ECLI:NL:GHSHE:2024:387
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende aannemelijkheid van goede trouw en nakoming verplichtingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de appellant om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling. De appellant, die in Oostenrijk woont, had eerder een verzoek ingediend om zijn faillissement om te zetten in een wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had dit verzoek afgewezen, omdat de appellant niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij zijn schulden op een goede manier heeft opgebouwd. De appellant had een aanzienlijke schuldenlast, waaronder CJIB-boetes voor verkeersdelicten, die in de drie jaar voorafgaand aan zijn verzoek waren ontstaan. Het hof oordeelde dat deze boetes, gezien hun aard, niet als te goeder trouw konden worden aangemerkt. Daarnaast was er twijfel over de mogelijkheid van de appellant om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen, gezien zijn huidige werkstatus en fysieke beperkingen. Het hof heeft het verzoek van de appellant afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met de opmerking dat het nog te vroeg is voor toelating tot de schuldsanering, maar dat er in de toekomst mogelijkheden kunnen zijn als de omstandigheden veranderen.