[naam verdachte] ,
geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] .
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
- poging tot zware mishandeling (
- opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen (
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 255 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden verbonden, te weten – kort gezegd – een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, waarbij aan de reclassering de opdracht is gegeven toe te zien op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Ten aanzien van feit 1 primair heeft de rechtbank aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al ingevorderd of ingehouden is geweest.
Voorts heeft de rechtbank een inbeslaggenomen hamer verbeurd verklaard.
Tot slot heeft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 210 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals de rechtbank die heeft opgelegd, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al ingevorderd of ingehouden is geweest.
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde vrijspraak bepleit en zich voor wat betreft het onder feit 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij, op of omstreeks 7 mei 2021 in de gemeente Peel en Maas en/of Horst aan de Maas, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal,
- met een door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto het bestelbusje waarin die [aangever] zich als bestuurder bevond, heeft geramd en/of van de (snel)weg heeft geduwd/gedrukt, en/of
- opzettelijk een aanrijding heeft veroorzaakt tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto en het bestelbusje waarin die [aangever] zich als bestuurder bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 7 mei 2021 in de gemeente Peel en Maas en/of Horst aan de Maas, althans in Nederland, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal, (als bestuurder) met een vrachtwagen een bestelbusje met daarin die [aangever] te rammen en/of van de (snel)weg te duwen/drukken;
2.hij, op of omstreeks 7 mei 2021 in de gemeente Peel en Maas en/of Horst aan de Maas, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een bestelbus (merk Fiat Ducato, kenteken [kenteken auto] ), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [naam autobedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 7 mei 2021 in de gemeente Peel en Maas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen,
- met een door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto het bestelbusje waarin die [aangever] zich als bestuurder bevond, heeft geramd en van de (snel)weg heeft geduwd/gedrukt, en
- opzettelijk een aanrijding heeft veroorzaakt tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto en het bestelbusje waarin die [aangever] zich als bestuurder bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op 7 mei 2021 in de gemeente Peel en Maas, opzettelijk en wederrechtelijk een bestelbus (merk Fiat Ducato, kenteken [kenteken auto] ), die aan [naam autobedrijf] toebehoorde, heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, zaakregistratienummer PL2353-2021068444, gesloten d.d. 9 mei 2021, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-39. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 mei 2021 (pg. 17-20), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
(pagina 17)
Plaats delict: A67 Grashoek, binnen de gemeente Peel en Maas
Ik doe aangifte van poging zware mishandeling.
Op 7 mei 2021 reed ik op de A67 ter hoogte van de hectometerpaal 56.0 rechts. Ik reed in de bus van mijn werk. Dit is [naam autobedrijf] . Het is een Fiat Ducato met het Slowaakse kenteken [kenteken auto] . Ik was op dat moment aan het rijden in de richting van Duitsland, komende uit de richting van Eindhoven. Ik reed op dat moment met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur schat ik. Ik zag vervolgens dat er achter mij een witte vrachtwagen naderde. Op dat moment reed ik op de linker rijstrook, want ik was een grote rij met vrachtwagens aan het inhalen. Ik zag dat dit een DAF was, maar het kenteken zag ik niet. Ik zag dat de vrachtwagen steeds dichterbij kwam. Hij reed achter mij op de linker rijstrook. Ik hoorde dat de vrachtwagenchauffeur begon te toeteren terwijl hij achter mij reed. Ik zag dat hij maar enkele centimeters achter mij reed. Ik hoorde dat hij voortdurend toeterde. Ik kon echter niet naar rechts, omdat er rechts allemaal
(pagina 18)
vrachtwagens reden.
Vervolgens voelde ik dat mijn werkbus hard naar voren werd geduwd dan wel gedrukt. Ik
kreeg direct het gevoel dat de vrachtwagen mij van achteren had geramd. Daarna zag ik
dat de vrachtwagen niet afremde, maar dat de vrachtauto nog een keer kwam aanrijden. Ik voelde dat de vrachtwagen mijn bus wederom ramde aan de achterzijde van mijn bus. In totaal is de vrachtwagen drie keer achter tegen mijn bus aangereden. Zowel linksachter, in het midden en rechtsachter. Nadat hij mij ramde, remde ik niet.
Vervolgens kwam mijn bestelbus op de rechter rijstrook terecht. Hoe dit precies
gebeurde weet ik niet. Ik zag dat de vrachtwagenchauffeur links naast mij kwam rijden
en dat hij vervolgens mijn kant op stuurde. Ik voelde dat de vrachtwagen mijn bus aan
de linkerkant ramde waardoor ik op de vluchtstrook werd gedirigeerd. De snelheid zal
toen nog ongeveer tussen de 30 en 90 kilometer per uur geweest zijn.
