ECLI:NL:GHSHE:2024:3971

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
20-003412-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor diefstal met gebruik van geprepareerde tassen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1996, was eerder vrijgesproken van een poging tot diefstal, maar was wel veroordeeld voor meerdere diefstallen. De politierechter had hem een gevangenisstraf van 6 weken opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de politierechter voor een deel vernietigd en de verdachte vrijgesproken van twee van de tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de diefstal van (douche)kranen van een bouwmarkt. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de kranen had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, waarbij hij gebruik had gemaakt van geprepareerde tassen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de geprepareerde tassen, verbeurd verklaard. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd voor het feit waarvoor de schadevergoeding werd gevorderd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003412-23
Uitspraak : 29 november 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 december 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-226733-23 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde poging tot diefstal. De politierechter heeft het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde bewezenverklaard (telkens: ‘diefstal’) en de verdachte ter zake daarvan veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] afgewezen en de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen verbeurdverklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren voor zover het is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde, en de verdachte ter zake van het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek, waarbij de onder de verdachte in beslag genomen – en nog niet teruggegeven – voorwerpen dienen te worden verbeurdverklaard. Daarnaast heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering nu geen sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van het handelen van de verdachte.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Voorts heeft de verdediging bepleit dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd en – zo begrijpt het hof – om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep (feit 2)
De verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dit tegen die vrijspraak is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor het overige vernietigen en opnieuw rechtdoen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 september 2023 te Tilburg
- vier douchekranen (merk Grohe) en/of
- twee lampen (Phillips, type Hue),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
3.
hij op of omstreeks 6 september 2023 te ’s-Hertogenbosch een of meer (douche)kranen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
4.
hij op of omstreeks 7 september 2023 te Tilburg vier douchekranen (merk Grohe), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak (feit 1 en feit 4)
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat het hof hem van die feiten zal vrijspreken.
Meer in het bijzonder overweegt het hof hieromtrent als volgt.
Het hof stelt vast dat in de auto van de verdachte verschillende kranen en lampen zijn aangetroffen. Uit de kenmerken daarvan (registratie-/serienummers) kan weliswaar niet worden afgeleid dat dit exact dezelfde kranen en lampen betroffen als waarvan aangifte is gedaan, maar wel dat dit soortgelijke kranen en lampen betroffen (in de zin van: producten van hetzelfde type).
Het hof moet daarbij echter ook constateren:
  • dat er van de onder 1 tenlastegelegde diefstal bij de [bedrijf 1] in Tilburg ( [adres 2] ) volgens aangeefster [aangever 1] camerabeelden beschikbaar zijn doch dat de verdachte volgens aangeefster op deze camerabeelden niet is herkend aan de hand van een still waarop de verdachte te zien was en welke door [aangever 2] (aangever van het onder 2 tenlastegelegde) aan [aangever 1] was verstrekt;
  • dat er van de onder 4 tenlastegelegde diefstal bij de [bedrijf 3] in Tilburg ( [adres 3] ) volgens aangever [aangever 3] weliswaar camerabeelden beschikbaar waren, maar dat deze zich niet in het dossier bevinden, ter zake niets is gerelateerd en zich ook geen getuigenverklaringen in het dossier bevinden waaruit blijkt dat er rondom het moment van de diefstal iemand is gezien die past binnen het signalement van de verdachte.
Gelet op het vorenstaande, ontbreekt het naar het oordeel van het hof aan voldoende wettig bewijs om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 4 tenlastegelegde diefstallen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 6 september 2023 te ’s-Hertogenbosch (douche)kranen, die aan [bedrijf 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2023 (dossierpagina 5 tot en met 8), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
[
dossierpagina 5]
Op woensdag 06-09-2023 was ik doende met een melding winkeldiefstal [
het hof begrijpt gelet op het proces-verbaal van aangifte op dossierpagina 19: om 15.11 uur] bij de [bedrijf 2] gevestigd aan [adres 4] .
De politie motorrijder ter plaatse bij de melding sprak tijdens zijn zoektocht naar de verdachte, met enkele passanten. Gaven aan dat ze een voertuig geparkeerd hadden zien staan op een vreemde plek nabij de [bedrijf 2] en dat dit voertuig ook ineens weer heel snel weg was. Men vond dit een verdachte situatie.
