[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [adres 1] .
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 02-175278-22 onder feit 1 tenlastegelegde (bedreiging van [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] ) en het onder feit 2 primair tenlastegelegde (poging doodslag dan wel poging zware mishandeling van [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] ) alsmede van het in de zaak met parketnummer 02-175299-22 onder feit 1 tenlastegelegde (poging zware mishandeling dan wel bedreiging van [verbalisant 2] en/of [verbalisant 5] ) en het onder feit 2 tenlastegelegde (diefstal auto).
De rechtbank heeft het overige tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als:
- ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod’ (parketnummer 02-299408-21, feit 1);
- ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’ (parketnummer 02-299408-21, feit 2);
- eendaadse samenloop van: ‘bedreiging met zware mishandeling’ (parketnummer 02-175278-22, feit 2 subsidiair) en ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen’ (parketnummer 02-175278-22, feit 3), en
- ‘opzetheling’ (parketnummer 02-175278-22, feit 4),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 61 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden verbonden in de vorm van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan middelencontrole.
Daarnaast heeft de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelast van het onder hem inbeslaggenomen gereedschap en de tas onder parketnummer 02-175299-22.
Voorts heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de eerder voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 425,00 onder parketnummer 96-132687-18 en gelast dat deze ten uitvoer te leggen geldboete wordt vervangen door een taakstraf van 16 uren subsidiair 8 dagen hechtenis. Ook heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de eerder voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken onder parketnummer 96-174414-20 en gelast dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf wordt vervangen door een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 14 dagen hechtenis.
De rechtbank heeft de benadeelde partijen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 4] en [verbalisant 3] niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen tot schadevergoeding ingediend onder parketnummer 02-175278-22 en de benadeelde partijen [verbalisant 2] en [verbalisant 5] niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen tot schadevergoeding ingediend onder parketnummer 02-175299-22. De rechtbank heeft bepaald dat deze vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht en de benadeelde partijen veroordeeld in de proceskosten.
Ten slotte heeft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De officier van justitie in het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij appelakte van 21 september 2023 is door de officier van justitie in het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Bij akte van 13 oktober 2023 heeft de officier van justitie in het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant het hoger beroep partieel ingetrokken, namelijk voor zover het appel zich richt tegen de feiten van parketnummer 02-299408-21. Daarmee is het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep uitdrukkelijk beperkt tot de feiten onder parketnummers 02-175278-22 en 02-175299-22. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Voor de door de rechtbank onder parketnummer 02-299408-21 bewezenverklaarde feiten – en welke feiten aldus niet aan het oordeel van het hof zijn onderworpen – zal het hof, ingevolge het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering hierna een straf bepalen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 02-175299-22 onder feit 2 tenlastegelegde, het overige tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen volgens de advocaat-generaal bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren zal opleggen. Met betrekking tot de feiten onder parketnummer 02-299408-21 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof overeenkomstig artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering de straf daarvoor zal bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 4] , [verbalisant 3] en [verbalisant 5] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat deze integraal kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De inbeslaggenomen goederen kunnen volgens de advocaat-generaal worden teruggegeven aan de beslagene. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder parketnummers 96-132687-18 en 96-174414-20 zal toewijzen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 02-175278-22 onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde alsmede van het in de zaak met parketnummer 02-175299-22 onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bepleit. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-175278-22 onder feit 4 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast heeft de raadsvrouw een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 4] , [verbalisant 3] en [verbalisant 5] is primair bepleit dat de vorderingen afgewezen moeten worden dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard en subsidiair is bepleit de toe te wijzen bedragen te matigen. Met betrekking tot het beslag heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten slotte heeft de raadsvrouw primair bepleit dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder parketnummers 96-132687-18 en 96-174414-20 worden afgewezen en ten aanzien van de vordering onder parketnummer 96-174414-20 is subsidiair verzocht de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Het bestreden vonnis zal – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 02-175278-22 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 21 april 2022 te Bosschenhoofd, gemeente Halderberge, in elk geval in Nederland, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een auto met hoge snelheid in te rijden op, althans in de richting te rijden van, voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , en/of (vervolgens) de auto op korte afstand van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] een andere kant op te sturen;
2.
hij op of omstreeks 21 april 2022 te Wouw, gemeente Roosendaal, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] (beiden hoofdagent van politie) opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een auto met hoge/verhoogde snelheid op voornoemde [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnenleiden:
hij op of omstreeks 21 april 2022 te Wouw, gemeente Roosendaal, in elk geval in
Nederland, [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] (beiden hoofdagent van politie) heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een auto met
hoge/verhoogde snelheid op voornoemde [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] in te rijden;
3.
hij op of omstreeks 21 april 2022 te Wouw, gemeente Roosendaal, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk: Mercedes-Benz, type: B 220 D, kenteken: [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 21 april 2022 te Heerle, gemeente Roosendaal, in elk geval in Nederland, een auto (merk: Nissan, type: Micra, kleur: zwart, kenteken: [kenteken 2] ), althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
in de zaak met parketnummer 02-175299-22 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2022 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 2] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant 5] (brigadier van politie) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een auto met verhoogde snelheid op voornoemde [verbalisant 2] en/of [verbalisant 5] is ingereden, in elk geval in hun richting is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 mei 2022 te Breda [verbalisant 2] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant 5] (brigadier van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een auto met verhoogde snelheid op voornoemde [verbalisant 2] en/of [verbalisant 5] in te rijden, althans in hun richting te rijden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 mei 2022 tot en met 28 mei 2022 te Breda een auto (merk: Fiat, type: Seicento, kenteken: [kenteken 3] , kleur: blauw), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een niet voor zijn gebruik bestemde autosleutel.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 02-175299-22 onder feit 1 primair tenlastegelegde
Zoals het hof hierna zal overwegen is voor het hof voldoende komen vast te staan dat de verdachte op 28 mei 2022 in Breda met zijn auto op politieagenten [verbalisant 2] en [verbalisant 5] is af gereden. Het politiedossier bevat echter onvoldoende informatie – zoals bijvoorbeeld de snelheid waarmee de verdachte op de politieagenten is af gereden – om te kunnen vaststellen dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [verbalisant 2] en [verbalisant 5] . Het hof heeft dan ook uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-175299-22 onder feit 1 primair tenlastegelegde (poging tot zware mishandeling van politieagenten [verbalisant 2] en [verbalisant 5] ) heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 02-175299-22 onder feit 2 tenlastegelegde
Met de advocaat-generaal en in navolging van de verdediging heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-175299-22 onder feit 2 tenlastegelegde (diefstal van een auto in de periode van 26 tot en met 28 mei 2022 in Breda) heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-175278-22 onder feit 1, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 en het in de zaak met parketnummer 02-175299-22 onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 02-175278-22 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1.
