ECLI:NL:GHSHE:2024:395

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
20-001149-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële nietigheid van de tenlastelegging en vrijspraak van valsheid in geschrifte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, maar heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft een wijziging van de tenlastelegging, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van een vals Pools rijbewijs. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk was onderbouwd, wat leidde tot de partiële nietigheid van de dagvaarding met betrekking tot mensensmokkel. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar heeft wel bewezen verklaard dat hij het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte heeft opzettelijk gebruik gemaakt van een vals rijbewijs, wat in strijd is met de Wet op de identificatieplicht. Het hof heeft de strafmaat verlaagd tot één maand gevangenisstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van het bewezen verklaarde feit. Daarnaast is besloten tot onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen rijbewijs.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001149-22
Uitspraak : 6 februari 2024
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv.)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 mei 2022 en het daarmee samenhangende herstelvonnis van 12 juli 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-311776-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte terzake
medeplegen van het voorbereiden van: mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen en terwijl van dit feit levensgevaar voor een ander te duchten is en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest,
De rechtbank heeft tevens een beslissing genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof vanwege de gewijzigde tenlastelegging in hoger beroep, het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen onder 1 en onder 2 primair ten laste is gelegd en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof evenals de rechtbank zal beslissen tot verbeurdverklaring van een iPhone 12, de onttrekking aan het verkeer van een Pools rijbewijs en de teruggave van een telefoon, merk Apple, aan de verdachte.
Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 en onder 2 primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Voorts is verzocht tot teruggave van de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 15 november 2021 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten mensensmokkel, waarbij levensgevaar was te duchten, als omschreven in artikel 197a (sub 5) Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een grote hoeveelheid (25), in elk geval meerdere reddings-/zwemvesten en/of een rubberen boot en/of een buitenboordmotor en/of een jerrycan (inclusief brandslofslang) (met brandstof voor (een) buitenboordmotor(en)) en/of een of meerdere handpomp(en), in elk geval diverse voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen, (al dan niet in combinatie met elkaar) bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 15 november 2021 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, een reisdocument als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Pools rijbewijs, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2021 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een rijbewijs (uit het land Polen) als ware het echt en onvervalst, door deze voorhanden te hebben en/of te tonen als ware het een echt rijbewijs, terwijl hij dit wist of redelijkerwijs behoorde te weten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële nietigheid van de dagvaarding
Onder feit 1 is tenlastegelegd, dat de verdachte op of omstreeks 15 november 2021 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, met anderen of alleen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten mensensmokkel(onderstreping hof), waarbij levensgevaar was te duchten (…)
Het hof stelt vast dat de steller van de tenlastelegging voor wat betreft feit 1 heeft volstaan met het opnemen van de kwalificatie van artikel 197a Wetboek van Strafrecht (zie het door het hof onderstreepte bestanddeel), maar heeft nagelaten dit nader te verfeitelijken op grond van het eerste lid van dat artikel. Het is daarom niet duidelijk op welke gedraging(en) van de verdachte de tenlastelegging ziet.
Het hof is aldus van oordeel dat sprake is van een onvoldoende verfeitelijking van de tenlastelegging onder 1 en dat deze aldus niet voldoet aan de door artikel 261 Wetboek van Strafvordering vereiste voldoende feitelijke omschrijving. In zoverre is de dagvaarding dan ook nietig.
Vrijspraak feit 2 primair
Na wijziging in hoger beroep van het onder 2 tenlastegelegde in een cumulatieve tenlastelegging, te weten een primair en subsidiair feit, ligt aan het hof allereerst de vraag voor of het primair ten laste gelegde feit, dat is gebaseerd op 231, lid 2 jo. lid 1, van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr.), wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De verdachte wordt in het primaire feit – kort gezegd – verweten dat hij op 15 november 2021 een reisdocument als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 Sr., te weten een Pools rijbewijs, dat vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad.
Het hof overweegt dat in het eerste lid van artikel 231 Sr. wordt gesproken van een reisdocument, een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een ander identiteitsbewijs dat afgegeven is (…).