Het kenteken van dit voertuig werd doorgegeven aan de politiemeldkamer. Dit kenteken, [kenteken] werd gevoerd op een blauwe BMW ten name van genoemde [verdachte] in dit proces verbaal uit Leusden.
Ik hoorde van de heer [aangever 2] [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: [aangever 2]] dat de man op camerabeelden stond van de [bedrijf 4] . Hij vertelde mij dat hij deze beelden zou gaan zoeken en aan mij kon verstrekken.
[
dossierpagina 6]
Op woensdag 06-09-2023 ontving ik 4 stills (beelden) van de heer [aangever 2] . Deze verstrekte hij mij via Whatsapp waarop de verdachte man te zien was. Deze 4 foto’s zijn door mij verbalisant bij dit proces verbaal gevoegd [
het hof begrijpt: de foto’s op dossierpagina 45 tot en met 48].
Ik zag dat het een man betrof, donker getinte huidskleur, zwarte lange broek, zwart T-shirt met korte mouwen van het merk Under Armour, zwarte baseball cap, zwarte schoenen en twee rode mediamarkt tassen.
Ik werd omstreeks 17.56 uur gebeld door een collega van de politie, basisteam Houten. Zij vertelde mij dat ze het genoemde voertuig in dit proces verbaal hadden staande gehouden naar aanleiding van een ANPR hit en dat de inzittende was aangehouden ter zake van heling. Dit betrof de verdachte [verdachte] , welke een behoorlijke hoeveelheid kranen in verpakking van het merk Grohe in zijn personenauto had liggen en een kniptangetje en twee geprepareerde rode tassen van de Mediamarkt.
Door mij werden de 4 foto’s verstrekt aan collega [verbalisant 3] , waarbij zij aangaf dat zij de persoon op de foto's voor 100% herkende als verdachte [verdachte] welke zij hadden aangehouden zojuist.
Verdachte: [verdachte] , geboren [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 september 2023 (dossierpagina 42 tot en met 44 en de foto’s op dossierpagina’s 45 tot en met 47), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Fotobijlage stills afkomstig van camerabeelden [bedrijf 4] [adres 4] .
Ik zag op alle drie de beelden dat er een man in beeld verscheen met het volgende
signalement:
- donkere huidskleur;
- zwarte pet;
- zwarte T-shirt van het merk Under Armour;
- zwarte trainingsbroek;
- zwarte sneakers;
- een rode tas met Media Markt bedrukking erop.
Fotobijlage goederen aangetroffen in BMW met kenteken [kenteken]
Afbeelding 7: barcode douchekranen 4005176613067
Afbeelding 8: barcode douchekranen 4005176613067
Afbeelding 9: barcode douchekranen 4005176613067
Afbeelding 10: barcode douchekranen 4005176613074
Afbeelding 11: barcode douchekranen 4005176874239
Afbeelding 12: barcode douchekranen 4005176613067
Afbeelding 17: barcode douchekranen 4005176874239
Afbeelding 18: barcode douchekranen 4005176874239
Afbeelding 19: barcode douchekranen 4005176874239
Afbeelding 20: barcode douchekranen 4005176874239
Afbeelding 21: barcode douchekranen 4005176874239
3.
De eigen waarneming van het hof op de foto’s (los toegevoegd aan het dossier) met de namen ‘VE binnenkomst [bedrijf 2] met tassen’, hierna foto 1 en ‘VE bij kassa DB [bedrijf 2] .jpg’, hierna foto 2(het hof begrijpt: twee foto’s van de [bedrijf 2] te ’s-Hertogenbosch op 6 september 2023):
Foto 1: Het hof neemt waar een man met donkere huidskleur en atletische bouw, donker petje, zwart t-shirt met op de linker borst het logo van het merk Under Armour, een zwarte broek en zwarte schoenen. Met zijn rechter hand pakt de man een rood winkelmandje en aan zijn linkerarm draagt hij twee rode plastic tassen waarvan op één het logo van MediaMarkt te zien is.
Foto 2: Het hof neemt op de foto waar een kassa met daarna een detectiepoortje. Dezelfde man als de man op foto 1 staat tussen het detectiepoortje en draagt aan zijn rechter arm twee rode plastic tassen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2023 (dossierpagina 12 tot en met 14), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 4] :
[
dossierpagina 12]
Op woensdag 6 september 2023 omstreeks 16:35 hoorde ik dat er een ANPR-hit binnenkwam. Ik keek op mijn diensttelefoon en zag de volgende ANPR hit: Kenteken: [kenteken] . Na korte tijd, zag ik bovengenoemd voertuig voorbij rijden. Uiteindelijk werd het voertuig geparkeerd. Ik zag dat mijn collega iets overhandigd kreeg en een rijbewijs in haar handen had. Ik zag de volgende gegevens op het rijbewijs staan:
[
dossierpagina 13]
[verdachte] , geboortedatum: [geboortedag] 1996.
