaats A] naar school blijft gaan, nog afgezien van de praktische vervoersperikelen. Op voorhand staat dit voor het hof niet vast. De GI geeft aan dat [persoon A] geen specifieke begeleiding ontvangt die niet door ‘[basisschool A]’ zou kunnen worden aangeboden. Het is juist dat [persoon A] op school beter is gaan functioneren. Zij kan cognitief meekomen met haar klasgenootjes, maar heeft op sociaal-emotioneel vlak begeleiding nodig. Die begeleiding wordt haar in [plaats A] in het kader van passend onderwijs geboden. Iedere school in Nederland is gehouden om passend onderwijs aan te bieden. Bij de door de moeder aangedragen school ‘[basisschool A]’ in [plaats basisschool A] wordt ook hulp aangeboden in het kader van passend onderwijs.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat het belang van [persoon A] op dit moment het meest gediend is met een snelle inschrijving op een school in haar omgeving, te [plaats basisschool A]. Weliswaar is die school niet in [woonplaats] gevestigd, maar de moeder heeft aangegeven dat de school op 9 minuten fietsen gelegen is en er ook andere kinderen uit [woonplaats] naar de school in [plaats basisschool A] gaan. De sociale functie van een school blijft daarmee behouden.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. De vordering van de vader in conventie wordt alsnog afgewezen en de gewijzigde vordering van de moeder in reconventie wordt alsnog toegewezen in die zin dat aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om [persoon A] in te schrijven op de school ‘[basisschool A]’ in [plaats basisschool A].

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie [plaats A] , van 20 december 2024, zowel in conventie als in reconventie gewezen;
en opnieuw rechtdoende:
verleent aan de moeder vervangende toestemming – ter vervanging van de toestemming van de vader – om [persoon A] , geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] , vanaf de datum van dit arrest aan te melden of in te schrijven op basisschool ‘[basisschool A]’ gevestigd aan [adres basisschool A] ;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M.C. Dumoulin, M.J. van Laarhoven en A.J.F. Manders en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 31 december 2024.
griffier rolraadsheer