ECLI:NL:GHSHE:2024:3954

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
200.345.582_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging kinderalimentatie na ontbinding geregistreerd partnerschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de kinderalimentatie voor de twee minderjarige kinderen van de man en de vrouw werd vastgesteld. De man is op 5 september 2024 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 7 juni 2024, waarin de rechtbank had bepaald dat hij € 84,- per kind per maand moest betalen. De man verzoekt in hoger beroep om de kinderalimentatie te verlagen naar € 25,- per kind per maand, met inachtneming van zijn financiële situatie, aangezien hij in een schuldhulpverleningstraject zit.

Tijdens de procedure in hoger beroep hebben de partijen overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie. De man zal, zolang hij in het schuldhulpverleningstraject zit, € 25,- per kind per maand betalen, met ingang van 1 augustus 2024. De vrouw heeft geen verplichting om eerder ontvangen alimentatie terug te betalen. De rechtbank heeft de beschikking van 7 juni 2024 vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was, en de nieuwe regeling met betrekking tot de kinderalimentatie is opgenomen in de beschikking. De kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 december 2024, en is openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer : 200.345.582/01
zaaknummer rechtbank : C/03/324783 / FA RK 23-4509
beschikking van de meervoudige kamer van 12 december 2024
inzake
[de man],
wonende in [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.H.M. Verstraten,
tegen
[de vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E. Franssen.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De man is op 5 september 2024 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 7 juni 2024.
2.2.
Het hof heeft nadien ontvangen:
- het V9-formulier van 31 oktober 2024, met bijlage, van de advocaat van de vrouw, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de e-mail van de advocaat van de man van 4 november 2024;
- het V6-formulier van 4 november 2024, met bijlagen, van de advocaat van de man, ingekomen bij het hof op 5 november 2024.
2.3.
Gelet op de in de bijlage bij het bericht van 31 oktober 2024 genoemde overeenkomst tussen partijen heeft er geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2.
De vrouw en de man zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan.
3.3.
De vrouw en de man zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019 (hierna: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2020 (hierna: [minderjarige 2] ).
3.4.
De rechtbank Overijssel heeft op 1 juni 2023 de ontbinding van het geregistreerd partnerschap tussen partijen uitgesproken. Die uitspraak is op 20 juni 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.5.
In het tussen partijen gesloten ouderschapsplan van 11 april 2023, dat is gehecht en onderdeel uitmaakt van voornoemde uitspraak, zijn partijen een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] overeengekomen van € 100,- per kind per maand. Vermeerderd met de wettelijke indexeringen is dat vanaf 1 januari 2024 een bedrag van € 106,20 per kind per maand.
3.6.
Het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan de vrouw is door de kantonrechter met ingang van 1 juli 2024 opgeheven.

4.De omvang van het geschil

4.1.
In de bestreden beschikking is door de rechtbank met ingang van 1 april 2024 de in het ouderschapsplan van 11 april 2023 tussen partijen overeengekomen kinderalimentatie gewijzigd in die zin dat de man met ingang van 1 april 2024 aan de vrouw moet betalen een bedrag van € 84,- per kind per maand, voor wat betreft de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
4.2.
De man verzoekt in hoger beroep, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, onder verbetering en aanvulling van de gronden en met inachtneming van de door de man opgeworpen grieven de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de man met ingang van 1 april 2024 een bedrag van € 25,- per kind per maand dient te voldoen ten behoeve van de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Bij bericht van 31 oktober 2024 heeft de advocaat van de vrouw het hof bericht dat partijen een regeling in der minne hebben bereikt en dat zij verzoeken om de navolgende bereikte overeenstemming in de beschikking op te nemen:
1. de man zit thans in een schuldhulpverleningstraject via de gemeente [gemeente] en zal aan de vrouw vanaf 1 augustus 2024 tot de beëindiging van het schuldhulpverleningstraject een bedrag van € 25,- per kind per maand (in totaal dus € 50,- per maand) betalen (na het einde van het schuldhulpverleningstraject geldt het hierna overeengekomen onder punt 3), als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
2. de door de man aan de vrouw reeds betaalde kinderalimentatie is de man verschuldigd aan de vrouw, hetgeen inhoudt dat de vrouw geen verplichting heeft om enig bedrag aan kinderalimentatie, dat zij reeds heeft ontvangen van de man, terug te betalen;
3. de man stelt de vrouw uiterlijk binnen een week na de beëindiging van het schuldhulpverleningstraject ervan in kennis dat het schuldhulpverleningstraject is beëindigd en overhandigt daarbij zijn huidige inkomstengegevens aan de vrouw. De vrouw zal dan eveneens haar huidige inkomstengegevens aan de man overhandigen. Partijen zullen vervolgens opnieuw in overleg treden over de hoogte van de kinderalimentatie en een berekening laten opstellen door een advocaat dan wel mediator. De kinderalimentatie zal dan opnieuw worden berekend en worden vastgesteld tussen partijen met inachtneming van de nieuwe financiële situatie, waarbij de opnieuw berekende kinderalimentatie ingaat op de dag na de datum van de beëindiging van de schuldhulpverlening; en
4. partijen verzoeken het hof om doorhaling ter rolle van de onderhavige procedure onder compensatie van de proceskosten, in die zin dat ieder der partijen zijn of haar eigen proceskosten draagt.
5.2.
Bij bericht van 4 november 2024 heeft de advocaat van de man het hof bericht dat het correct is dat partijen overeenstemming hebben bereikt en dat de afspraken kunnen worden vastgelegd in een beschikking.
5.3.
Uit voornoemde berichten van de advocaten van 31 oktober 2024 en 4 november 2024 blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over hetgeen hen in hoger beroep verdeeld hield. Het hof zal, gelet hierop, de verzoeken in hoger beroep als dienovereenkomstig gewijzigd beschouwen en de door partijen getroffen regeling met betrekking tot de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie – voor zover deze regeling zich daartoe leent – opnemen in het dictum van deze beschikking. Hetgeen partijen voor het overige zijn overeengekomen bindt partijen wel.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van
7 juni 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met ingang van 1 augustus 2024;
bepaalt dat de man, zolang hij in een schuldhulpverleningstraject zit, aan de vrouw met ingang van 1 augustus 2024 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019, en [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2020, € 25,- per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
met dien verstande dat, voor zover de man tot heden meer heeft betaald en/of op hem is verhaald, de bijdrage tot heden wordt bepaald op hetgeen door de man is betaald en/of op hem is verhaald;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, E.P. de Beij en
G.M. Goes en is op 12 december 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.