hij op 21 april 2022 te Bosschenhoofd, gemeente Halderberge, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door met een auto met hoge snelheid in te rijden op, althans in de richting te rijden van, voornoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , en vervolgens de auto op korte afstand van die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een andere kant op te sturen;
2. primair
hij op 21 april 2022 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (beiden hoofdagent van politie) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een auto met verhoogde snelheid op voornoemde [verbalisant 3] en [verbalisant 4] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 21 april 2022 in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk: Mercedes-Benz, type: B 220 D, kenteken: [kenteken 1] ) die aan de Nationale Politie toebehoorde heeft beschadigd;
4.
hij op 21 april 2022 in Nederland een auto (merk: Nissan, type: Micra, kleur: zwart, kenteken: [kenteken 2] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
in de zaak met parketnummer 02-175299-22 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1. subsidiair
hij op 28 mei 2022 te Breda [verbalisant 2] (hoofdagent van politie) en [verbalisant 5] (brigadier van politie) heeft bedreigd met zware mishandeling, door met een auto met verhoogde snelheid op voornoemde [verbalisant 2] en [verbalisant 5] in te rijden, althans in hun richting te rijden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 02-175278-22:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Markiezaten, basisteam Roosendaal, registratienummer PL2000-2022101222
(handgeschreven gewijzigd in: 2022101704), op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , hoofdagent, gesloten d.d. 20 mei 2022, bevattende een verzameling van op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen en met doorgenummerde dossierpagina’s 1-77.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 april 2022, dossierpagina 18, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [verbalisant 3] :
Ik doe aangifte van poging doodslag gepleegd op 21 april 2022.
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 april 2022, dossierpagina 20, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [verbalisant 4] :
Ik doe aangifte van poging doodslag gepleegd op 21 april 2022.
3.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 april 2022, dossierpagina 22, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [verbalisant 4] namens het slachtoffer Nationale Politie:
Ik doe aangifte namens de Nationale Politie van vernieling van het dienstvoertuig Mercedes
B-klasse 220D met kenteken [kenteken 1] , gepleegd op 21 april 2022 aan [locatie 1]
[locatie 1] (
het hof begrijpt: te Heerle). Ik bestuurde het voertuig ten tijde van een achtervolging van een zwarte Nissan met kenteken [kenteken 4] aan de achterzijde. Dit voertuig stuurde bij de kruising met de [locatie 1] moedwillig en doelbewust in op mij en mijn collega terwijl wij naast hem reden. De bestuurder keek ons aan en stuurde naar links terwijl hij zijn snelheid verhoogde. Hierdoor raakte hij met zijn linkerzijde, de rechtervoorzijde van het dienstvoertuig. Het dienstvoertuig raakte hierdoor beschadigd.
Het dienstvoertuig had de volgende schade:
- vegen/krassen wieldop rechtervoorwiel;
- losse wielkast achter bumper ter hoogte van het rechtervoorwiel.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2022, dossierpagina’s 46-49, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , hoofdagent van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, reed samen met hoofdagent [verbalisant 3] in een opvallend dienstvoertuig, een Mercedes B-klasse met kenteken [kenteken 1] . Op 20 april 2022 omstreeks 23.45 uur kwam er een melding
binnen dat er was getankt zonder te betalen aan de A58. Dit zou gaan om een man in een
zwarte Nissan Micra met kenteken [kenteken 5] . Toevalligerwijs kwam om 23.39 uur een melding binnen op de ANPR-applicatie van vermiste of vervangen kentekenplaten van het Nederlandse kenteken [kenteken 5] .
Na de melding werden posities ingenomen door verschillende politie eenheden. Op 21 april 2022, omstreeks 00.55 uur, reden wij over de Westelaarsestraat. Wij reden richting de plaats Heerle. Na enkele tientallen meters bevindt zich aan de rechterzijde het industriegebied “ [locatie 2] ”. Ik reed het terrein op. Ik zag een geparkeerde auto staan. Ik zag dat er één persoon in zat als bestuurder. Dit betrof een kale man met een baret/pet op. Het voertuig betrof een zwarte Nissan. Ik zette mijn voertuig naast die van hem en opende mijn bestuurdersraam. Ik zag dat hij mij aankeek, met zijn hand zwaaide, met zijn hoofd knikte en hierna zijn voertuig startte en hard wegreed. Ik zag en hoorde zijn banden slippen, omdat hij zo hard optrok. Ik keerde direct mijn voertuig en reed achter het voertuig aan. Ik zette direct het stopteken, middels het stoptransparant op het dak van ons voertuig, aan, in combinatie met de blauwe optische signalen. Hierna begon een lange, gevaarlijke achtervolging van ruim 45 minuten.
Wij achtervolgden het voertuig over de Bergsebaan naar de snelweg A58, de oprit richting Bergen op Zoom. Omdat deze was afgesloten, keerde het voertuig terug richting Heerle. Hij sloeg linksaf de Herelsestraat in, richting het dorp Heerle. Hier ging het fors harder dan de toegestane snelheid. Ik zag op mijn kilometerteller dat de snelheden op sommige stukken over de 100 km/u gingen. Hij vloog over drempels heen en had soms zichtbaar moeite om zijn voertuig in bedwang te houden.
Wij naderden de T-splitsing met naar links Moerstraatseweg en rechts [locatie 1]
(het hof begrijpt: te Heerle). Op deze kruising leek de bestuurder te stoppen. Zijn snelheid was er ver uit. Hij rolde door met zo’n 30 km/h. Hierop besloot ik ons voertuig links van zijn voertuig te laten rijden. De afstand tussen onze voertuigen betrof ongeveer 2 á 3 meter. Zo hadden wij zicht op de bestuurder, werd de bestuurder naar rechts de [locatie 1] in gedwongen en konden wij een eventuele vluchtpoging blokkeren. Toen wij links van het voertuig reden, net voor de bocht naar rechts richting [locatie 1] , zag ik dat de bestuurder ons aankeek, zijn snelheid verhoogde, een stuurbeweging naar links maakte en doelbewust op ons inreed. Hij reed tegen de rechtervoorzijde van ons voertuig aan met zijn linkerzijde. Hierna stuurde hij weer naar rechts en reed wederom met hoge snelheid weg. Hij moest dus eerst twee á drie meter naar ons rijden om ons alsnog te raken. Door de botsing werden wij uitgeweken naar links. Hierbij raakten wij bijna een bord met een pijl op een middenwegscheiding. Deze kon ik ternauwernood ontwijken. Ik zag dat hij doelbewust op ons inreed waarbij de snelheid verhoogde. Door deze aanrijding weken wij af naar links. Hierbij zag ik een paal op de middenwegscheiding op mij afkomen. Ten tijde van deze aanrijding vreesde ik voor mijn leven.
