Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van voorwerpen waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten volgens artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 80 uren opgelegd, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een aanpassing van de opgelegde straf. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, omdat de politie de garagebox zonder voldoende verdenking had betreden. Het hof overwoog dat, zelfs als er sprake was van een vormverzuim, dit niet automatisch leidde tot bewijsuitsluiting. Het hof oordeelde dat het recht op een eerlijk proces niet was geschonden en dat de bewijsmiddelen voldoende waren om tot een veroordeling te komen.
Bij de bepaling van de straf hield het hof rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof besloot de opgelegde straf te verlagen naar een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en constateerde dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.