Ik ging via de bestuurderszijde het voertuig in. Ik opende de armleuning van het
middenconsole en zag hier een kniptang liggen. Ik zag op de stoel rechts achter in het voertuig een tas liggen. Ik zag in de tas iets wat ik ambtshalve herkende als mallen voor een geprepareerde tas. Ik zag dat dit twee mallen betroffen.
Ik opende vervolgens de kofferbak. Ik zag dat er meerdere thermostaten [
het hof begrijpt: thermostaatkranen] voor in de douche in lagen. Ik zag dat dit er een stuk of 10 waren. Ik zag ook twee plastic Mediamarktassen in de kofferbak liggen.
5.
Het proces-verbaal van aangifte (inclusief goederenbijlage) d.d. 9 september 2023 (dossierpagina 22 tot en met 26), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 4] :
[
dossierpagina 22]
Ik doe aangifte van winkeldiefstal, gepleegd op woensdag 6 september 2023 bij de [bedrijf 2] vestiging aan [adres 5] .
Rond 13.30 uur kreeg ik van een van mijn medewerkers te horen dat ze iemand in de winkel zagen die zich verdacht gedroeg. De persoon zou in het pad bij de douchekranen staan. Ik ben die kant op gelopen maar zag dat de persoon al weg was. Ik ben toen terug richting de kassa's gelopen en zag vervolgens de persoon die mijn collega’s hadden beschreven naar de kassa's lopen. Ik beschrijf de persoon als volgt:
- man met een atletisch postuur;
- zeker 1.85 meter lang;
- donkere/huidskleur;
- zwart joggingspak;
- zwart petje;
- zwarte sportschoenen;
- de man had twee rode tassen in zijn hand.
Ik sprak de man aan terwijl hij richting de kassa liep, en vroeg of hij even wilde blijven staan. Ik vroeg: “Wilt u even stoppen, wat heeft u in uw tas zitten?” Ik zag dat de man vervolgens doorliep en de kassa's passeerde. Ik liep achter hem aan en probeerde in zijn tas te kijken. Vervolgens rende de man ineens van mij weg naar buiten toe.
Iets later zagen wij ook een zogenaamde beveiligingsspin liggen bij de schappen, die was doorgeknipt.
[
dossierpagina 23]
Ik heb ook camerabeelden van de winkel waarop te zien is dat de man de kassa passeert.
[
dossierpagina 24]
5 stuks Grohe Fg Douchekraan Thrm 5203276
registratie-/serienummer: 4005176874239

1.stuk Douchekraan Thrm Fg 10050848

registratie-/serienummer: 4005176613067

1.stuk Douchekraan Therm Fg 10050849

registratie-/serienummer: 4005176613074
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige bij de raadsheer-commissaris van dit gerechtshof d.d. 2 oktober 2024 (3 pagina’s), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 4] :
[
pagina 1]
U vraag mij of ik nog weet hoe ik hoorde die dag dat er mogelijk sprake was van diefstal. Ja, dat weet ik nog. In eerste instantie heb ik het niet gehoord, maar geconstateerd. Meneer is binnengekomen, hij is de winkel ingegaan met twee rode tassen. Daarna is hij, een minuut of 5 á 6 daarna, teruggelopen naar de kassa en toen zag ik hem. De tassen leken mij gevuld. Meneer was al bij de kassa toen ik aan kwam en ik heb hem toen aangesproken. Gevraagd of hij even wilde stoppen. Dat heb ik daarna nog een keer gedaan want hij bleef maar doorlopen.
