ECLI:NL:GHSHE:2024:386
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van onvoldoende aannemelijkheid van goede trouw en inspanning voor boedel
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [appellante] om toegelaten te worden tot de schuldsanering. De rechtbank Oost-Brabant had eerder, op 28 november 2023, het verzoek van [appellante] afgewezen. Het hof verwijst naar de eerdere uitspraak en de feiten van de zaak. [Appellante] had verzocht om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en haar alsnog toe te laten tot de schuldsanering, waarbij zij ook een beroep deed op de hardheidsclausule van de Faillissementswet. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2024 heeft het hof de verklaringen van [appellante] gehoord, bijgestaan door haar advocaat, mr. M.A.A.M. van Brunschot - van der Sanden.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] aanzienlijke schulden heeft, waaronder een schuld van € 1.748.686,05 aan de Belastingdienst en € 1.208.920,20 aan de Belgische Federale Overheidsdienst. De rechtbank had geoordeeld dat [appellante] niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij te goeder trouw was bij het onbetaald laten van haar schulden, mede omdat zij haar aandelen in een vennootschap had verkocht voor € 1,- en afstand had gedaan van een aanzienlijke vordering zonder vergoeding. Het hof heeft deze overwegingen onderschreven en geconcludeerd dat [appellante] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zal nakomen en zich zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Het hof heeft ook het beroep op de hardheidsclausule afgewezen, omdat [appellante] niet voldeed aan de vereisten van de Faillissementswet. Het hof heeft de afwijzing van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling door de rechtbank bekrachtigd, omdat het verzoek prematuur werd geacht. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.