In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 25 maart 2024 was veroordeeld voor diefstal. De verdachte, geboren in 1988 en thans zonder vaste woon- of verblijfplaats, had op 29 januari 2024 in Mierlo een blouse van het merk Blue Industry weggenomen. De politierechter had hem hiervoor een gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf van drie weken gevangenisstraf.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 december 2024 heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. De raadsman van de verdachte pleitte voor een vrijspraak van de overige tenlastegelegde feiten en stelde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn vordering. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en kwam tot de conclusie dat de verdachte alleen schuldig was aan de diefstal van de blouse. De overige tenlastegelegde feiten werden niet bewezen verklaard.
Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarbij het de ernst van de diefstal en de recidive van de verdachte in overweging nam. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de bewezenverklaring en de gevorderde schade. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.