In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de omgangsregeling tussen hem en zijn minderjarige kinderen is gewijzigd. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt om de eerdere zorgregeling te herstellen, terwijl de moeder zich verzet tegen dit verzoek. De kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], hebben sinds 21 augustus 2024 geen ondertoezichtstelling meer, wat betekent dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling (GI) is geëindigd. De vader stelt dat de kinderen recht hebben op contact met hem, terwijl de moeder en de raad van de kinderbescherming van mening zijn dat het in het belang van de kinderen is om rust te creëren en dat contactherstel op dit moment niet wenselijk is. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 26 november 2024 gehouden, waarbij zowel de vader als de moeder en de raad zijn gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de vader in het verleden niet heeft meegewerkt aan hulpverleningstrajecten en dat de kinderen veel weerstand hebben tegen contact met hem. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen zorgregeling moet worden vastgesteld, en het hof bekrachtigt deze beslissing. De vader's verzoeken worden afgewezen.