[
pagina 2]
Net buiten de winkel wilde ik een tas pakken en meteen daarna zette hij het op het rennen. Eén van de medewerkers constateerde bij de kranen lege plekken. Wij hebben een handheld, die aangeeft wat de voorraad is en of er wat verkocht is. Dat bleken 5/6 artikelen te zijn die niet aanwezig waren en er wel moesten zijn. Daarna hebben we enkele meters verder ook beveiligingsmateriaal gevonden wat niet meer om een doos heen zat. U vraagt mij wanneer die controle werd gedaan; een uur erna. Er was ook sprake van mailverkeer met een andere vestiging [
het hof begrijpt: de [bedrijf 4] aan [adres 4]]. Die zei dat er bij hem dit was gebeurd, met hoe die meneer er uitzag, de bewuste rode tassen en wat er bij hem weg was. Hij had een gedeelte van de auto en het kenteken gezien. Toen zijn we nog een keer gaan controleren, ook de camerabeelden, en toen was het dezelfde meneer.
U vraagt mij wanneer ik die camerabeelden heb bekeken. Die heb ik al een uur daarna gekeken of al eerder.
U vraagt mij hoe de controle bij de kranen gaat. Sowieso doen we de hele dag controle, met name als er plekken leeg zijn. Kranen wordt veel vaker nagekeken, maar ook alles is beveiligd. Dus als daar een meter leeg is, dan is dat heel raar. Dan zie je verschillen. Met de handheldcomputer die weet wat er moet zijn. Dus dan zie je met handheldcomputer dat er dingen weg zijn. In ons filiaal is een heel laag diefstalgehalte, dus het valt gelijk op als er dingen weg zijn.
7.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 15 november 2024, voor zover inhoudende:
Op vragen van de voorzitter verklaart de verdachte als volgt.
U houdt mij voor dat naar aanleiding van de onder 2 tenlastegelegde poging tot diefstal hiervan melding is gedaan bij andere bouwmarkten en daaraan ook camerabeelden zijn verstrekt. U vraagt mij of het klopt dat ik op die beelden te zien ben. Ik zeg u hierop dat dit klopt [
het hof begrijpt: de stills uit bewijsmiddel 2].
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bijzondere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat in het geheel niet kan worden vastgesteld dat de uit de voorraad ontbrekende kranen zijn weggenomen. Enkele van de onder de verdachte aangetroffen kranen hebben weliswaar dezelfde serienummers, maar dit betreffen nummers voor een serie aan producten van hetzelfde type, op basis waarvan de onder de verdachte aangetroffen voorwerpen niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke bouwmarkten. Het betreft een voorraadverschil dat is uitgelegd als diefstal. Dergelijke voorraadverschillen kunnen ook andere oorzaken hebben. Bovendien is geen wegnemingshandeling gezien en heeft de verdachte verklaard dat hij de kranen op marktplaats heeft gekocht. Dat zijn verklaringen dienaangaande niet volledig consistent zijn doet – zo begrijpt het hof – niet af aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof concludeert op grond van de inhoud van het dossier dat er op 6 september 2023 kranen gestolen zijn bij de [bedrijf 2] te ‘s-Hertogenbosch, waarbij het hof ervan uit gaat dat ten minste meerdere kranen zijn gestolen. Daarbij betrekt het hof:
  • dat er blijkens de aangifte op 6 september 2023 in de middag een man in de winkel was geweest die in het pad bij de douchekranen stond en zich verdacht gedroeg;
  • dat deze man toen hij werd aangesproken en hem werd gevraagd wat hij in zijn tas had zitten, doorliep, de kassa’s passeerde en de winkel uitrende;
  • dat ongeveer een uur nadat dit had plaatsgevonden bij een voorraadtelling werd geconstateerd dat er 5/6 kranen ontbraken met een aanzienlijke waarde;
  • dat er bij de schappen waar de desbetreffende kranen ontbraken, een doorgeknipte beveiligingspin werd aangetroffen.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het de verdachte is geweest die de kranen heeft weggenomen. Het hof beantwoordt ook deze vraag bevestigend.
Bij de [bedrijf 4] aan [adres 4] is immers op camerabeelden een persoon vastgelegd. Deze persoon is later aan de hand van stills van die beelden door verbalisant [verbalisant 3] herkend als de verdachte. Verdachte heeft ook zelf erkend dat hij de persoon is op deze stills. Aangever [aangever 4] ( [bedrijf 2] aan [adres 5] ) heeft contact gehad met het filiaal aan [adres 4] en op basis van die informatie en eigen camerabeelden geconcludeerd dat dit dezelfde persoon was. Het hof komt tot dezelfde conclusie bij vergelijking van de stills van het filiaal aan [adres 4] (bewijsmiddel 2) en de stills van het filiaal aan de [adres 5] (bewijsmiddel 3) op basis van de overeenkomstige uiterlijke kenmerken van de persoon (donkere huidskleur, atletische bouw), de overeenkomstige uiterlijke kenmerken van de kleding (pet, T-shirt, broek, schoenen) en de overeenkomstige rode tassen.
