Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
hierna te noemen: de bewindvoerder.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de rechthebbende, bijgestaan door mr. Ramakers;
- de bewindvoerder, vertegenwoordigd door P.M.M. Meertens.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 11 maart 2024;
- de brief van de bewindvoerder, ingekomen ter griffie op 30 juli 2024.
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
5.De beoordeling
De huidige financiële situatie van de rechthebbende is stabiel. De rechthebbende is goed op de hoogte van zijn inkomsten en uitgaven, hij heeft geen nieuwe schulden meer opgebouwd, woont zelfstandig en runt zijn eigen huishouden. Als er in een maand financiële ruimte is, dan vraagt hij weleens bij de bewindvoerder om extra geld. Dit geld stuurt hij doorgaans naar zijn kleindochter in Nieuw-Zeeland of hij gebruikt het voor de aankoop van bijvoorbeeld kleding. Sinds de bestreden beschikking zijn de bewindvoerder en de rechthebbende gestart met een zelfredzaamheidstraject. In het kader van dit traject voldoet de rechthebbende inmiddels bijna alle kosten zelf, op een paar betalingen na die de bewindvoerder nog voldoet.
Sinds de bestreden beschikking is een zelfredzaamheidstraject met de rechthebbende gestart. Binnen dit traject is inmiddels bereikt dat de rechthebbende op enkele posten na al zijn betalingen zelf (tijdig) voldoet. Dit traject verloopt al zeven maanden goed en hiermee is duidelijk geworden dat de rechthebbende in staat is zijn betalingen zelf te doen, waaronder ook de betaling van de maandelijkse termijnen voor de aflossing van de schuld in Nieuw-Zeeland.
Ondanks dat het zelfredzaamheidstraject goed verloopt, is vanwege het minimale budget van de rechthebbende bewindvoering nog nodig. Er blijft na de betaling van alle vaste lasten weinig bestedingsruimte per maand over waardoor het bewind kan dienen als stok achter de deur. Dit omdat de rechthebbende vrijwel elke maand om 200 euro extra vraagt en weinig spaart. In de meeste gevallen kan de bewindvoerder voldoen aan het verzoek van de rechthebbende om extra geld. Het budget van de rechthebbende is echter dermate minimaal dat hij de ene maand (net) uitkomt en de andere maand niet. Als er geen bewind meer is en de rechthebbende wordt bijvoorbeeld onverwacht geconfronteerd met een hoge rekening dan komt de rechthebbende mogelijk in de financiële problemen.
Na de instelling van het bewind zijn de rechthebbende en de bewindvoerder er in 2023 bekend mee geraakt dat de rechthebbende een schuld in Nieuw-Zeeland heeft in verband met een ten onrechte genoten uitkering. Voor deze schuld is een betalingsregeling getroffen, maar evident is dat deze schuld gelet op de hoogte daarvan en de leeftijd van de rechthebbende naar alle waarschijnlijkheid nooit volledig afbetaald zal worden.