De schade aan het voertuig bleek later te zijn:
- vegen/krassen wieldop rechtervoorwiel;
- losse wielkast achter bumper ter hoogte van rechtervoorwiel.
Hierna ging de achtervolging door over de Nieuwstraat, Omgang, Molensingel en Roosendaalsebaan in Wouw. Hierbij gooide hij verschillende kleine goederen uit het raam, zoals bekers en flessen. Dit gebeurde wederom met hoge snelheid door smalle, donkere straatjes. Inmiddels waren er meerdere eenheden gepositioneerd. Bij het zien van blauwe verlichting remde de bestuurder plotseling af. Hij sloeg rechtsaf, maakte een U-turn en reed over een hoge stoep heen. Hij ging terug richting de Roosendaalsebaan. Hier ging de snelheid wederom fors omhoog op sommige stukken. Ook begon de bestuurder rare manoeuvres uit te halen, door hard af te remmen, naar links en naar rechts te slingeren, ons de weg duidelijk te blokkeren en grote goederen uit zijn auto te gooien. Hij gooide onder andere kledingstukken, flessen, een winkelmandje, dozen, een plastic bakje en een kentekenplaat uit zijn raam. Dit gooide hij doelbewust richting ons, om onze veiligheid in het geding te brengen. Van deze goederen vloog een kledingstuk op ons dienstvoertuig en deze zat om de rechterspiegel van het dienstvoertuig gewikkeld. Mijn zicht was duidelijk minder. Ook moest ik voor alle goederen uitwijken tijdens het rijden.
De achtervolging ging door richting het dorp Kruisland. Op de N268 kwam in de bocht een tegenligger aanrijden. Dit betrof een grijze Volkswagen Golf. De bestuurder zag de koplampen van dit voertuig en ging expres op de rijbaan rijden van de tegenligger. Ik zag dat de Volkswagen stopte aan de zijkant van zijn weghelft. Ik zag dat de bestuurder op het laatste moment richting zijn eigen rijbaan stuurde en een frontale botsing kon voorkomen. Er kwamen nog meer eenheden achter ons aan. Op de snelweg A58 reden wij allen achter het voertuig aan. Ik zag dat de bestuurder grote dozen, jerrycans, een winkelmandje en verschillende kleding naar buiten gooide. Ik zag dat de collega’s moesten uitwijken, terwijl wij ongeveer 160 km/u reden.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2022, dossierpagina’s 55-56, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik was samen met verbalisant [verbalisant 4] in een opvallend dienstvoertuig en wij hadden een politie-uniform aan. Op 20 april 2022, omstreeks 23.45 uur, hoorde ik dat de coördinator van het operationeel centrum een melding uitgaf over tanken zonder te betalen aan de A58 links hectometer paal 101.6, bij benzinestation [bedrijf] . De dader zou een man betreffen en hij zou rijden in een zwarte Nissan Micra, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 5] . Tevens was er op 20 april, omstreeks 23.39 uur, een melding van een ANPR-hit, van vermiste of vervangen kentekenplaten, van het Nederlandse kenteken [kenteken 5] binnen gekomen.
Het kenteken van het voertuig betrof [kenteken 4] . Ik zag dat verbalisant [verbalisant 4] het politiedienstvoertuig stop zette naast het voertuig. Ik zag dat verbalisant [verbalisant 4] het raampje aan de bestuurderszijde opende. Ik zag dat dat de man ons aankeek, zwaaide en hard weg reed in de richting van de Bergsebaan. Ik hoorde dat de banden van het voertuig hierbij piepten, omdat hij zo hard weg reed. [verbalisant 4] keerde direct ons dienstvoertuig en ging achter het voertuig aan.
Op de kruising Herelsestraat en [locatie 1] (
(het hof begrijpt: te Heerle)minderde de man in het voertuig zijn snelheid naar ongeveer 30 km/h. Ik zag dat [verbalisant 4] links van het voertuig ging rijden. De afstand tussen onze voertuigen was ongeveer twee meter. Op deze manier hadden wij zicht op de bestuurder van het voertuig en werd hij rechts de [locatie 1] in gedwongen. Ik zag dat de man net voor de bocht richting de [locatie 1] ons aankeek, zijn snelheid verhoogde en toen bewust naar ons toe stuurde en hierbij de rechtervoorzijde van ons dienstvoertuig raakte met zijn linkerzijde. Door de botsing werden we naar links geduwd. Ik zag dat [verbalisant 4] een bord en middenwegscheiding op de weg net kon ontwijken door naar rechts te sturen. Ik ben ontzettend geschrokken. Ik had het gevoel dat hij doelbewust op ons inreed en zijn snelheid verhoogde. Ik vreesde voor mijn leven.
6.
De eigen waarneming van het hof in raadkamer aan de hand van de foto’s op dossierpagina’s 53-54:
Op de foto’s is te zien dat er vegen op de wieldop van het rechtervoorwiel zitten.
7.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 april 2022, dossierpagina 14, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [verbalisant 1] :
Ik doe aangifte van poging doodslag gepleegd op 21 april 2022 omstreeks 01.33 uur op de Rucphenseweg te Bosschenhoofd.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2022, dossierpagina 40, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 21 april 2022 was ik samen met verbalisant [verbalisant 2] in uniform gekleed en reed ik in een opvallend politievoertuig. Rond 01.20 uur hoorde ik via de portofoon dat er een achtervolging plaatsvond vanuit het district Markiezaten, welke zich verplaatste in de richting van ons grondgebied.
