ECLI:NL:GHSHE:2024:398

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
20-001462-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor poging tot diefstal en diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1978, was eerder vrijgesproken van twee tenlastegelegde feiten, maar is nu veroordeeld voor twee pogingen tot diefstal en een diefstal. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van twee feiten, maar het hof heeft de vrijspraak vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De zaak betreft inbraken in een bloemisterij en een supermarkt, waarbij de verdachte op heterdaad werd betrapt. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. Het hof heeft de bewijsvoering van de politie en de verklaringen van getuigen en de verdachte in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten. De strafoplegging houdt rekening met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001462-23
Uitspraak : 30 januari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 23 mei 2023, in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-076820-23 en 01-105673-23, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
volgens opgave van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep: postadres [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van het onder 2 en 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-076820-23 en is de verdachte ter zake van twee pogingen tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming (het onder 1 en 4 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-076820-23) en diefstal (het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-105673-23) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts heeft de politierechter de benadeelde partij [bedrijf] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Tevens is de benadeelde partij in de proceskosten van de verdachte veroordeeld, tot op het moment van het wijzen van het vonnis begroot op nihil.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] heeft betrekking op het onder 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-076820-23. De politierechter heeft de verdachte vrijgesproken van dit feit en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Zoals uit het hierna overwogene onder ‘Ontvankelijkheid van het hoger beroep’ blijkt is de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde en derhalve is de vordering van de benadeelde partij, ondanks dat de benadeelde partij kenbaar heeft gemaakt de vordering in hoger beroep te handhaven, van rechtswege niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Daarnaast heeft het hof geconstateerd dat de politierechter geen beslissing heeft genomen op een onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerp, te weten een handschoen. De verdachte heeft op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep afstand gedaan van dit voorwerp. Gelet hierop is het hof van oordeel dat geen beslissing op enig beslag meer is vereist.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van de vrijspraken ter zake het onder 2 en 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-076820-23 op het standpunt gesteld dat dit beschermde vrijspraken betreffen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 01-105673-23 ten laste is gelegd en hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 01-076820-23 onder 1 en 4 ten laste is gelegd, conform de beslissing van de politierechter doch met uitzondering van de kwalificerende onderdelen ‘zich toegang verschaffen door middel van inklimming’. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering zal afwijzen.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder parketnummer 01-105673-23 tenlastegelegde zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van het onder 1 en 4 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-076820-23 heeft de raadsvrouw primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht om bij een eventuele veroordeling een werkstraf op te leggen. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] heeft de raadsvrouw verzocht om de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering betrekking lijkt te hebben op de feiten waarvoor de verdachte door de politierechter is vrijgesproken.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraken door de politierechter van het onder 2 en 3 tenlastegelegde in zaak met parketnummer 01-076820-23. Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover thans nog aan de orde, zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover thans nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 01-076820-23:1.
hij op of omstreeks 18 maart 2023 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een (bedrijfs)pand gelegen aan de Gestelsestraat, geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- zich heeft begeven naar voornoemd (bedrijfs)pand en/of
- een (koelcel)deur van voornoemd (bedrijfs)pand heeft geforceerd en/of
- (vervolgens) in voornoemd (bedrijfs)pand een (kassa)lade heeft geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 12 maart 2023 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een (bedrijfs)pand gelegen aan de Gestelsestraat, geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- zich heeft begeven naar voornoemd (bedrijfs)pand en/of
- een koelceldeur van voornoemd (bedrijfs)pand heeft geforceerd en/of geopend en/of voornoemd (bedrijfs)pand is binnengegaan en/of
- (vervolgens) in voornoemd (bedrijfs)pand een (kassa)lade heeft geopend en/of doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak met parketnummer 01-105673-23:hij op of omstreeks 22 april 2023 te Eindhoven 11, althans een (aantal), pak(ken) koffie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten en/of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 01-076820-23:1.
hij op 18 maart 2023 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een bedrijfspand gelegen aan de Gestelsestraat, geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, dat/die aan [bedrijf] , toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- zich heeft begeven naar voornoemd bedrijfspand, en
- vervolgens in voornoemd bedrijfspand een (kassa)lade heeft geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 12 maart 2023 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een bedrijfspand gelegen aan de Gestelsestraat, geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- zich heeft begeven naar voornoemd bedrijfspand en
- voornoemd bedrijfspand is binnengegaan en
- vervolgens in voornoemd bedrijfspand een (kassa)lade heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak met parketnummer 01-105673-23:hij op 22 april 2023 te Eindhoven 11 pakken koffie die aan Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Zaak met parketnummer 01-076820-23 feiten 1 en 4:
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van politie-eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2023058843, gesloten d.d. 21 maart 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 85. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2023 (pagina 20-21 van het politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :

