ECLI:NL:GHSHE:2024:4114

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
200.341.129_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en ouderschapsplan in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de wijziging van de kinderalimentatie en het ouderschapsplan na een hoger beroep van de man. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.E. van Hevele, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen was vastgesteld. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.A.E. Bregonje-Voermans, heeft verweer gevoerd tegen dit hoger beroep.

De mondelinge behandeling vond plaats op 13 november 2024, waarbij beide partijen in persoon aanwezig waren. Tijdens deze zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie. De man zal met ingang van 1 januari 2023 een bijdrage van € 211,- per maand per kind betalen, en met ingang van 1 januari 2024 zal dit bedrag stijgen naar € 224,08 per maand. Tevens is afgesproken dat de man zijn betalingsachterstand zal inhalen en dat de vrouw met ingang van 1 december 2024 een bijdrage van € 17,- per maand aan de man zal betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige 3.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de nieuwe afspraken tussen partijen vastgelegd in de beschikking. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof en is openbaar uitgesproken op 19 december 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer : 200.341.129/01
zaaknummer rechtbank : C/02409753 FA RK 23-2369
beschikking van de meervoudige kamer van 19 december 2024
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. L.E. van Hevele te Oostburg,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. L.A.E. Bregonje-Voermans te Terneuzen.
In het kort:
Deze zaak gaat over de bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Middelburg) van 15 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De man is op 7 mei 2024 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 15 februari 2024.
2.2.
De vrouw heeft op 5 juli 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3.
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- het V6-formulier met productie 8 van 6 november 2024 van de advocaat van de man.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft op 13 november 2024 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
2.4.1.
De hierna te noemen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld een brief aan het hof te schrijven waarin ze hun mening geven. Zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en zijn de ouders van:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] 2007 (hierna [minderjarige 1] ),
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] 2008 (hierna [minderjarige 2] ),
  • [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] 2010 (hierna [minderjarige 3] ).
hierna ook: de kinderen.
3.3.
De man heeft de kinderen erkend. De ouders zijn gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast.
3.4.
De kinderen zijn bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Middelburg) van 26 oktober 2022 onder toezicht gesteld tot 26 oktober 2023. Deze maatregel is bij beschikking van 6 oktober 2023 verlengd tot en met 26 oktober 2024. Tevens is bij deze beschikking de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 26 oktober 2024. Deze kinderbeschermingsmaatregelen zijn daarna niet meer verlengd.
3.5.
[minderjarige 1] verbleef op grond van voornoemde machtiging in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten [instantie] . Het verblijf wordt op vrijwillige basis voortgezet waarbij ze opbouwend bij de man gaat verblijven. [minderjarige 1] staat sinds 10 juli 2024 op het adres van de man ingeschreven in de basisregistratie personen. [minderjarige 3] woont ook bij de man. [minderjarige 2] woont bij de vrouw.
3.6.
Ingevolge het door de ouders op 15 december 2015 opgestelde ouderschapsplan dient de man met ingang van 1 januari 2016 een bedrag van € 100,- per maand per kind te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: kinderalimentatie). Dit bedrag is onderworpen aan de wettelijke indexering.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het ouderschapsplan gewijzigd en bepaald:
- dat de daarin overeengekomen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 1 januari 2023 nader wordt vastgesteld op € 211,- per maand per kind, voor de toekomst bij vooruitbetaling door de man aan de vrouw te voldoen;
- dat de daarin overeengekomen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 3] wordt gewijzigd en met ingang van 1 januari 2023 wordt vastgesteld op € 17,- per maand, voor de toekomst bij vooruitbetaling door de vrouw aan de man te voldoen.
4.2.
De man heeft in hoger beroep verzocht de bestreden beschikking voor wat betreft de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , te vernietigen en opnieuw rechtdoende de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 1 januari 2023 te bepalen op nihil althans op een bedrag en ingangsdatum die het hof juist acht.
4.3.
De vrouw heeft in hoger beroep verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep dan wel het hoger beroep ongegrond en onbewezen te verklaren.

5.De motivering van de beslissing

Overeenstemming ter zitting
5.1.
Op de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben partijen alsnog overeenstemming bereikt. Zij hebben het hof verzocht die overeenstemming in een beschikking vast te leggen.
5.2.
Partijen overeengekomen dat:
met betrekking tot [minderjarige 2]
- de man met ingang van 1 januari 2023 aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding zal voldoen van € 211,- per maand, en met ingang van 1 januari 2024 een bedrag van € 224,08 per maand, welk bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd;
- de man de betalingsachterstand volledig zal voldoen. Dit betreft 12 maanden van € 211,- per maand en 11 maanden van € 224,08 per maand. De man zal hiervoor met zijn budgetbeheer een regeling treffen;
- de man met ingang van 1 december 2024 de lopende termijnen maandelijks structureel zal voldoen zodat er geen nieuwe betalingsachterstand zal ontstaan.
met betrekking tot [minderjarige 1]
- de man met ingang van 1 januari 2023 tot 1 oktober 2023 aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding zal voldoen van € 211,- per maand;
- dat de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige 1] met ingang van 1 oktober 2023 wordt vastgesteld op nihil;
- de man de betalingsachterstand volledig zal voldoen. Dit betreft 9 maanden van € 211,- per maand. De man zal hiervoor met zijn budgetbeheer een regeling treffen.
met betrekking tot [minderjarige 3]
- de vrouw met ingang van 1 december 2024 aan de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding zal voldoen van € 17,- per maand, welk bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd;
- partijen de door de vrouw verschuldigde bijdrage voor [minderjarige 3] over de periode van 1 januari 2023 tot 1 december 2024 alsnog op nihil stellen.
5.3.
Het hof zal de door partijen getroffen regeling, voor zover deze zich daarvoor leent, opnemen in het dictum van deze beschikking. Hetgeen partijen overigens zijn overeengekomen bindt hen wel.
5.4.
Hoewel de regeling met betrekking tot [minderjarige 3] niet aan het hof voorlag, zal het hof dit op uitdrukkelijk verzoek van partijen toch hierna opnemen in het dictum.
5.5.
Het hof zal, gelet op deze overeenstemming en mede in verband met de leesbaarheid, de bestreden beschikking van de rechtbank voor zover dit ziet op de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vernietigen en de bijdragen opnieuw vaststellen.

6.Slotsom

6.1.
Het hof zal beslissen als hierna onder 7. vermeld.
6.2.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep, gelet op de aard van de procedure, compenseren.

7.de beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Middelburg) van 15 februari 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
wijzigt het door partijen opgestelde ouderschapsplan van 15 december 2015 voor wat betreft de daarbij vastgestelde kinderalimentatie als volgt:
stelt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] 2008,
  • met ingang van 1 januari 2023 op € 211,- per maand,
  • met ingang van 1 januari 2024 op € 224,08 per maand,
de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
stelt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] 2007,
  • met ingang van 1 januari 2023 tot 1 oktober 2023 op € 211,- per maand,
  • met ingang van 1 oktober 2023 op nihil;
stelt de door de vrouw aan de man de betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] 2010,
  • met ingang van 1 januari 2023 tot 1 december 2024 op nihil,
  • met ingang van 1 december 2024 op € 17,- per maand,
de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, M.J. van Laarhoven en E.M.C. Dumoulin en is op 19 december 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.