ECLI:NL:GHSHE:2024:4151

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
20-002645-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijke beschadiging van een auto

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 19 september 2023 was veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een auto. De verdachte, geboren in 1952, had op 29 januari 2023 in Etten-Leur een personenauto bekrast. De politierechter had hem een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, terwijl de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleitte. Het hof heeft het beroep behandeld op 29 november 2024 en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, op basis van getuigenverklaringen en het gedrag van de verdachte op het moment van de aanhouding. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, en moest een schadevergoeding van € 770,00 betalen aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de beschadiging van haar auto. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, en het hof legde ook een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002645-23
Uitspraak : 29 november 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 19 september 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-028171-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen’ veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
Door de raadsman van de verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman primair verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te Etten-Leur, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 januari 2023 te Etten-Leur, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (gekentekend [kenteken] ), die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2000-2023025427, gesloten d.d. 9 februari 2023, inhoudende een verzameling in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 31. De inhoud daarvan is hierna telkens zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 januari 2023, dossierpagina’s 3-4, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Op 29 januari 2023, omstreeks 21:45 uur, werd er bij mijn woning aangebeld door de heer [getuige] . Ik hoorde [getuige] tegen mij zeggen dat een oudere man zojuist mijn auto bekrast had. Dit zag hij toen hij de hond aan het uitlaten was. Ik hoorde [getuige] zeggen dat nadat mijn auto bekrast was deze man de woning van onze buren op [adres 3] binnen was gegaan.
Ik liep naar mijn auto en zag dat heel mijn auto rondom bekrast was. Ik zag hele diepe lange krassen over alle zijden van mijn auto. De schade die ik zojuist geconstateerd heb aan mijn auto zat nog niet op mijn auto toen ik mijn auto op 28 januari 2023, omstreeks 22:00 uur, had geparkeerd.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 januari 2023, dossierpagina’s 5-6, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
Op 29 januari 2023, omstreeks 21.40 uur, liep ik over de [straatnaam 1] in Etten-Leur om mijn hond uit te laten. Toen ik over de [straatnaam 1] liep, zag ik ter hoogte van de T-kruising van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] , een man lopen. Ik zag dat deze man langs de auto liep van de bewoners van [adres 2] . Toen ik de man zag, stond hij langs de linkerzijde van de auto voorzien van kenteken [kenteken] . Ik hoorde een hard krassend geluid afkomstig van de auto. Ik zag dat de man met een beweging van zijn hand aan de zijkant van de auto diepe krassen in de auto zette. Ik zag dat de man ongeveer rond de 70 jaar oud was, rond de 1.70 meter lang, een langere stoffen jas droeg en een klepmuts (“opa pet”) op had. Ik zag dat de man niet in een rechte lijn kon lopen. Vervolgens toen ik verder de [straatnaam 1] overliep, zag ik dat de man doorliep naar [adres 3] , waar hij vervolgens naar binnen ging.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2023, dossierpagina’s 9-10, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 29 januari 2023 omstreeks 22:15 uur kregen wij het verzoek om te gaan naar [adres 2] . Toen wij ter plaatse kwamen in [straatnaam 2] belden wij aan bij de woning [adres 3] . Ik zag dat de deur geopend werd door nader te noemen verdachte [verdachte] . Ik vroeg aan [verdachte] of hij op dat moment de enige aanwezige persoon was in de woning. Ik hoorde [verdachte] in duidelijke Nederlandse taal zeggen dat hij alleen thuis was. Ik zag dat [verdachte] een onvast ter been was en tegen de voordeur en muur van de hal leunde om te blijven staan. Tijdens het gesprek riekte ik dat de adem van [verdachte] riekte naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank.
Ik vroeg aan de heer [getuige] of hij de persoon, welke in de deuropening van [adres 3] stond, herkende als de persoon welke hij de auto heeft zien bekrassen. Ik hoorde [getuige] zeggen dat dit de juiste persoon betrof.