Ten slotte constateert het hof:
  • dat de verdachte kort na de tenlastegelegde diefstal is aangetroffen in het bezit van kranen die van dezelfde typen waren als de weggenomen kranen;
  • dat verdachtes verklaringen omtrent de herkomst van de onder hem aangetroffen kranen in vele opzichten inconsistent en vaag zijn en dat hij zich bij vervolgvragen op zijn zwijgrecht heeft beroepen dan wel heeft geweigerd deze te beantwoorden (zo ook ter terechtzitting in hoger beroep);
  • dat in verdachtes auto ook de kenmerkende rode MediaMarkt-tassen zijn aangetroffen alsmede mallen voor geprepareerde tassen (welke voor winkeldiefstallen gebruikt plegen te worden) alsmede een kniptang.
Gelet op al het vorenstaande is het hof dan ook van oordeel dat een deel van de kranen in de auto van de verdachte de weggenomen kranen zijn en dat hij zich aldus schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 tenlastegelegde diefstal.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof aan de verdachte een taakstraf zal opleggen. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat een taakstraf recht doet aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – winkeldiefstal van meerdere kranen bij [bedrijf 2] . Daarmee heeft hij een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [bedrijf 2] . Dergelijke feiten veroorzaken bovendien schade voor de winkels die hiervan slachtoffer worden en deze schade komt uiteindelijk voor rekening van de maatschappij. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard en dat hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen of voor de gevolgen die zijn handelen teweeggebracht heeft.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 oktober 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezenverklaarde meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten doch dit betreffen betrekkelijk oude veroordelingen zodat het hof deze niet in strafverzwarende zin bij de strafoplegging zal betrekken.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte een studie (‘persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen in de zorg’) heeft afgerond, niet werkt, geen uitkering ontvangt, financiële steun van ouders en familie krijgt, en woont bij zijn moeder.
Het hof sluit voor de bepaling van de straf aan bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Voor winkeldiefstal waarbij geraffineerd te werk gegaan wordt (zoals in de onderhavige zaak door middel van geprepareerde tassen), heeft als oriëntatiepunt te gelden een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
In hetgeen van de zijde van de verdediging is aangevoerd ziet het hof – ook gelet op de aanzienlijke waarde van de weggenomen kranen, het feit dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld, en de proceshouding van de verdachte – geen enkele aanleiding om in strafmatigende zin af te wijken van dit oriëntatiepunt, zodat het hof – alles afwegende – dan ook van oordeel is dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Het hof is ten slotte van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het perspectief van vergelding en speciale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, en evenmin kan worden volstaan met een straf zoals door de advocaat-generaal gevorderd. Hierdoor komt het hof tot een hogere straf dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Beslag
Verbeurdverklaring (aluminium zakken met ducttape voor geprepareerde tassen)
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten aluminium zakken met ducttape voor geprepareerde tassen, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn die – mede gelet op de in de auto van de verdachte aangetroffen mallen – bestemd zijn tot het begaan van het bewezenverklaarde en aan de verdachte toebehoren. Het hof zal deze voorwerpen verbeurdverklaren. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van verdachte en met de waarde daarvan, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Teruggave aan de verdachte (kniptang en Nike tas)
Het hof zal ten slotte bepalen dat de hierna te melden in beslag genomen kniptang en Nike tas, zullen worden teruggegeven aan de verdachte – voor zover dat nog niet is gebeurd – nu er geen strafvorderlijk belang (meer) mee is gediend om het beslag op deze voorwerpen te laten voortduren.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] (feit 1)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 578,28. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Nu aan de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
Het hof zal daarbij de benadeelde partij veroordelen in de kosten als hierna te melden, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2 STK Aluminium (Omschrijving: G3217575, aluminium zak met ducttape voor geprepareerde tas).
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
  • 1 STK Gereedschap (Omschrijving: G3217568, handgereedschap, grijs/blauwe kniptang, merk: Gamma);
  • 1 STK Tas (Omschrijving: G3217567, Nike).
verklaart de benadeelde partij [bedrijf 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. C.A. van Roosmalen, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. L. Feraaune, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 29 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2023228145, gesloten d.d. 9 september 2023 door verbalisant [verbalisant 5] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 103).