ECLI:NL:GHSHE:2024:408

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
20-002634-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens te late indiening van de appelschriftuur

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De politierechter had de verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd in de P.I. Sittard, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij de reclassering en toezicht op contact met zijn kinderen. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, maar de appelschriftuur is 19 dagen te laat ingediend. De raadsman van de verdachte heeft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep bepleit, stellende dat de termijnoverschrijding niet gerechtvaardigd was en dat er geen zwaarwegende belangen aan de zijde van het Openbaar Ministerie waren om het hoger beroep door te zetten. Het hof heeft de belangen van de verdachte en het Openbaar Ministerie afgewogen en geconcludeerd dat het belang van het Openbaar Ministerie niet opweegt tegen de termijnoverschrijding. Het hof heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, waardoor het vonnis van de politierechter in stand blijft. Tevens heeft het hof besloten de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen, met ingang van 8 februari 2024.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002634-23
Uitspraak : 7 februari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 22 september 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-151647-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
thans gedetineerd in de P.I. Sittard, [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft de politierechter een tweetal bijzondere voorwaarden verbonden, te weten – kort samengevat – een meldplicht bij de reclassering en de voorwaarde dat de verdachte enkel contact heeft met zijn kinderen middels tussenkomst en onder toezicht van de reclassering.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De raadsman van de verdachte heeft – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – bij wijze van preliminair verweer de niet-ontvankelijkheid van het door het Openbaar Ministerie ingestelde hoger beroep bepleit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de officier van justitie niet binnen 14 dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur houdende grieven heeft ingediend. Met betrekking tot de belangenafweging die dan plaats dient te vinden, te weten het belang van het behandelen van de zaak in appel tegenover het belang van sanctionering van het verzuim, heeft de raadsman naar voren gebracht dat deze belangenafweging in het voordeel van de verdachte dient uit te vallen. Immers betreft het een eenvoudige, overzichtelijke zaak. Het gaat om een politierechter vonnis. Intensief overleg over het instellen van appel was niet nodig. De verdachte is veroordeeld tot een stevige straf waarvan het onvoorwaardelijk deel inmiddels ruimschoots is uitgezeten. De verdachte heeft zijn hoger beroep ingetrokken en heeft zich neergelegd bij het vonnis.
In de appelschriftuur is niet uitgelegd waarom deze te laat is ingediend. Het Openbaar Ministerie betreft een professionele organisatie. Er is derhalve geen belang meer om de zaak nog te behandelen in hoger beroep. Dit belang is ook niet gelegen in het beschermen van slachtoffers, immers deze zitten op een veilige plek en de politierechter heeft een contactverbod opgelegd.
De raadsman heeft het hof voorts verzocht om, ingeval het preliminaire verweer wordt gehonoreerd, de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het een relatief geringe overschrijding van de termijn betreft van twee en een halve week en dat het Openbaar Ministerie, gelet op de aard en de ernst van de verdenking jegens de verdachte, te weten stelselmatige mishandeling van zijn kinderen en de betrokken belangen, waaronder het belang van een hogere straf en de belangen van de slachtoffers, met name het niet opleggen van de maatregel van artikel 38v Wetboek van Strafrecht door de politierechter, ontvangen dient te worden in het hoger beroep. Er is geen nadeel aan de zijde van de verdediging opgetreden door het te laat indienen van de appelschriftuur. Desgevraagd heeft de advocaat-generaal aangegeven dat er geen reden is te geven waarom de appelschriftuur te laat is ingediend, dit is abusievelijk gebeurd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat de verdachte door de politierechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft de politierechter twee bijzondere voorwaarden verbonden, te weten (kort samengevat) een meldplicht bij de reclassering en de voorwaarde dat de verdachte enkel contact heeft met zijn kinderen middels tussenkomst en onder toezicht van de reclassering.
Namens de verdachte is op 22 september 2023 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Op 17 november 2023 is het hoger beroep namens de verdachte ingetrokken. De officier van justitie heeft op 6 oktober 2023 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter.
Ingevolge het bepaalde in artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering moet door de officier van justitie binnen 14 dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur houdende grieven worden ingediend. De appelschriftuur van het Openbaar Ministerie is op 3 november 2023 ingediend. Derhalve is de appelschriftuur 19 dagen te laat ingediend.
Artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering schept de mogelijkheid een door het Openbaar Ministerie ingesteld hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk te verklaren op de enkele grond dat geen schriftuur, houdende grieven tegen het in eerste aanleg gewezen vonnis, is ingediend. In beginsel kunnen aan het niet tijdig indienen van een appelschriftuur dezelfde gevolgen worden verbonden als aan het in het geheel niet indienen ervan. Het is aan de beoordeling van de rechter overgelaten of hij, na de weging en waardering van de omstandigheden van het geval, al dan niet aan het door de officier van justitie niet (tijdig) indienen van de schriftuur de sanctie van niet-ontvankelijkheid zal verbinden. Krachtens de wet en jurisprudentie dient de rechter daartoe het belang dat met de behandeling van het hoger beroep is gemoeid, af te wegen tegen het belang van (een scherpe) sanctionering van het verzuim.
Indien het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaart in het door hem ingestelde hoger beroep blijft het vonnis van de politierechter in stand.
Naar het oordeel van het hof dient de belangenafweging in dit geval uit te vallen in het nadeel van het Openbaar Ministerie. Daartoe overweegt het hof dat weliswaar aan de zijde van de verdediging geen gewichtig nadeel is gebleken door het te laat indienen van de appelschriftuur, maar dat evenmin aan de zijde van het Openbaar Ministerie een voldoende gewichtig belang is gebleken bij doorzetting van het appel. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat door het Openbaar Ministerie geen reden is aangedragen ter excusering of verklaring voor het te laat indienen van de appelschriftuur. Voorts is het hof van oordeel dat de belangen die het Openbaar Ministerie naar voren heeft gebracht en welke bij de behandeling van de zaak in hoger beroep (zouden) zijn gemoeid, in voldoende mate worden gewaarborgd door het vonnis van de politierechter.
Alle omstandigheden afwegende, zal het hof in dit geval de wettelijke termijn voor het indienen van de appelschriftuur als uitgangspunt nemen en het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis overweegt het hof als volgt. Gelet op het vonnis van de politierechter en de tijd die thans door de verdachte in voorarrest is doorgebracht, zal het hof met ingang van 8 februari 2024 te 12.00 uur de voorlopige hechtenis opheffen. Deze beslissing zal afzonderlijk worden geminuteerd.

BESLISSING

Het hof:
verklaarthet door de officier van justitie ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. E.F. Stamhuis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 7 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Wiel-Rammeloo en mr. Stamhuis voornoemd zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.