Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de betrokkene, bijgestaan door mr. Van den Berg;
- de mentor;
- de echtgenote.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 1 februari 2024;
- de brief van de mentor d.d. 2 juli 2024;
- de e-mail van de oudste dochter d.d. 14 juli 2024.
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
5.De beoordeling
De wensen die de betrokkene heeft zijn niet altijd uitvoerbaar, mede als gevolg van het handelen van zijn echtgenote. Een voorbeeld hiervan is de wens van de betrokkene om weer thuis te gaan wonen. Dit zou in beginsel mogelijk zijn, maar alleen als de echtgenote van de betrokkene thuiszorg toelaat in de woning en dat doet zij tot op heden niet. Op dit moment gaat de betrokkene meerdere keren per week voor een korte periode naar huis. Dit verloopt goed en de betrokkene keert ook altijd weer terug naar [instantie 1] . Deze situatie is echter wezenlijk anders dan wanneer de betrokkene weer permanent naar huis zou gaan. In dat geval dient er zekerheid te komen dat er professionele zorg in de woning is. Daarnaast is ook de (over-)plaatsing van de betrokkene naar [instantie 2] niet mogelijk door toedoen van zijn echtgenote. [instantie 2] heeft vanwege slechte ervaringen in het verleden met de echtgenote als voorwaarde voor de plaatsing gesteld dat er ook over de echtgenote een mentorschap wordt ingesteld, maar de echtgenote heeft kenbaar gemaakt daaraan nooit mee te gaan werken. Zo is er al meerdere jaren sprake van een patstelling waarin geen verbetering lijkt te komen.
De mentor zelf is vanwege gezondheidsredenen voornemens om zijn taken als mentor neer te leggen. De laatste dossiers van de mentor worden op dit moment overgedragen. In de onderhavige zaak heeft de mentor nog niet aan de kantonrechter gevraagd om hem ontslag te verlenen omdat hij eerst de uitkomst van het hoger beroep af wilde wachten. Als de bestreden beschikking wordt bekrachtigd, en het mentorschap in stand blijft, dan dient er in ieder geval een andere mentor te worden benoemd. In dat geval zal de mentor bij de kantonrechter verzoeken om hem ontslag te verlenen en zal hij een andere mentor aandragen die kan worden benoemd.
De verstoorde verhouding tussen de mentor en betrokkene kan niet leiden tot het oordeel – zoals betoogd door de betrokkene – dat voortzetting van het mentorschap niet zinvol is.