Krachtens artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht (verder: WID) wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende documenten waarmee de identiteit van personen kan worden vastgesteld. Zo wordt onder sub 1 als een identiteitsdocument benoemd een geldig
reisdocument(
onderstreping hof) als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b, c, d, e of een Nederlandse identiteitskaart (…). Daarnaast wordt onder sub 4 als een geldig identiteitsdocument genoemd een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet (…) of een rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een ander lidstaat van de EG (…). In artikel 2 WID staat vervolgens vermeld welke documenten als reisdocument worden beschouwd. Daaronder valt niet een rijbewijs.
Nu ten laste is gelegd “
een reisdocument als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Pools rijbewijs”, kan het hof niet tot een bewezenverklaring komen van artikel 231 Sr. Een Pools rijbewijs is immers niet te beschouwen als een reisdocument als bedoeld in artikel 231, lid 1, Sr. juncto artikelen 1 en 2 WID. Weliswaar zou het Pools rijbewijs van de verdachte kunnen worden aangemerkt als een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub 4, WID en – in het verlengde daarvan – artikel 231 Sr., maar door de steller van de tenlastelegging is dit niet als zodanig tenlastegelegd.
Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 november 2021 in de gemeente Venlo opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een rijbewijs (uit het land Polen) als ware het echt en onvervalst, door deze voorhanden te hebben en te tonen als ware het een echt rijbewijs, terwijl hij dit wist.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde onder 2 subsidiair
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij – kort gezegd – opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals Pools rijbewijs. De tenlastelegging is toegesneden op artikel 225 Sr. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt echter dat wanneer de valsheid betrekking heeft op een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven rijbewijs – zoals in de onderhavige zaak het geval is – artikel 231 Sr., ten opzichte van artikel 225 Sr., moet worden aangemerkt als een bijzondere strafbepaling in de zin van artikel 55, tweede lid, Sr., (HR 2 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1627).
Het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde feit kan, hoewel tenlastegelegd als valsheid in geschrifte, op basis van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde gekwalificeerd worden als het opzettelijk gebruik maken van een vals identiteitsbewijs in de zin van artikel 231 Sr.
Nu het bewezenverklaarde kan worden gekwalificeerd onder artikel 231, tweede lid, Sr., en deze bepaling overigens hetzelfde strafmaximum kent als artikel 225, tweede lid, Sr., komt het hof tot de volgende beslissing met betrekking tot de strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk gebruik maken van een vals identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft voor de feiten onder 1 en 2 primair een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd en heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel met daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte te kampen heeft met psychische problemen en het in de gevangenis moeilijk heeft gehad gedurende zijn voorarrest. Bovendien heeft de verdachte slechts een kleine rol bij de voorbereiding van de mensensmokkel gespeeld. De door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf is derhalve te hoog.
Het hof overweegt als volgt.
Zoals hiervoor overwogen is, anders dan in eerste aanleg, enkel feit 2 subsidiair ten laste van de verdachte bewezenverklaard en het hof komt reeds om die reden tot een andere strafoplegging.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk gebruikmaken van een vals Pools rijbewijs, door dit rijbewijs tijdens een controle te overhandigen aan een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee. Valse identiteitsdocumenten verhinderen een effectieve identiteitscontrole en bovendien wordt het vertrouwen dat in van overheidswege verstrekte identiteitsbewijzen moet kunnen worden gesteld, aangetast door het gebruik van dergelijke falsificaties. Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte inbreuk gemaakt op dat vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in dergelijke documenten pleegt te worden gesteld. Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in ieder geval in Nederland niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest. Blijkens zijn Duitse strafblad, gedateerd 16 november 2021, heeft de verdachte wel onherroepelijke veroordelingen op zijn naam, maar niet ter zake soortgelijke feiten.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De door de raadsman aangevoerde persoonlijke omstandigheden leiden het hof niet tot een ander oordeel.
Beslag
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven Poolse rijbewijs, met betrekking tot hetwelk het 2 subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient eveneens te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig voorzover dit betreft het onder 1 tenlastegelegde.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Rijbewijs (Omschrijving: PL2700-21-088913-1, Pools).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL2700-21-088913-4, zwart, merk: Apple).
Heft op het tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. M. van der Horst, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 6 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.C. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.