Ik hoorde dat de achtervolging zich vanuit Hoeven verplaatste naar Bosschenhoofd in de richting van de A58. Ik ben toen de A58 opgereden in de richting van Roosendaal. Op de A58 heb ik de afslag Rucphen, Bosschenhoofd gepakt om te kijken of ik voor het achtervolgde voertuig kon komen. Gekomen boven aan de oprit zag ik een hoeveelheid aan dienstvoertuigen met optische signalen waar aan de voorkant een kleine zwarte auto reed, komende uit de dorpskern van Bosschenhoofd. Op dat moment voerde ik als bestuurder van het dienstvoertuig ook mijn optische signalen. Het achtervolgde voertuig kwam vanaf de Pastoor Breugelstraat te Bosschenhoofd en reed in de richting van het viaduct over de A58. Ik bracht mijn voertuig tot stilstand boven aan de oprit nog voor de in mijn richting geplaatste haaientanden op het wegdek. Op dat moment zag ik dat het achtervolgde voertuig de rotonde aan het einde van de Pastoor Breugelstraat rechtdoor passeerde in de richting van het viaduct over de A58. Ik schatte de snelheid van het voertuig zeker op niet minder dan 70 km/u. Nadat de bestuurder de rotonde had gepasseerd zag ik dat de bestuurder van het achtervolgde voertuig bewust op ons politievoertuig instuurde, waarbij bij mij gelijk de gedachte opkwam dat hij ons voertuig zou gaan rammen. De bestuurder deed dit zeker doelbewust gezien het feit dat er tussen hem en ons voertuig nog twee rijstroken lagen. Op dat moment kon ik geen enkele manoeuvre meer maken om mij en mijn collega in veiligheid te brengen. Op dat moment ging ik ervan uit dat ik zwaargewond afgevoerd had moeten worden naar het ziekenhuis, zeker gezien mijn lengte en de minieme ruimte die ik als bestuurder heb in ons dienstvoertuig. Nadat het voertuig mij naar schatting 1,5 tot 2 meter was genaderd zag ik dat de bestuurder terug stuurde en rechtdoor zijn weg vervolgde over het viaduct van de A58 om vervolgens linksaf de A58 op te rijden in de richting van Etten-Leur.
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 8 december 2022, los opgenomen, voor zover inhoudende de verklaring van [verbalisant 1] :
We hoorden op een gegeven moment dat de verdachte via Bosschenhoofd richting de snelweg van Breda zou komen. Daarop hebben we besloten om richting Roosendaal te rijden en vervolgens heb ik volgens mij de afslag Seppe genomen. Bovenaan gekomen zie ik voor mij een kleine zwarte personenauto die werd gevolgd door meerdere politieauto’s met optische geluidssignalen aan. Daarop reed de kleine personenauto op ons in terwijl we bovenaan de oprit stonden. De verdachte kwam vlak voor ons langs gereden toen ik stil stond. De verdachte kwam van de rotonde, reed dan een klein stukje op zijn eigen baan en stuurde vervolgens richting ons. Het klopt dat het wegsturen 1,5 of 2 meter voor mijn voertuig gebeurde.
10.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 april 2022, dossierpagina 16, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [verbalisant 2] :
Ik doe aangifte van poging doodslag gepleegd op 21 april 2022 omstreeks 01.33 uur op de Rucphenseweg te Bosschenhoofd.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2022, dossierpagina 43, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 21 april 2022 was ik samen met politieambtenaar [verbalisant 1] belast met de incidentenafhandeling binnen de gemeente Etten-Leur. Wij reden in een herkenbaar politiedienstvoertuig en waren in politie-uniform gekleed.
Ik hoorde dat er over de portofoon geroepen werd dat het voertuig globaal in de richting van de autosnelweg A58 reed. Op het moment dat deze informatie doorgegeven werd door de collega’s reden [verbalisant 1] en ik op de Roosendaalseweg in Etten-Leur in de richting van industriegebied Vosdonk. [verbalisant 1] bestuurde ons voertuig en reed bij het industriegebied Vosdonk, Etten-Leur, de A58 op in de richting van Roosendaal. Ik gaf een status spraakaanvraag bij de meldkamer en ik hoorde dat de centralist direct aangaf dat wij positie konden nemen bij de afslag Rucphen/Bosschenhoofd. [verbalisant 1] en ik reden die kant op en ik hoorde in de tussentijd dat de collega’s van de Landelijke Eenheid de locaties doorgaven. Ik hoorde dat het voertuig op hoge snelheid op de Pastoor van Breugelstraat in Bosschenhoofd reed in de richting van de autosnelweg A58. Omstreeks 01.33 uur kwamen [verbalisant 1] en ik bovenaan de afrit aan toen wij de A58 verlieten. Dit betrof de kruising met de Rucphenseweg. [verbalisant 1] stopte ons voertuig nog voor de haaientanden welke op ons wegvak stonden. Ik keek naar rechts en ik zag dat er een kleine zwarte auto op hoge snelheid over de rotonde reed, komende vanaf de Pastoor van Breugelstraat. Ik zag dat hierachter verschillende politiedienstvoertuigen met optische signalen reden. Ik zag dat het voertuig de rotonde aan onze zijde, de Rucphenseweg, verliet en ik zag dat het voertuig op hoge snelheid doelbewust op ons voertuig instuurde en op ons afreed. Ik zag dat het voertuig op het laatste moment bijstuurde, ons net niet raakte en weg reed van ons in de richting van de oprit A58, rijrichting Breda. Ik schatte de afstand tussen het bewuste voertuig en ons politiedienstvoertuig maximaal twee meter toen hij op ons in reed. Ik schatte de snelheid van het voertuig dat op ons in reed zeker 70 kilometer per uur. Ik schrok van het voertuig en ik dacht direct dat hij ons zou rammen en dat dit fout af kon lopen. Ik ging er vanuit dat ik door de hoge snelheid en het bewust insturen op ons politiedienstvoertuig, zwaar gewond naar het ziekenhuis afgevoerd had kunnen worden. Ik zag dat het doelbewust was dat hij op ons in reed omdat hij eerst op zijn eigen rijstrook reed en toen hij instuurde richting ons voertuig, er nog twee rijstroken tussen zijn oorspronkelijke rijstrook en onze plaats op de weg waren. Hij overschreed dus twee rijstroken om ons voertuig te naderen.
12.