Op 18 maart 2023, omstreeks 01.13 uur, waren wij belast met noodhulpsurveillance in de gemeente Eindhoven.
Op bovengenoemde dag, datum en tijd kregen wij de opdracht te rijden naar [adres 2]
. Op genoemd adres was een alarm in werking getreden.
Ter plaatse troffen wij geen braakschade aan de buitenzijde van het pand. Via een
deur kwamen wij op het binnenterrein van het pand. Wij zagen dat het een bloemist
betrof. Wij hoorden dat het pand betreden kon worden via de koelcel. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , opende de deur van de koelcel. Ik zag dat een man een poging deed zich te verstoppen achter een kar met bloemen. Wij zagen dat deze man een tas om zijn nek droeg, een zwarte muts op had met daarover een capuchon en handschoenen droeg. Tevens had de man een lampje bij zich wat ingeschakeld was en licht gaf. Hierop hielden wij hem aan.
Tijdens de transportfouillering van de verdachte werd nog een paar werkhandschoenen aangetroffen.
Verdachte
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1978
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland.

2. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 maart 2023 (pagina’s 11-13 van het politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 1] :

Ik doe aangifte van diefstal in mijn bedrijf. Ik heb niemand het
recht of toestemming gegeven. Ik ben eigenaar van bloemist [bedrijf] (
het hof begrijpt: [bedrijf] ), gelegen aan [adres 2] . Op 17 maart 2023, omstreeks 18.30 uur, verliet ik mijn winkel en liet ik deze intact achter. Op 18 maart 2023, omstreeks 01.30 uur, werd ik gebeld door de politie dat ze een inbreker hadden aangehouden in mijn winkel. Ik ging toen direct naar mijn winkel en keek of er wat weg was. Op dit moment zie ik geen goederen die ik mis. De kassalades waren nog aanwezig en ik mis geen geld.
Van de inbraak heb ik camerabeelden die ik ter beschikking stel aan de politie.

3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2023 (pagina 22-23 van het politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :

Op 18 maart 2023, omstreeks 01.13 uur, kregen mijn collega's en ik de melding van een inbraak bij [bedrijf] , gevestigd aan de Gestelsestraat te Eindhoven. Het was mij ambtshalve bekend dat dit pand, in verband met drie eerdere inbraken op dit adres, voorzien was van een technisch hulpmiddel, ter opsporing van een verdachte.
Ik was door een medewerker van de [bedrijf] in het bezit gesteld van de camerabeelden met betrekking tot 1 van de eerdere inbraken. Het viel me op dat de verdachte donkere kleding droeg, gezichtsbedekking, althans een capuchon waardoor zijn gezicht niet (goed) zichtbaar was.
Op genoemde datum, omstreeks 01.20 uur, kregen wij portofonisch te horen dat de eenheid 21.07 een persoon in het pand [had] aantroffen en [dat] deze was aangehouden.
Ik was op dat moment ook ter plaatse. Ik zag dat de persoon die door de collega's was aangehouden qua postuur overeenkwam met de verdachte van de camerabeelden van de eerdere inbraken.
Verdachte: [verdachte] .

4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2023 (pagina 24-25 van het politiedossier), met fotobijlage (pagina 26-33), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :

Op 18 maart 2023 was ik met onderzoek belast naar aanleiding van een inbraak in [bedrijf] , gelegen aan [adres 2] . Ik had ten behoeve van het onderzoek fotografische opnames gemaakt van de kleding van verdachte [verdachte] .
Ik zag dat verdachte het volgende signalement had:
- (…)
- lichtgrijze hoodie met capuchon;
- donkerblauwe jas met capuchon;
- zwarte sporttas met zwart/bruine panterprint.
Fotobijlage Figuur (het hof begrijpt:) 10: Eén van de twee zwarte handschoenen
Hof: in de fotobijlage op pagina 31 is opgenomen een foto waarbij is vermeld:
Figuur 10: Eén van de twee zwarte handschoenen. De foto bevat een afbeelding van een zwarte handschoen met gestreepte manchet; op de handschoen staan witte letters.

