In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken werd van het telen van hennep. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, met betrekking tot een grote hoeveelheid hennep. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken heeft van bepaalde tenlasteleggingen, en dat er geen hoger beroep openstaat tegen deze vrijspraken. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken. Het hof heeft het vonnis van de politierechter voor het overige bevestigd, maar de opgelegde straf vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de eerste aanleg. Het hof heeft de ernst van het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, en heeft besloten om een deels voorwaardelijke straf op te leggen.