Ik zag in de hal aan de kapstok een “opa-pet” hangen. Ik zag onder de “opa-pet” een halflange donkergrijze jas hangen. Ik had het vermoeden dat dit de jas en pet betrof die verdachte [verdachte] gedragen zou hebben toen [getuige] getuige zou zijn geweest van het bekrassen van de auto. Ik zag dat verdachte [verdachte] deze jas en “opa-pet” van de kapstok pakte om aan te trekken. Deze jas en “opa-pet” toonde ik aan getuige [getuige] . Ik vroeg aan [getuige] of hij deze kleding herkende. Ik hoorde [getuige] zeggen dat dit de kleding was die verdachte [verdachte] gedragen zou hebben ten tijde van het bekrassen van de auto.
4.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 13 september 2024, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
U vraagt mij of ik toentertijd (
het hof: tijdens het verhoor d.d. 29 januari 2023) bij de politie de waarheid heb verklaard. Ja. De man liep rond de auto en ik zag dat hij krassen maakte. Ik heb niet gezien met welk voorwerp hij krassen maakte.
Op de vragen van de raadsman antwoord ik als volgt:
U vraagt mij of die meneer mij heeft gezien. Ik denk het niet. Hij liep ook niet recht
U vraagt mij of hij heel de auto heeft bekrast. Ik kwam erachter dat hij heel de auto heeft
bekrast. Hij liep om de auto heen en ik heb een geluid gehoord, toen is hij de straat ingelopen. Ik heb gezien dat de man om de auto heen liep en ik hoorde krassen. Ik hoorde
dat een voorwerp over ijzer ging. Ik weet niet met welk voorwerp.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat er weliswaar wettig, maar geen overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen. De getuige heeft slechts een krassend geluid hoort, maar heeft niet gezien dat de krassen daadwerkelijk door de verdachte werden aangebracht op de auto. De eigenaar van de auto heeft de auto reeds een dag eerder geparkeerd, waarna er de hele dag niet naar de auto is gekeken, waardoor het niet ondenkbaar is dat de krassen eerder zijn aangebracht. Daarbij komt dat de verdachte ontkent dat hij de krassen heeft aangebracht. Voorts heeft de raadsman gewezen op de foto van de sleutel van de verdachte op pagina 18 van het politiedossier, waarop geen verfresten te zien zijn, welke verfresten wel aanwezig zouden moeten zijn als de verdachte zoveel krassen zou hebben aangebracht.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Vaststaat dat er krassen zijn aangebracht op de auto van aangeefster [slachtoffer] . De vraag die in deze zaak beantwoordt dient te worden, is of de verdachte de persoon is geweest die de krassen op 29 januari 2023 heeft aangebracht op de auto van aangeefster [slachtoffer] .
Uit het dossier blijkt dat getuige [getuige] op 29 januari 2023 de verdachte langs de auto van aangeefster [slachtoffer] heeft zien lopen. Terwijl de verdachte langs de auto liep, hoorde de getuige een krassend geluid en zag hij dat de verdachte krassen maakte op de auto. De getuige heeft ook verklaard dat hij zag dat de verdachte niet recht liep. Vervolgens heeft de getuige aangebeld bij de eigenaar van de auto, te weten aangeefster [slachtoffer] , waarna aangeefster [slachtoffer] direct bij haar auto is gaan kijken en heeft waargenomen dat er diepe, lange krassen op de auto zaten. De aangeefster heeft verklaard dat deze krassen er niet zaten op het moment dat zij de auto parkeerde.