5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2023 (pagina’s 48-51 van het politiedossier), met fotobijlage (pagina’s 52-56 van het politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Op 19 maart 2023 was ik belast met het uitkijken van camerabeelden naar aanleiding van vier bedrijfsinbraken (
het hof begrijpt: aan [adres 2] ).
De eigenaar had na de derde inbraak (het hof: 12 maart 2023) een alarmsysteem laten installeren in overleg met de politie. In de nacht van 18 maart 2023 ging dat alarm af en is er een verdachte aangehouden in deze winkel. Dit betrof verdachte [verdachte] . Er zijn door collega`s signalementfoto`s gemaakt van verdachte [verdachte] na diens aanhouding op 18 maart. Verschillende kledingstukken en spullen die de verdachte droeg herkende ik op de beelden van de beveiligingscamera`s.
Ik bekeek de beelden en verklaar het volgende:
12 maart 2023
Videobestand 1
Ik opende het bestand met de bestandnaam ‘Winkel_ch2_20230312010334_20230312010554.mp4’. Ik zag dat er rechtsboven in het beeld ‘12-03-2023 01:03:04’ stond. Ik zag dat de werkelijke tijd overeenkwam met de tijd die vernoemd was in de aangifte. Ik zag dat er links onderin ‘kassa’ in beeld stond. Ik zag dat er een balie/toonbank in beeld stond.
Tijdstip 01:03:44: Ik zag dat er aan de rechterzijde van het beeld een persoon in beeld [kwam] en dat hij achter de toonbank ging staan. Ik zag dat deze persoon een donkerkleurige jas met capuchon droeg. Ik zag dat er een touwtje in een lusvorm uit zijn capuchon stak. Het deed me denken aan een elastiek. Ik zag dat op de rug van de jas, ter hoogte van de schouderbladen, er een rechthoekig horizontaal stiksel zat. Ik schat in dat het stiksel ongeveer 15 centimeter breed en 5 centimeter lang was. Ik zag dat de persoon met de rug richting de camera stond. Ik zag dat de persoon bezig was met de kassalade en deze onderzocht. Ik zag dat de persoon zwartkleurige handschoenen droeg met witkleurige opdruk. Ik zag dat de opdruk lettervormige figuren waren. Ik zag dat de persoon de lade sloot en dat hij gehurkt verder op zoek leek te gaan wat er achter de balie te vinden was.
Ik zag dat de volgende kledingstukken correspondeerden met de kledingstukken die
verdachte [verdachte] droeg op 18 maart 2023:
- Het stiksel op de achterzijde van zijn jas (videobestand 1 01.03.45 uur)
- De lusvormige elastieken ter hoogte van de capuchon (videobestand 1 01.03.45 uur)
- Zwartkleurige handschoenen met letteropdruk (videobestand 1 01.03.55 uur)

6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2023 (pagina’s 57-59 van het politiedossier), met fotobijlage (pagina’s 60-63 van het politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant van [verbalisant 1] :