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 7 mei 2021 (pg. 26-27), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
(pagina 26)
Op 7 mei 2021 reed ik mee met mijn man [naam verdachte] (
het hof: de verdachte) met de vrachtwagen. Wij reden over een snelweg bestaande uit twee rijbanen. Mijn man is achter een witte bestelbus gaan rijden op de linker rijbaan. Mijn man heeft een aantal keren getoeterd om de bestuurder van de bestelbus te laten weten dat hij moest doorrijden. De bestelbus bleef langzaam rijden. Mijn man tikte vervolgens met zijn voorkant tegen de achterzijde van de bestelbus. Dit hielp niet en mijn man reed nogmaals tegen de achterzijde van de bestelbus. Ook hierbij toeterde mijn man weer.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2021 (pg. 28-30), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 28)
Op 7 mei 2021 keken wij de beelden uit van de aanwezige dashcam van het merk Garmin
gemonteerd voor de voorruit van de vrachtauto voorzien van het kenteken [kenteken vrachtwagen] . Deze vrachtauto werd bestuurd door verdachte [kenteken auto] . Wij zagen het navolgende:
Videofragment: GRMS0007.mp4
11:44:58 uur.
Verdachte [naam verdachte] rijdt met de vrachtauto over de A67 ter hoogte van 53.1 R. Op
rijstrook 2. Op dit moment geeft de Garmin aan dat de snelheid 87 km per uur is.
11:45:01 uur
Verdachte [naam verdachte] wordt voorbij gereden via rijstrook 1 door de latere aangever. Dit betreft een witte Fiat Ducato voorzien van het Slowaakse kenteken [kenteken auto] . Aansluitend rijdt verdachte [naam verdachte] van rijstrook 2 naar rijstrook 1. Hij komt met zijn vrachtauto direct achter het voertuig van de aangever. De snelheid is op dat moment volgens de Garmin 91 km per uur.
11:45:12 uur
Verdachte [naam verdachte] claxonneert naar de aangever. De snelheid zakt dan terug naar 80 km per uur.
11:45:37 uur
Er wordt wederom geclaxonneerd vanuit de verdachte richting de aangever.
11:45:55 uur
Er wordt voor de derde keer geclaxonneerd voor de duur van 6 seconden waarbij de verdachte [naam verdachte] zeer dicht op het voertuig van aangever zit. De snelheid blijft rond de 80 km per uur.
11:46.25 uur
Er wordt wederom geclaxonneerd door de verdachte [naam verdachte] voor de duur van 14 seconden.
(pagina 29)
Op 11:46:42 uur rijdt verdachte [naam verdachte] met diens vrachtauto al claxonnerend tegen de achterzijde van de bestelauto van de aangever. Hij rijdt op dit moment een snelheid van 87 kilometer per uur volgens de Garmin. Er zijn geen remlichten te zien op de bus van de aangever. Te zien is dat de vrachtauto van verdachte [naam verdachte] tegen de bestelauto van de aangever blijft duwen/zitten en dat de vrachtauto van verdachte [naam verdachte] van links naar rechts manoeuvreert. Dit doet hij terwijl hij nog steeds claxonneert. De snelheid is op dat moment om en nabij de 90 km per uur volgens de Garmin. Het claxonneren duurt tot 11:46.56 uur.
11:46:59 uur
Te zien is dat de bestelauto naar de vluchtstrook gaat. Hierbij rijdt de verdachte
[naam verdachte] op rijstrook 2 en haalt aangever, op dat moment rijdend op de vluchtstrook,
in. Te zien is dat verdachte [naam verdachte] op het moment dat hij met zijn rechtervoorzijde
van zijn vrachtauto ter hoogte van de linker voordeur van de aangever zit, zijn vrachtauto naar rechts drukt waarbij te horen is dat er een botsing ontstaat tussen beide voertuigen. Verdachte [naam verdachte] drukt met zijn vrachtwagen de aangever verder de vluchtstrook op waar op dat moment een pechhaven aanwezig is. Dit gebeurt met 91 km per uur volgens de Garmin.
5. Een deskundigenrapport Letselrisico Aanrijdingen d.d. 29 januari 2024, opgemaakt door [naam deskundige] , voor zover inhoudende:
Wanneer een auto met 85 km/uur over deze weg rijdt en van achteren met 90 km/uur wordt
aangereden dan zal het risico op ernstig letsel voor de inzittenden ten gevolge van deze “tik”
van achteren minimaal zijn, maar er ontstaat wel een risico op een secundaire botsing (met
mogelijk grote risico’s op ernstig letsel voor de inzittenden) wanneer de aangereden auto ten
gevolge van de primaire botsing tegen een tegenligger of tegen een boom zou botsen.