Nadat de politie ter plaatse is gekomen zijn zij langs gegaan bij de woning waar de verdachte naar binnen is gegaan. Gedurende het gesprek met de verdachte heeft de verbalisant waargenomen dat de adem van de verdachte riekte naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank en dat de verdachte onvast ter been was. Desgevraagd heeft de getuige aangegeven dat hij de persoon met wie de verbalisant in gesprek was, herkende als de persoon die hij langs de auto zag lopen, terwijl hij het krassende geluid hoorde. Tevens heeft de getuige de jas en de “opa-pet”, welke bij de verdachte in huis op de kapstok hingen en welke pet de verdachte ook op wilde zetten toen de politie er was, herkend als de jas en “opa-pet” die de persoon die langs de auto liep droeg.
De getuige [getuige] heeft bij de raadsheer-commissaris consistent met zijn eerdere verklaring verklaard, heeft gedetailleerd verklaard en hetgeen hij heeft verklaard, voor zover inhoudende dat de verdachte niet in een rechte lijn liep en de kleding die de verdachte droeg ten tijde van het feit, vindt bevestiging in hetgeen de verbalisant heeft waargenomen toen hij de verdachte – onvast ter been – aantrof in zijn woning.
Het hof is van oordeel dat, gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de verdere inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, alsmede in aanmerking genomen dat de waarnemingen van getuige [getuige] , aangeefster [slachtoffer] en verbalisant [verbalisant 2] elkaar ondersteunen, wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de persoon is die op 29 januari 2023 de auto van aangeefster [slachtoffer] heeft bekrast. Dat er geen verfresten zijn aangetroffen op de sleutel van de verdachte doet hier naar het oordeel van het hof niet aan af.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman van de verdachte heeft bepleit toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat de verdachte sinds het incident nog meer lichamelijke klachten heeft gekregen.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich op 29 januari 2023 schuldig heeft gemaakt aan beschadiging van de auto van aangeefster [slachtoffer] , door deze auto te bekrassen. Met diens handelen heeft de verdachte het eigendomsrecht van het slachtoffer geschonden. Dergelijk handelen veroorzaakt niet louter materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast en ergernis. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
30 september 2024, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat het niet goed gaat met zijn gezondheid.
Alles afwegende acht het hof, overeenkomstig het vonnis van de politierechter en met de advocaat-generaal, een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Het hof ziet, anders dan de verdediging, in de ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerde persoonlijke omstandigheden en gelet op de ernst van het feit, geen aanleiding om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 41.000,00. Deze vordering valt uiteen in de volgende posten:
€ 8.500,00 voor beschadiging van de auto ( [kenteken] )
€ 4.000,00 voor het vermoeden dat de verdachte eerder een auto heeft bekrast
€ 3.500,00 voor het vermoeden dat de verdachte eerder planten en bomen in de voortuin heeft vernield
€ 25.000,00 aan immateriële schade
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering door de politierechter toegewezen tot een bedrag van € 770,00, bestaande uit materiële schade (
deels post i.; dit is de schade die resteert na de uitkering van de verzekering), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2023. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Namens de benadeelde partij is te kennen gegeven dat de vordering in hoger beroep wordt gehandhaafd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair verzocht de vordering af te wijzen, daar het schadeformulier door de benadeelde partij zelf is ondertekend onder naam van de verdachte en de vordering, mede gelet op de hoogte van de vordering, aan te merken is als valsheid in geschrifte. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden in de zin van de beschadigingen aan de auto met kenteken [kenteken] , tot het bedrag van € 770,00, bestaande uit € 650,00 aan eigen risico en € 120,00 aan het faciliteren en ondersteunen van de schadevaststelling. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Uit de stukken is het hof gebleken dat de benadeelde partij het overige bedrag met betrekking tot de schade aan de auto met kenteken [kenteken] reeds heeft teruggekregen van de verzekering, zodat de verdachte niet gehouden is tot vergoeding van die schade.
Voor het overige dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
Het hof zal de verdachte veroordelen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 770,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
29 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis;
bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 770,00 (zevenhonderdzeventig euro)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 770,00 (zevenhonderdzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling die verschuldigdheid van de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. M.M. Koevoets en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Benschop, griffier,
en op 29 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.J.D.J. Muijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.