Op 19 maart 2023 was ik belast met het uitkijken van camerabeelden naar aanleiding van vier bedrijfsinbraken (
het hof begrijpt: aan [adres 2] ).
De eigenaar had na de derde inbraak (het hof: 12 maart 2023) een alarmsysteem laten installeren in overleg met de politie. In de nacht van 18 maart 2023 ging dat alarm af en is er een verdachte aangehouden in deze winkel. Dit betrof verdachte [verdachte] . Er zijn door collega`s signalementfoto`s gemaakt van verdachte [verdachte] na diens aanhouding op 18 maart. Verschillende kledingstukken en spullen die de verdachte droeg herkende ik op de beelden van de beveiligingscamera`s.
Ik bekeek de beelden en verklaar het volgende:
18 maart 2023
Videobestand 1
Ik opende het bestand met de bestandnaam 'Winkel_ch2_20230318011825_20230318012022.mp4'. Ik zag dat er rechtsboven in het beeld '18-03-2023 01:18:19' stond. Ik zag dat de werkelijke tijd overeenkwam met de tijd die vernoemd was in de aangifte. Ik zag dat er links onderin 'kassa' in beeld stond. Ik zag dat er een balie/toonbank in beeld stond.
Tijdstip 01:18:27: Ik zag dat er aan de rechterzijde van het scherm een persoon in beeld kwam en dat hij achter de toonbank ging staan. Ik zag dat de persoon met de rug richting de camera stond. Ik zag dat deze persoon een donkerkleurige jas met capuchon droeg. Ik zag dat de capuchon van de jas naar beneden hing maar dat de persoon een grijskleurige capuchon droeg zoals men vaak ziet bij zogenaamde 'hoodie'. Ik zag dat op de rug van de jas, ter hoogte van de schouderbladen, er een rechthoekig horizontaal stiksel zat. Ik schat in dat het stiksel ongeveer 15 centimeter breed en 5 centimeter lang was. Ik zag dat de persoon bezig was met de kassalade en de rest van de balie aan het onderzoeken was door onder andere lades open te trekken en door de inhoud te zoeken. Ik zag dat de persoon grijskleurige handschoenen droeg. Ik zag dat de persoon de lade sloot en dat hij gehurkt verder op zoek leek te gaan wat er achter de balie te vinden was. Ik zag omstreeks 01:20:02 uur dat de (
het hof begrijpt: persoon)stopte met zijn bezigheden en gefocust op iets was dat buiten beeld leek te zijn. Ik zag dat hij zijn rechterhand voor zijn gezicht hield. Ik zag hem om 01:20:20 uur gehurkt wegkruipen via de rechterkant van de balie.
Fotobijlage
Figuur 1: Tas met panterprint
Hof: figuur 1 bevat een foto met als onderschrift: Figuur 1: Tas met panterprint
Rechtsboven op de foto is vermeld: 18-03-2023 01:18:36
Linksonder op de foto is vermeld: Kassa
De foto bevat een afbeelding van een persoon met een tas met printopdruk (panterprint).
Zaak met parketnummer 01-105673-23:
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van politie-eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2023085570, gesloten d.d. 22 april 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , brigadier, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 25. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte, zoals blijkt uit de onder 1 en 2 weergegeven verklaringen, het bewezenverklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan:
1. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 april 2023 (pagina’s 21-24 van het politiedossier), inhoudende de verklaring van de verdachte;
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant d.d. 23 mei 2023, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
3. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 april 2023 (pagina’s 5-8 van het politiedossier), inhoudende de verklaring van aangever [aangever 2] ;
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 april 2023 (pagina’s 9-10 van het politiedossier), inhoudende de verklaring van getuige [getuige] (opmerking hof: in de verklaring van de getuige is als datum vermeld: zaterdag 12 april 2023. Het hof begrijpt dat is bedoeld: zaterdag 22 april 2023);
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 april 2023 (pagina’s 11-12 van het politiedossier), inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 01-076820-23
De raadsvrouw van de verdachte heeft ten aanzien van dit feit vrijspraak bepleit en daartoe in de kern aangevoerd dat de verdachte steeds heeft verklaard dat hij op zoek was naar een slaapplaats en dat, anders dan door verbalisanten van de politie is gerelateerd, op basis van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte goederen weg wilde nemen. Gelet daarop is op grond van het procesdossier niet vast te stellen dat er sprake is van het voor een strafbare poging vereiste begin van uitvoering, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, het navolgende vast. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (hiervoor opgenomen als bewijsmiddel 6) volgt dat op de camerabeelden van [bedrijf] valt waar te nemen dat er op 18 maart 2023 om 01.18.27 uur in het bedrijfspand van de bloemisterij een persoon achter de toonbank gaat staan. Deze persoon is bezig met de kassalade en is de rest van de balie aan het onderzoeken door onder andere lades open te trekken en de inhoud te doorzoeken. Na het sluiten van de lade hurkt de persoon en lijkt verder op zoek te gaan naar wat er achter de balie te vinden is. Nadat de persoon stopt met zijn werkzaamheden, houdt de persoon zijn rechterhand voor zijn gezicht en kruipt weg. De persoon draagt een donkerkleurige jas met capuchon; de capuchon van de jas hangt naar beneden maar de persoon draagt een grijskleurige capuchon zoals vaak wordt gezien bij een 'hoodie', aldus de verbalisant.
Binnen enkele minuten hierna wordt de verdachte door de politie aangetroffen in de koelcel van [bedrijf] met een tas om zijn nek, een zwarte muts en capuchon op/over zijn hoofd en in het bezit van een ingeschakeld lampje en werkhandschoenen (bewijsmiddel 1).
Uit de beschrijving van de kleding die de verdachte draagt, volgt dat de verdachte een donkerblauwe jas met capuchon en een lichtgrijze hoodie met capuchon draagt. De bij de verdachte aangetroffen tas is een tas met panterprint (bewijsmiddel 4). Uit de fotobijlage bij de camerabeelden van 18 maart 2023 volgt dat de persoon achter de toonbank een tas met panterprint draagt (bewijsmiddel 6).
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte de persoon is die op de camerabeelden van 18 maart 2023 te zien is achter de toonbank en derhalve de handelingen heeft verricht zoals hiervoor beschreven. Naar het oordeel van het hof vormen het naar binnen gaan in het bedrijfspand van [bedrijf] , het zich aldaar begeven naar de balie, het bezig zijn met de kassalade en het onderzoeken van de rest van de balie door andere lades open te trekken en de inhoud te doorzoeken, gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van diefstal. Gelet op het in de bewijsmiddelen beschreven gedrag van de verdachte, is er naar het oordeel van het hof wel degelijk sprake van het voor een strafbare poging vereiste begin van uitvoering. Het feit kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 01-076820-23
De raadsvrouw van de verdachte heeft ten aanzien van dit feit vrijspraak bepleit en daartoe in de kern aangevoerd dat er in belangrijke mate geen overeenkomsten bestaan tussen de kledingstukken die de verdachte op 18 maart 2023 droeg en de kledingstukken die de persoon op de camerabeelden van 12 maart 2023 van [bedrijf] draagt. De verdediging is derhalve van mening dat herkenning op basis van kledingstukken onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, het navolgende vast. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (hiervoor opgenomen als bewijsmiddel 5) volgt dat er op 12 maart 2023 om 01.03.44 uur in het bedrijfspand van [bedrijf] een persoon achter de toonbank gaat staan. Deze persoon is bezig met het onderzoeken van de kassalade. Na het sluiten van de lade zoekt de persoon gehurkt verder naar wat er achter de balie te vinden is. Verbalisant [verbalisant 1] relateert dat het stiksel op de achterzijde van de jas van de persoon, het lusvormige elastiek ter hoogte van de capuchon en de zwartkleurige handschoenen met letteropdruk corresponderen met de kledingstukken die de verdachte droeg op 18 maart 2023. Gelet op de herkenning van kledingstukken op zeer specifieke onderdelen en gelet op de omstandigheden dat het feit relatief kort voorafgaand aan en op dezelfde locatie en omstreeks hetzelfde tijdstip als het onder feit 1 bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden, is het hof van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 4 bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 01-076820-23 wordt telkens als volgt gekwalificeerd:

poging tot diefstal.

Het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 01-105673-23 wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft het hof verzocht om bij een eventuele veroordeling een werkstraf op te leggen. Een gevangenisstraf wordt niet wenselijk geacht in het licht van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan tweemaal poging tot diefstal en eenmaal diefstal. De twee pogingen tot diefstal vonden plaats in een bedrijfspand en de diefstal vond plaats in een supermarkt. Dergelijke feiten zijn ergerlijke feiten: de verdachte heeft maar liefst 11 pakken koffie gestolen bij Albert Heijn, met een winkelwaarde van ruim € 119,-, en heeft in korte tijd tot tweemaal toe bij de bloemisterij geprobeerd om geld of goederen weg te nemen.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 november 2023, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een vermogensdelict. Het hof weegt die omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte op dit moment bij zijn ouders woont en doende is met het regelen van praktische zaken zoals het aanvragen van een uitkering, identiteitskaart en een pinpas, en dat hij op dit moment geen cocaïne gebruikt en geen schulden heeft.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
 Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraakbeslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-076820-23 onder 2 en 3 tenlastegelegde;
 Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet (in zoverre) opnieuw recht.
 Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-076820-23 onder 1 en 4 en in de zaak met parketnummer 01-105673-23 tenlastegelegde heeft begaan.
 Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
 Verklaart het in de zaak met parketnummer 01-076820-23 onder 1 en 4 en in de zaak met parketnummer 01-105673-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
 Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
 Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.G. Remmink en mr. J. de Leijer, griffiers,
en op 30 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.