Een kans op een secundaire botsing acht ik aanwezig in de volgende 2 situaties:
De bestuurder van de bestelauto (aangever) raakt tijdens de gebeurtenissen (bijvoorbeeld ten gevolge van een schrikreactie) de controle over het voertuig kwijt. Hij zou hierbij met hoge snelheid tegen de betonnen wegafscheiding links terecht kunnen komen of in de berm rechts (met greppel) of tegen de vangrail rechts bij de parkeerstrook. Mogelijk kan hij hierbij over de kop slaan of er kan een ernstige botsing met een ander voertuig plaatsvinden. Dit risico speelt gedurende de tijd vanaf botsing 1 tot na afloop van botsing 3.
Er zou vóór de bestelauto een situatie kunnen ontstaan waarbij de bestelauto sterk moet afremmen maar daarin gehinderd wordt omdat de vrachtauto achter tegen hem aanrijdt. Er ontstaat dan een groot risico dat de bestelauto geplet wordt tussen een object vóór hem en de achter tegen hem aanrijdende vrachtauto. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een file die plotseling ontstaat voor de bestelauto of een (vracht)auto die met een lage snelheid plotseling voor de bestelauto gaat rijden. Dit risico bestaat in de fase vanaf botsing 1 tot het einde van botsing 2.
De kans dat een secundaire botsing ontstaat ten gevolge van de bovenstaande 2 situaties acht ik aanwezig. Wanneer één van bovenstaande secundaire botsingen zou ontstaan is het risico op zwaar lichamelijk letsel voor de aangever bij een dergelijke secundaire botsing aanzienlijk.
Feit 2
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 mei 2021 (pg. 17-20), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] ;
2. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, d.d. 5 september 2021.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde en daartoe – op gronden zoals nader verwoord in de pleitnota – het navolgende aangevoerd. De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is geweest van het rammen van de bestelbus van aangever, omdat uit de beelden blijkt dat juist sprake was van een vermindering in de snelheid op het moment dat de vrachtwagen de bestelbus naderde en enkel sprake is van een lichte tik. Voorts is aangevoerd dat er geen specifiek onderzoek is gedaan naar de vrachtwagen van de verdachte en het type remsysteem dat in die vrachtwagen aanwezig was, waardoor de conclusies die in het aanvullend onderzoek zijn gemaakt met betrekking tot het remsysteem niet van toepassing zijn op de vrachtwagen van de verdachte. De verdachte kon in de gegeven situatie niet plotseling remmen, omdat de vrachtwagen mogelijk van richting zou veranderen en gaan slingeren met alle gevolgen van dien. Het was zijn verantwoordelijkheid om de vrachtwagen onder controle te houden en hij kon niet meer afstand houden tussen zijn vrachtwagen en de bestelbus. Er was sprake van slechts een tik van achteren met een kleine impact, waardoor de bestelbus niet de controle over het stuur kon verliezen en geen sprake is van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Evenmin is sprake van (voorwaardelijk) opzet, waardoor de verdachte dient te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting vast dat de verdachte, terwijl hij op de snelweg op korte afstand achter de bestelbus van aangever [aangever] reed, met zijn vrachtwagen eerst tegen de achterkant van de bestelbus is gebotst en daarna achter de bestelbus is blijven rijden en kleven en nog twee maal tegen de achterzijde van de bestelbus is gebotst (hierna tezamen ook wel aan te duiden als de eerste verkeerssituatie). Daarna heeft de verdachte zich richting de vluchtstrook bewogen en tegen de zijkant van de bestelbus aangereden, waardoor deze van de weg werd geduwd, dan wel gedrukt (hierna ook wel aan te duiden als de tweede verkeerssituatie).
Rammen
Met betrekking tot het verweer van de verdediging of sprake is van rammen stelt het hof vast dat de steller van de tenlastelegging met het opstellen van de tenlastelegging (voor zover betrekking hebbend op het eerste gedachtestreepje) kennelijk met ‘rammen’ het oog heeft gehad op de kop-staartbotsingen, zoals die in de eerste verkeerssituatie hebben plaatsgevonden, ten laste te leggen. Dit sluit aan bij de verklaring van aangever [aangever] , die in zijn aangifte eveneens heeft verklaard over ‘rammen’ en daarmee doelde op deze kop-staartbotsingen. Naar het oordeel van het hof is het dan ook volstrekt duidelijk, ook voor de verdediging, dat met ‘rammen’ de genoemde kop-staartbotsingen worden bedoeld. Aldus uitgelegd kan het woord ‘rammen’ in de tenlastelegging bewezen worden verklaard. Het verweer met betrekking tot dit punt behoeft geen verdere bespreking.
Voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel
Het hof is, met de rechtbank, van voordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat sprake was van vol opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op aangever [aangever] . Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen).
Voor beantwoording van de vragen of sprake is van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel en de verdachte die aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard, acht het hof de deskundigenrapportage over het letselrisico en de deskundigenrapportage over het noodremsysteem van de vrachtwagen van de verdachte, die in een aanvullend onderzoek zijn opgemaakt, van belang.
In de deskundigenrapportage over het letselrisico is door deskundige [naam deskundige] geconcludeerd dat er (nagenoeg) geen enkel risico is op letsel voor aangever bij een primaire botsing, maar dat de kans op een secundaire botsing wel aanwezig wordt geacht. Een kans op een secundaire botsing wordt aanwezig geacht indien de aangever als gevolg van de botsing met de vrachtwagen de controle over de bestelbus verliest en met hoge snelheid tegen de betonnen wegafscheiding of in de berm terechtkomt en mogelijk over de kop slaat en in een ernstige botsing met een ander voertuig raakt. Ook zou vóór de bestelbus een situatie kunnen ontstaan waarbij de bestelbus sterk moet afremmen, maar daarin gehinderd wordt, omdat de vrachtwagen tegen hem aanrijdt en er een groot risico ontstaat dat de bestelbus wordt geplet tussen een object voor hem en de achter tegen hem aanrijdende vrachtwagen. Wanneer zo een secundaire botsing zou ontstaan is het risico op zwaar lichamelijk letsel voor aangever volgens de deskundige aanzienlijk.
Naar het oordeel van het hof is het handelen van de verdachte – zowel het meerdere malen botsen tegen de achterkant van de bestelbus met een vrachtwagen met lading, als het van de weg af duwen/drukken, zoals tenlastegelegd – zo onverwacht en in zo’n ernstige mate in afwijking van de geldende verkeersnormen, dat het hof gelet daarop de kans aanmerkelijk acht dat aangever [aangever] in een (schrik)reactie op een onveilige manier hierop reageert en de controle over het stuur verliest, op grond waarvan een secundaire botsing ontstaat. Nu het hof de kans op een secundaire botsing aanmerkelijk acht en door de deskundige voorts is geconcludeerd dat indien een secundaire botsing zou ontstaan het risico op zwaar lichamelijk letsel in de gegeven omstandigheden aanzienlijk wordt geacht, welke conclusie het hof overneemt en tot de zijne maakt, is naar het oordeel van het hof als gevolg van de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte de kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer in de gegeven situatie dan ook aanmerkelijk te noemen.
Naar het oordeel van het hof kunnen de gedragingen van de verdachte voorts naar de uiterlijke verschijningsvorm telkens worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook willens en wetens heeft aanvaard. De verdachte is immers meermalen met zijn vrachtwagen met aanzienlijk gewicht tegen de achterkant van de bestelbus van aangever gereden, terwijl de situatie zich afspeelde op de snelweg bij snelheden tussen de 87 en 90 kilometer per uur, waarbij ook nog ander verkeer op de weg was en aangever [aangever] ten tijde van de eerste verkeersituatie vanwege dat verkeer niet kon uitwijken naar een andere rijstrook.
De verklaring van de verdachte dat hij gas moest geven en botsingen waren gerechtvaardigd, omdat anders het noodremsysteem werd ingeschakeld en dit een gevaarlijke situatie zou veroorzaken op de weg door de vrachtwagen die zou gaan slingeren en omdat hij geen schade aan de lading van de vrachtwagen wilde veroorzaken, schuift het hof terzijde. Immers, uit de rapportage met betrekking tot het noodremsysteem volgt dat kan worden ontkracht dat het voor de verdachte noodzakelijk was om tegen de bestelbus aan te rijden om een noodremming te voorkomen (pagina 31 van het rapport). Daarnaast volgt uit de rapportage dat het zogenoemde AEBS-noodremsysteem door de verdachte door gebruikmaking van de schakelaar op het dashboard (gemarkeerd als 3 op de afbeelding op pagina 22 van het rapport) kon worden uitgeschakeld. De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat een soortgelijke knop op het dashboard van zijn vrachtwagen aanwezig was. Bij de tweede botsing speelde het noodremsysteem helemaal geen rol. Dit maakt dat het hof ervan uitgaat dat het remsysteem, als dat al een rol heeft gespeeld, simpelweg door de verdachte kon worden uitgeschakeld. De enkele stelling dat de deskundige is uitgegaan van een ander type vrachtwagen en/of een ander type remsysteem dan daadwerkelijk aanwezig was in de door de verdachte bestuurde vrachtwagen geeft het hof geen grond voor twijfel aan de juistheid van het rapport op dit punt.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene in onderling verband en samenhang beschouwd met de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd: