In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de door de rechtbank opgelegde kinderalimentatie van € 141,- per kind per maand voor zijn drie minderjarige kinderen. Hij stelde dat de rechtbank ten onrechte was uitgegaan van een te hoge behoefte van de kinderen en een te hoge draagkracht van hemzelf. De vrouw, verweerster in hoger beroep, voerde aan dat de rechtbank de behoefte correct had vastgesteld en verzocht het hof de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat er sprake was van een relevante wijziging van omstandigheden die een nieuwe beoordeling van de financiële posities van partijen rechtvaardigde. De man had in 2021 een netto inkomen van € 18.357,90, maar zijn inkomen was wisselend en hij had geen vaste woonplaats. De vrouw had een inkomen uit een persoonsgebonden budget, maar het hof oordeelde dat de kinderalimentatie moest worden vastgesteld op basis van de draagkracht van de man.
Uiteindelijk heeft het hof de kinderalimentatie vastgesteld op € 33,18 per kind per maand, met ingang van 22 mei 2023, en de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de financiële situatie van beide ouders bij het vaststellen van kinderalimentatie.