Het proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 8 december 2022, los opgenomen, voor zover inhoudende de verklaring van [verbalisant 2] :
Wij kregen vanuit de meldkamer door dat we een positie moesten innemen bovenaan de A58 bij de afslag Bosschenhoofd. Ik hoorde via de porto waar de andere collega’s op dat moment reden. Ik zag op de navigatie dat zij aan kwamen rijden. Ik zag rechts van mij allemaal blauwe lampen en daarvan dacht ik dat dat mijn collega’s waren die achter het voertuig van verdachte zaten. De verdachte reed de rotonde op en op een gegeven moment zag ik hem op ons inrijden. De verdachte kwam vanaf de rotonde op zijn eigen weghelft uit en hij verplaatste zich. Hij kwam vervolgens onze richting op en op een aantal meter van ons stuurde hij weer weg om de andere kant op te gaan. Ik zat op de bijrijdersstoel. Voor mijn gevoel had de verdachte alle ruimte om zijn weg te volgen. Hij maakte heel duidelijk de beweging dat hij op ons inreed en op het allerlaatste moment weg stuurde. Voor mijn gevoel was dat hij heel bewust op mij en mijn collega inreed. Toen hij ons passeerde zat ik denk ik rond de 2 á 3 meter tussen ons voertuig en dat van de verdachte. Het ging om drie rijstroken waarvan hij er twee overschreed.
13.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2022, dossierpagina’s 36-37, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
Op 21 april 2022 omstreeks 01.01 uur bevonden wij ons in uniform gekleed in een snel interventievoertuig op de autosnelweg A16 ter hoogte van Hendrik-Ido-Ambacht. Wij hoorden via het Operationeel Centrum Driebergen een melding mee dat er vanuit Heerle een achtervolging gaande was op een voertuig.
Wij hebben positie ingenomen achter de Nissan met ons snel interventievoertuig. Hierop reden wij als eerste achtervolgende voertuig achter de Nissan aan de N268 op. Wij zagen dat er een blauw pakketje uit de Nissan werd gegooid vanaf de bestuurderszijde. We zagen dat de Nissan de N640 op reed richting Oudenbosch. Ik, [verbalisant 7] , las op dat moment een snelheid van 130 kilometer per uur af van de boorsnelheidsmeter van ons dienstvoertuig, terwijl daar maar maximaal 80 kilometer per uur was toegestaan. Ik probeerde de Nissan diverse malen in te halen, maar ik zag dat de Nissan slingerend voor ons reed, waardoor ik niet in kon halen.
Wij zagen dat de Nissan op de Pastoor van Breugelstraat, ter hoogte van vliegveld Seppe, de bebouwde kom van Bosschenhoofd verliet en richting de A58 reed. Wij zagen op dat moment op de afrit Bosschenhoofd, links van de rijbaan, een opvallende Mercedes Vito van de regionale eenheid staan. Wij zagen dat de Nissan bij het oprijden van de Rucphenseweg richting de A58 direct over een verdrijvingsvlak en over de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer recht op de collega’s in de Mercedes Vito in stuurde en met verhoogde snelheid richting de Mercedes Vito reed en pas op het allerlaatste moment om de Vito heen stuurde. In onze optiek nam de bestuurder van de Nissan bij het uitvoeren van deze manoeuvre zoveel risico om daadwerkelijk een aanrijding met de collega’s in de Mercedes Vito te krijgen dat dit voor ons duidelijk maakte dat de bestuurder van de Nissan alles op alles zette om te ontkomen aan de politie.
Wij zagen dat vanaf de bestuurderszijde grote blauwe voorwerpen uit de Nissan werden gegooid. Ik, [verbalisant 7] , zag dat ik het eerste blauwe voorwerp, vermoedelijke een lege jerrycan, niet kon ontwijken en hoorde dat dit voorwerp ons dienstvoertuig aan de linker voorzijde raakte. Ik zag dat wij nog steeds met een snelheid van 160 kilometer per uur achter de Nissan aanreden.
14.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2022, dossierpagina 33, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] :
Naar aanleiding van de aanhouding van verdachte [verdachte] hebben wij het voertuig
doorzocht. Hierbij hebben wij ook onderzoek verricht naar de identiteit van het voertuig
omdat er tijdens de achtervolging werd gecommuniceerd dat het voertuig niet overeenkwam met het kenteken wat het voertuig voerde.
Wij zagen dat het voertuig aan de voorzijde was voorzien van kenteken [kenteken 6] en aan de achterzijde van kenteken [kenteken 4] . Het chassisnummer hoort bij een Nissan Micra met kenteken [kenteken 2] . Dit voertuig bleek sinds 4 februari 2022 als gestolen gesignaleerd te staan. Het kenteken [kenteken 6] hoort bij een zwarte Nissan Pixo. Het kenteken [kenteken 4] hoort bij een blauwe Nissan Note. In het contactslot zat vermoedelijk de originele sleutel.
15.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2022, dossierpagina 25, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 2] :
Ik doe aangifte van diefstal gepleegd tussen 2 februari 2022 te 18.00 uur en 4 februari 2022 te 07.30 uur te Pastoor Pottersplein te Breda. Op 4 februari omstreeks 07.30 uur zag ik dat mijn Nissan Micra, zwart van kleur en met kenteken [kenteken 2] , weggenomen was. Wij denken dat de sleutels aan de buitenzijde op de voordeur zijn blijven zitten en dat met de sleutel de personenauto is weggenomen.
16.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 21 april 2022, dossierpagina’s 71- 73, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:
Ik heb de gestolen auto waar ik in reed overgenomen van iemand. Voor het geld dat ik ervoor had betaald wist ik dat het ging om een gestolen voertuig. Ik betaalde 20 euro en een zakje wiet.
Ik ben niet gestopt voor de politieauto. Het stopteken heb ik genegeerd. Ik wilde niet opgepakt worden. Dat komt omdat ik ook nog schorsende voorwaarden heb openstaan. Daarom probeerde ik de politie kwijt te rijden.
Ten aanzien van parketnummer 02-175299-22:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Baronie, basisteam Weerijs, registratienummer PL2000-2022138430, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 11] , hoofdagent, gesloten d.d. 10 juni 2022, bevattende een verzameling van op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen en met doorgenummerde dossierpagina’s 1-89.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 mei 2022, dossierpagina 22, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [verbalisant 5] :
Ik doe aangifte van poging tot doodslag gepleegd op 28 mei 2022 in Breda.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2022, dossierpagina’s 19-20, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 28 mei 2022 was ik, verbalisant [verbalisant 5] , brigadier van de politie, samen met collega [verbalisant 2] , hoofdagent van de politie, beiden werkzaam binnen de eenheid Zeeland-West-Brabant, district de Baronie, basisteam Weerijs, belast met de handhaving binnen de gemeente Breda, rijdend in een herkenbaar dienstvoertuig, gekleed in politie-uniform.
Omstreeks 13.40 uur bevonden collega [verbalisant 2] en ik ons op de Dwarsdijk te Breda. Hier voerden wij een bekeuringsgesprek uit met een betrokkene. Tijdens dit bekeuringsgesprek werd collega [verbalisant 2] aangesproken door een omstander. Later hoorde ik van collega [verbalisant 2] dat deze omstander had gezegd dat hij op de parkeerplaats van de Asterdplas twee mannen had zien staan bij een kleine blauwe Fiat en dat zij bezig waren met de kentekenplaten. Vervolgens zijn collega [verbalisant 2] en ik richting de parkeerplaats aan de Asterdplas gereden. Deze parkeerplaats bevindt zich aan de Rietdijk te Breda. Omstreeks 13.45 uur reed ik als bestuurder ter hoogte van de Asterdplas en zag ik een blauwkleurige Fiat staan. Ik zag dat er twee mannen naast de blauwe Fiat stonden. Eén van deze personen herkende ik ambtshalve. Dit betrof [getuige] . Ik zag dat de andere man een kaal hoofd had met een opvallende korte hanenkam. Vervolgens stapten collega [verbalisant 2] en ik uit ons dienstvoertuig en liepen richting de blauwe Fiat. Ik zei vervolgens tegen [getuige] : “Hee [getuige] , wat zijn jullie hier aan het doen?” Ik zag dat de man met de hanenkam vervolgens richting het bestuurdersportier van de blauwe Fiat liep en instapte. Ik bevond mijzelf op dat moment aan de voorzijde van de blauwe Fiat. Ik zag dat collega [verbalisant 2] op dat moment naast mij, ook voor de blauwe Fiat, stond. Ik hoorde niet dat de motor werd gestart waardoor ik vermoedde dat de motor al draaide. Vervolgens hoorde ik een piepend geluid wat afkomstig was van de autobanden van de Fiat. Ik zag dat de Fiat begon te rijden in de richting van collega [verbalisant 2] en mij. Ik zag dat de afstand tussen mij en de blauwe Fiat hooguit twee meter betrof. Ik bleef het piepende geluid van de banden horen in combinatie met opspattend grind tegen de Fiat. Hierdoor wist ik dat het voertuig met verhoogde snelheid in mijn richting reed. Ik schrok en was bang om aangereden te worden. Ik zag dat de afstand tussen mij en de Fiat steeds kleiner werd waardoor ik aan de kant moest springen. Doordat de Fiat steeds dichterbij kwam flitste alles voorbij en was ik bang om in het ziekenhuis terecht te komen. Ik riep op dat moment richting collega [verbalisant 2] dat zij op moest passen. Ik zag dat collega [verbalisant 2] ook weg moest springen om een aanrijding tussen haar en de Fiat te voorkomen. Ik was bang dat ook collega [verbalisant 2] werd aangereden. Door ons snelle en adequate handelen werd een aanrijding voorkomen. Ik zag dat de bestuurder, de man met de hanenkam, geen enkele moeite deed om van ons weg te sturen om een aanrijding te voorkomen. Ik zag juist dat de bestuurder, de man met de hanenkam, in een regelrechte lijn in onze richting reed.
Op 28 mei 2022 om 13.51 uur werd de bestuurder aangehouden. Later bleek dat de bestuurder, de man met de hanenkam, [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1973, betrof.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 8 december 2022, los opgenomen, voor zover inhoudende de verklaring van [verbalisant 5] :
U vraagt mij naar het incident van 28 mei 2022. Wij kwamen aan op de Asterdplas en ik zag daar een Fiat staan met twee personen erin. Eén van de personen herkende ik als [getuige] . Hij is bij mij bekend als veelpleger en ik controleerde hem al regelmatig. Ik heb dit [verbalisant 2] laten weten en haar dus gewaarschuwd. Dit was voordat we het dienstvoertuig uitstapten. Tot het vaststellen van de identiteit van de andere persoon wist ik niet wie die persoon was. Nadat ik was uitgestapt vroeg ik aan [getuige] wat hij daar aan het doen was. Ik had achtergrond informatie over kentekenplaten. Ik weet nog dat de andere man, [verdachte] dus, naast zijn bestuurdersportier liep en in de auto ging zitten. Ik stond toen voor de auto. We hebben foto’s gemaakt om de situatie uit te beelden (pagina 27 e.v. van het procesdossier). Ik sta nog 100% achter zoals de situatie is weergegeven. Op het moment dat het voertuig van de verdachte in beweging kwam stond ik ongeveer 2 á 3 meter voor de auto van de verdachte. Hij reed met verhoogde snelheid richting mij. Ik wist dat ik snel moest handelen anders loopt het niet goed af. Ik weet niet meer of de grond op dat moment vochtig was. Op het moment dat ik dat geluid hoorde stond ik voor de motorkap van de verdachte. Ik stond recht tegenover de bestuurdersstoel voor de auto.
U vraagt mij of ik moest wegspringen voor de auto. 100%. Anders was ik aangereden. Dat geldt ook voor verbalisant [verbalisant 2] . Ik weet nog dat ik naar haar riep van “Pas op”. Ik herkende het geluid van het opspattende grind. Ik weet niet of zij dat ook herkende dus ik waarschuwde haar.
4.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 mei 2022, dossierpagina 27, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [verbalisant 2] :
Ik doe aangifte van poging tot doodslag gepleegd op 28 mei 2022 in Breda.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2022, dossierpagina 24, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 28 mei 2022 was ik samen met politieambtenaar [verbalisant 5] belast met de incidentenafhandeling binnen de gemeente Breda. Wij waren gekleed in politie-uniform en reden in een herkenbaar politiedienstvoertuig.
Omstreeks 13.40 uur controleerden [verbalisant 5] en ik een scooter op de Dwarsdijk in Breda. Bij het beëindigen werden wij aangesproken door een man. Ik hoorde dat de man zei dat er zojuist op het parkeerterrein aan de Asterdplas, de Rietdijk, twee mannen bij een kleine blauwe Fiat bezig waren met de kentekenplaten. Hierop stapte ik in ons dienstvoertuig en reden [verbalisant 5] en ik naar het parkeerterrein bij de Asterdplas om de situatie te bekijken. Ik zag dat er op het parkeerterrein bij aankomst een kleine blauwe Fiat stond met de neus onze kant op. [verbalisant 5] parkeerde ons dienstvoertuig naast de Fiat. Ik zag dat er twee mannen bij de achterzijde van het voertuig stonden. Ik hoorde dat [verbalisant 5] zei dat een van de twee mannen, die aan de achterkant van het voertuig stond, [getuige] betrof. Wij stapten beiden uit ons dienstvoertuig en ik liep om ons voertuig heen om aan de voorzijde van de Fiat te komen. Ik hoorde dat [verbalisant 5] tegen [getuige] zei: “Hé [getuige] , wat ben je hier allemaal aan het doen?” Ik herkende de andere man als een bekende veelpleger. [verbalisant 5] en ik stonden op dat moment voor de Fiat op ongeveer twee meter afstand van de auto en ik zag dat de andere man, die eerst bij [getuige] stond, in zijn auto stapte en erg snel, hard op [verbalisant 5] en mij in reed. Ik had niet gehoord dat het voertuig werd gestart. Ik schrok hiervan en [verbalisant 5] sprong weg en ik hoorde dat hij naar mij riep: “Pas op!” Ik sprong op hetzelfde moment weg van het voertuig, naar rechts richting ons dienstvoertuig. Ik hoorde dat het voertuig met piepende banden reed en ik hoorde het grind onder de banden vandaan schieten. Ik zag dat hij recht op ons af reed en totaal geen moeite deed om van ons weg te sturen.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 8 december 2022, los opgenomen, voor zover inhoudende de verklaring van [verbalisant 2] :
U vraagt mij te vertellen wat er op 28 mei 2022 is gebeurd. We werden aangesproken door een omstander dat er twee personen bezig waren met kentekenplaten. We rijden het parkeerterrein op van de Asterdplas. We komen aanrijden en we zien het voertuig met de neus onze kant op staan. We zetten ons voertuig er naast. Er waren verder geen andere voertuigen. Op het moment dat wij ons voertuig daar hadden weggezet gaf [verbalisant 5] al aan dat hij [getuige] herkende. Ik herkende hem ook wel, maar [verbalisant 5] benoemde het. [verbalisant 5] was de bestuurder en ik was bijrijder. Op het moment dat [verbalisant 5] wilde vragen wat ze daar aan het doen waren sprong [verdachte] in de wagen en moesten wij wegspringen omdat [verdachte] met piepende banden op ons af reed. De volgende dag na het incident zijn we terug gegaan naar de locatie en hebben we de foto’s van de situatie laten maken door collega’s (pagina 27 e.v. van het procesdossier). Het zijn collega [verbalisant 5] en ikzelf die op foto’s staan. Ik sta er nu nog steeds 100% achter dat de situatie was zoals die staat weergegeven op de foto’s. De afstand zal tussen de 2 of 3 meter zijn geweest.
Ten aanzien van parketnummer 02-175278-22:
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde, te weten de bedreiging van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , bepleit. De verdachte wilde enkel vluchten, verliet de rotonde en zag in zijn vlucht het voertuig van de politie pas op het laatste moment, waardoor hij naar rechts stuurde om het voertuig te ontwijken. Op de beelden is ook niet waar te nemen dat de verdachte bij het verlaten van de rotonde een stuurbeweging naar links maakte, waardoor de beelden niet in lijn zijn met de processen-verbaal van bevindingen die zijn opgesteld door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Daarbij heeft de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet gehad op het bedreigen van de politieagenten.
Daarnaast heeft de raadsvrouw vrijspraak van het onder feit 2 primair tenlastegelegde, te weten de poging doodslag c.q. poging tot zware mishandeling van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte ontkent dat hij op de agenten is ingereden. De verdachte stelt juist dat de politieagenten op hem hebben ingereden. Daarnaast kan niet geconcludeerd worden dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat de politieagenten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] door het handelen van de verdachte zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Tevens kan niet worden vastgesteld dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daartoe is aangevoerd dat de exacte snelheid waarmee de verdachte reed op het moment dat de voertuigen elkaar raakten niet kan worden vastgesteld, het onduidelijk is met welke snelheid de verbalisanten hebben moeten uitwijken, het onduidelijk is wat de exacte plaats van beide voertuigen op de weg was, er beperkte schade is aan het dienstvoertuig en deze schade weinig inzicht geeft in de omstandigheden waaronder de aanraking tussen de voertuigen heeft plaatsgevonden en de schade aan het voertuig van de verdachte niet is onderzocht.
Ten slotte heeft de raadsvrouw vrijspraak van het onder feit 3 tenlastegelegde, de beschadiging van het politievoertuig, bepleit. Het is niet de verdachte, maar juist het politievoertuig geweest dat een aanrijding heeft veroorzaakt en waardoor de schade aan het politievoertuig is ontstaan. Dit wordt tevens ondersteund door het feit dat er schade aan de achterkant van de spiegel van het politievoertuig zit, hetgeen niet door de verdachte kan zijn veroorzaakt.
Het oordeel van het hof
Uit de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast er in de nacht van 21 april 2022 een lange en gevaarlijke achtervolging van de verdachte door de politie heeft plaatsgevonden. Tijdens deze achtervolging heeft de verdachte verschillende manoeuvres verricht om de politie van zich af te schudden en heeft hij daartoe zelfs voorwerpen uit het raam van zijn auto gegooid. De verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij de politie wilde kwijt rijden omdat hij niet opgepakt wilde worden en nog schorsingsvoorwaarden had openstaan.
Op enig moment tijdens de achtervolging in Heerle hebben verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] met hun dienstvoertuig links naast het voertuig van de verdachte gereden. De verdachte reed toen ongeveer 30 kilometer per uur. De verdachte keek [verbalisant 3] en [verbalisant 4] aan, verhoogde zijn snelheid en maakte met zijn voertuig een stuurbeweging naar links, waardoor hij met zijn voertuig de rechtervoorzijde van het politievoertuig raakte. De verdediging stelt weliswaar dat [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op de verdachte hebben ingestuurd, maar het hof ziet geen aanleiding de verklaringen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op dit punt onbetrouwbaar te achten, nu hun verklaringen onderling overeen komen en op ambtsbelofte zijn opgemaakt.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de onder feit 2 primair (impliciet primair) tenlastegelegde poging tot doodslag, nu de aanmerkelijke kans op de dood van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in de gegeven omstandigheden niet kan worden vastgesteld. Het hof is evenwel van oordeel dat door het politievoertuig te raken met een snelheid van (minstens) 30 kilometer per uur (immers had de verdachte zijn snelheid verhoogd), terwijl beide voertuigen naast elkaar reden en afreden op een T-splitsing waar niet alleen tegemoetkomend verkeer aan had kunnen komen, maar waar ook een middenwegscheiding lag met een grote paal en een verkeersbord, de kans op een ongeluk met zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk geweest is. Verbalisant [verbalisant 4] , de bestuurder van het politievoertuig, moest door de botsing met de verdachte immers naar links uitwijken waardoor het politievoertuig bijna een bord op de middenwegscheiding raakte. De verdachte heeft de aanmerkelijke kans dat [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen op de koop toegenomen door met verhoogde snelheid op het politievoertuig waarin zij zich bevonden in te rijden. De verdachte wilde immers koste wat het kost de politie kwijt rijden. Gelet daarop acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 primair (impliciet subsidiair) tenlastegelegde, te weten de poging tot zware mishandeling van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , heeft begaan.
Tijdens de botsing tussen de auto van de verdachte en het politievoertuig waarin [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zich bevonden, is het politievoertuig beschadigd. Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat er vegen op de wieldop zaten en er een losse wielkast was. Zoals reeds overwogen is voor het hof voldoende komen vast te staan dat de verdachte de botsing heeft veroorzaakt, waardoor het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat hij het onder feit 3 tenlastegelegde, te weten de beschadiging van het politievoertuig, heeft begaan.
Op een later moment tijdens de achtervolging heeft de verdachte over een rotonde in Bosschenhoofd gereden, waarna hij bij het verlaten van de rotonde direct over een verdrijvingsvlak en over de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer reed en recht op het politievoertuig waarin [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich bevonden in stuurde en met verhoogde snelheid richting het politievoertuig reed. De verdachte heeft pas op het allerlaatste moment bijgestuurd, waardoor een aanrijding is voorkomen.
Het hof stelt op grond van de bevindingen van [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 7] en [verbalisant 8] vast dat de verdachte doelbewust op het politievoertuig waarin [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich bevonden heeft ingestuurd. De verdediging heeft weliswaar bepleit dat de verdachte wilde vluchten van de politie en het politievoertuig pas op het allerlaatste moment zag waarna hij wegstuurde, maar het hof ziet geen aanleiding om de verklaringen van de verbalisanten op dit punt onbetrouwbaar te achten. De verklaringen komen onderling overeen en zijn op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben tevens bij de rechter-commissaris een gelijkluidende verklaring afgelegd. Het hof betrekt daarbij dat de verdachte achtervolgd werd door verschillende dienstvoertuigen, koste wat het kost wilde ontkomen aan de politie, daarvoor reeds bewust tegen het dienstvoertuig was aangereden van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , tijdens de achtervolging met hoge snelheden voorwerpen richting dienstvoertuigen heeft gegooid om die dienstvoertuigen kwijt te raken en derhalve er kennelijk niets aan gelegen liet liggen om de politie af te schrikken.
Het hof overweegt dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling onder meer is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen, dan wel dat zij zwaar lichamelijk letsel op zouden kunnen lopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Naar het oordeel van het hof is het handelen van de verdachte van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij politieagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de redelijke vrees kon ontstaan – en daadwerkelijk is ontstaan – dat zij zwaar lichamelijk letsel op zouden lopen. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte de intentie had om de politie van zich af te houden en kwijt te raken, is voor het hof voldoende komen vast te staan dat de verdachte daarbij tevens het opzet heeft gehad om de politieagenten te bedreigen met zware mishandeling. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde, de bedreiging met zwaar lichamelijk letsel van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , heeft begaan.
De verweren van de verdediging ter zake van de feiten onder parketnummer 02-175278-22 worden dan ook in al zijn onderdelen verworpen.
Ten aanzien van parketnummer 02-175299-22:
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 5] voor het voertuig van de verdachte hebben gestaan. De verklaring die getuige [getuige] afgelegd zou hebben bij de politie is door hem niet doorgelezen dan wel ondertekend. De verdachte heeft niet op de agenten ingereden en de verbalisanten hebben niet voor de auto gestaan, hetgeen steun vindt in de verklaring van [getuige] bij de rechter-commissaris. Ook verbalisant [verbalisant 5] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [verbalisant 2] niet voor de auto stond toen de verdachte wegreed. De verklaringen van beide verbalisanten komen dan ook niet overeen. Voorts kan niet worden bewezen dat er bij de politieagenten een redelijke vrees kon ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Ook kan niet worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet op het bedreigen van de politieagenten had.
Het oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 28 mei 2022 te Breda met een auto met verhoogde snelheid op [verbalisant 2] en [verbalisant 5] in ingereden, althans in hun richting is gereden, terwijl die [verbalisant 2] en [verbalisant 5] voor de auto van de verdachte stonden. Het hof ziet geen aanleiding om de verklaringen van de verbalisanten met betrekking tot de plaats waar zij stonden ten opzichte van het voertuig van de verdachte toen hij wegreed onbetrouwbaar te achten. De verklaringen komen onderling op essentiële punten overeen en zijn op ambtsbelofte opgemaakt. Tevens hebben [verbalisant 2] en [verbalisant 5] bij de rechter-commissaris gelijkluidend verklaard, waaronder in het bijzonder dat zij beiden weg moesten springen om een aanrijding te voorkomen.
Het hof overweegt dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling onder meer is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen, dan wel dat zij zwaar lichamelijk letsel op zouden kunnen lopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Naar het oordeel van het hof is het handelen van de verdachte van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij politieagenten [verbalisant 2] en [verbalisant 5] de redelijke vrees kon ontstaan – en daadwerkelijk is ontstaan – dat zij zwaar lichamelijk letsel op zouden lopen. Het handelen van de verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op die bedreiging, waardoor het naar het oordeel van het hof voldoende is komen vast te staan dat de verdachte opzet heeft gehad op de bedreiging van [verbalisant 2] en [verbalisant 5] .
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde, te weten de bedreiging met zwaar lichamelijk letsel van [verbalisant 2] en [verbalisant 5] , heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-175278-22 onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd: