3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.[appellante] houdt zich bezig met het ontwerpen, produceren en realiseren van membraanoverkappingen en overige membraan structuren voor privé- en klein zakelijke toepassingen.
3.1.2.In mei 2020 hebben [geïntimeerden] telefonisch contact opgenomen met [appellante] en kenbaar gemaakt geïnteresseerd te zijn in een overkapping van [appellante] op de locatie
[adres] (verder: de locatie). Naar aanleiding daarvan heeft [appellante] een eerste intake uitgevoerd waarbij [geïntimeerden] verzocht is om foto’s en filmpjes van de situatie van de locatie ter plaatse aan haar toe te zenden zodat zij aan de hand daarvan een 3D simulatie kon maken. [geïntimeerden] hebben op 25 mei 2020 en 8 juni 2020 foto’s en filmpjes via Whats’app verzonden, waarna [appellante] een 3D simulatie heeft gemaakt. Verder staat in één van de WhatsApp-berichten van [geïntimeerden] aan [appellante] van
25 mei 2020, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Op Google maps zie ik dat er een foto staat waarbij we op de plek van onze lounche set vorig jaar een bruine party tent hebben geplaatst. In principe is dat ook de plek die we willen overkappen. Dit is geen gigantisch grote overkapping.(…)”
3.1.3.Op 12 juni 2020 heeft [appellante] het ontwerp gepresenteerd en de 3D simulatie gedemonstreerd. Voorts is op de locatie door de adviseur van [appellante] aangegeven waar (ongeveer) de bevestigingen voor de membraanoverkapping worden geplaatst om een optimaal resultaat te behalen.
3.1.4.Op 17 juni 2020 is tussen [geïntimeerden] en [appellante] een koop- en aannemingsovereenkomst (verder: de overeenkomst) gesloten voor het leveren en monteren van een membraanoverkapping. De overeengekomen koop- en aannemingssom bedraagt
€ 11.688,90 inclusief btw die in drie termijnen - 40 % bij opdracht, 50 % na plaatsing van de masten en 10 % na het hijsen van het membraandoek - dient te worden voldaan.
In de overeenkomst staat verder, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
De primaire doestelling is op een comfortabele manier het buitenleven te verlengen. Droog zitten en in de schaduw verblijven.(…)”
3.1.5.Op 31 juli 2020 heeft tussen partijen opnieuw een inventarisatiegesprek plaatsgevonden.
3.1.6.Op 12 augustus 2020 heeft [appellante] op locatie een verduidelijking gegeven, waarbij partijen samen de bevestigingspunten hebben bepaald.
3.1.7.Op 26 oktober 2020 is het membraamdoek gemonteerd. [geïntimeerden] hebben ten tijde van de installatie aan de monteur van [appellante] medegedeeld niet tevreden te zijn. De monteur ( [naam monteur] ) heeft de onvrede gemeld bij [persoon A] van [appellante] .
3.1.8.[geïntimeerden] hebben conform overeenkomst € 10.520,01, en daarmee 90 % van de overeengekomen koop- en aanneemsom, aan [appellante] betaald. Bij e-mail van
3 november 2020 maakt [appellante] aanspraak op de nog openstaande som, die gelijk is aan 10 % van de overeengekomen som. In de e-mail van 3 november 2020 staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Van harte gefeliciteerd met uw eigen Texstyleroof. Wij hopen dat u net zoals wij tevreden terugblikt op de samenwerking. (…) In navolging hierop ontvangt u de factuur voor de laatste betalingstermijn.(…)”
3.1.9.Bij e-mail van 5 november 2020 hebben [geïntimeerden] het volgende aan [appellante] geschreven, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
We zijn behoorlijk verbolgen over deze email. Het betreft een standaard mail die op dit moment bij ons kant nog wal raakt. We zijn op dit moment helemaal niet tevreden over de samenwerking. Bijna alles wat fout kan gaan is fout gegaan. Ik heb op 16 oktober op dit mailadres ook een klacht hierover gestuurd. Inmiddels is het membraam op maandag 26 oktober opgehangen echter was het niet compleet en het membraam klopt niet. Dit zou worden doorgespeeld door [naam monteur] en [persoon B] zodat er contact met ons zou worden opgenomen. Aangezien we niks hebben gehoord verder hebben wij zelf weer contact opgenomen met [persoon C] op dinsdag 3 november. Hij zou dit met [persoon D] bespreken en zou een afspraak plannen om het hier ter plekke te komen bekijken. Hier hebben wij nog niks op gehoord. Zoals in onze klacht vermeld en ook nu weer blijkt met deze mail over de factuur klopt er helemaal niets van de communicatie binnen jullie bedrijf. [persoon D] zou ons al diverse malen hebben terug gebeld. We hebben ook totaal geen reactie op onze klacht ontvangen. U kunt zich denk ik wel een voorstelling maken hoe wij ons hierover voelen. Dus we hadden toch echt graag op zeer korte termijn een reactie verwacht voor het plannen van een afspraak bij ons thuis om de situatie te bekijken en een correcte invulling van onze wens te geven.(…)”
3.1.10.Op zowel 17 november 2020 als op 16 februari 2021 hebben [geïntimeerden] [appellante] in gebreke gesteld. [appellante] heeft op deze ingebrekestellingen niet gereageerd.
3.1.11.Vervolgens heeft [de deskundige] in opdracht van [geïntimeerden] een onderzoek ingesteld naar de geleverde en monteerde overkapping. Dit onderzoek is verricht op 18 mei 2021. Het rapport is van 1 september 2021. [appellante] is voor dit onderzoek uitgenodigd, maar is niet verschenen.
3.1.12.Bij brief van 9 september 2021 hebben [geïntimeerden] onder toezending van de rapportage van [de deskundige] [appellante] nogmaals in gebreke gesteld.
Namens [appellante] is hierop bij brief van 20 september 2021 en e-mail van
20 oktober 2021 gereageerd, waarna op 28 oktober 2021 en op 7 december 2021 een bezoek van [appellante] aan de locatie heeft plaatsgevonden. Dit alles heeft echter niet geleid tot beslechting van het geschil.
3.1.13.Bij e-mail van 21 december 2021 hebben [geïntimeerden] de overeenkomst ontbonden.
De procedure bij de rechtbank
3.2.1.In eerste aanleg vorderde [geïntimeerden] in conventie - samengevat - dat de kantonrechter, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. voor recht verklaart dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [appellante] en dat [appellante] in verzuim is,
Subsidiair
II. voor recht verklaart dat er sprake is van dwaling en de overeenkomst per datum
dagvaarding vernietigt,
Primair en subsidiair
III. [appellante] veroordeelt om aan [geïntimeerden] te betalen:
a. het door [geïntimeerden] betaalde bedrag van € 10.520,01,
b. de deskundigenkosten van € 894,89,
c. de buitengerechtelijke incassokosten van € 891,89,
d. de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen, en
IV. [appellante] veroordeelt om binnen 14 dagen na terugbetaling het membraandoek bij [geïntimeerden] op te halen op laste van een dwangsom van
€ 100,00 per dag zolang [appellante] in gebreke is tot een maximum van
€ 7.500,00,
Meer subsidiair
IV. voor recht verklaart dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [appellante] en [appellante] veroordeelt om binnen 14 dagen na het gewezen vonnis het membraandoek te herstellen conform hetgeen is voorgedragen door [de deskundige] in het deskundigenrapport, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag zolang [appellante] in gebreke is tot een maximum van € 7.500,00, en,
V. [appellante] veroordeelt om aan [geïntimeerden] te betalen:
a. de deskundigenkosten van € 894,89,
b. de buitengerechtelijke incassokosten van € 891,89,
c. de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen, en
Primair en (meer) subsidiair
VI. [appellante] veroordeelt in de kosten van de procedure,
VII. [appellante] veroordeelt in de nakosten.
3.2.2.Aan deze vorderingen hebben [geïntimeerden] , kort samengevat, primair ten grondslag gelegd dat de sprake is van non-conformiteit op grond waarvan [appellante] tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst. Ook voldoen de uitgevoerde werkzaamheden niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. [de deskundige] heeft de navolgende gebreken, waarvan de (totale) herstelkosten zijn geraamd op € 7.820,00, geconstateerd:
Er is niet voldaan aan de primaire doelstelling ‘droog zitten en in de schaduw blijven’, door de hiaten die het membraandoek ten opzichte van de beide gebouwen, waaraan het gemonteerd is, vormt. Hierdoor wordt de loungehoek alsnog nat.
Er ontbreekt een katrol.
Het membraandoek schuurt langs de kantpannen van het garagedak, waardoor er schade aan het doek ontstaat.
Het bevestigingspunt op het dak van de garage is ondeskundig uitgevoerd.
De kunstgrasmat is niet sluitend tegen de terrastegels teruggelegd.
Hoewel [appellante] meerdere malen in gebreke is gesteld, is zij niet overgegaan tot herstel van de gebreken en is zij in verzuim komen te verkeren, aldus [geïntimeerden]
mochten de overeenkomst dan ook ontbinden. Subsidiair stellen [geïntimeerden] zich op het standpunt dat zij hebben gedwaald, daar zij bij een juiste voorstelling van zaken het membraandoek niet zouden hebben gekocht. [geïntimeerden] mochten er gezien de in de overeenkomst opgenomen primaire doelstelling ‘droog zitten en in de schaduw verblijven’ van uitgaan dat het membraandoek aan die eis zou voldoen. Zij mochten de overeenkomst dan ook vernietigen, aldus nog steeds [geïntimeerden]
3.2.3.In eerste aanleg vorderde [appellante] in reconventie - samengevat - dat [naar het hof begrijpt:] de kantonrechter, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat [appellante] niet tekortgeschoten is in de nakoming van de
(geoptimaliseerde) overeenkomst,
2. voor recht verklaart dat het geleverde en gemonteerde membraandoek voldoet aan de (geoptimaliseerde) overeenkomst,
3. [appellante] op grond van de artikelen 6:59 en 6:60 BW bevrijdt van haar verbintenis tot eventueel herstel van gebreken aan het geleverde werk uit hoofde van de tussen partijen gesloten (geoptimaliseerde) overeenkomst en bepaalt en voor recht vast stelt dat [geïntimeerden] geen aanspraak toekomt op restitutie van het betaalde deel van de koopprijs.
4. [geïntimeerden] hoofdelijk veroordeelt om aan [appellante] € 1.168,90 (het door [geïntimeerden] niet betaalde deel van de overeengekomen koop- en aanneemsom, hof) betaalt, te vermeerderen met de wettelijke rente,
5. [geïntimeerden] hoofdelijk veroordeelt in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.4.[appellante] beroept zich op nakoming van de overeenkomst. [geïntimeerden] is dan ook gehouden tot betaling van de laatste termijn van 10 % van de bij de overeenkomst overeengekomen som, zijnde € 1.168,90, aldus [appellante] .
3.2.5.Partijen hebben over en weer verweer gevoerd. Deze verweren komen, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde.
3.2.6.In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter ten aanzien van de vorderingen van [geïntimeerden] (in conventie) - kort gezegd - geoordeeld dat:
- het de wens van [geïntimeerden] was en is ‘droog te zitten’, dat dit ook als doelstelling in de overeenkomst is benoemd, dat ‘droog zitten’ een essentialia is van de overeenkomst, dat de plek van de zithoek bij het aangaan van de overeenkomst bekend was en vaststaat dat de zithoek nadien niet is verplaatst, en dat nu een deel daarvan kletsnat wordt bij regenbuien - en de hoeveelheid water die op dit moment op een gedeelte van de zithoek valt zodanig is dat niet gezegd kan worden dat voldaan is aan voornoemde wens van [geïntimeerden] - er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst (rechtsoverweging 4.4. van het bestreden vonnis);
- [geïntimeerden] het recht heeft de overeenkomst te ontbinden en geen sprake is van een zodanige geringe tekortkoming in de nakoming dat een ontbinding niet gerechtvaardigd zou zijn (rechtsoverweging 4.6. van het bestreden vonnis);
- de buitengerechte ontbinding effect heeft en op partijen een ongedaanmakingsverplichting is komen te rusten, inhoudende dat [appellante] de aan haar reeds door [geïntimeerden] gedane aanbetaling (hoofdsom) van € 10.520,01 dient terug te betalen aan [geïntimeerden] en het membraandoek met toebehoren dient terug te gaan naar [appellante] (rechtsoverweging 4.7. van het bestreden vonnis);
- de vordering tot het ophalen van het membraandoek [het hof merkt volledigheidshalve op dat met het ‘membraandoek’ de gehele membraanoverkapping wordt bedoeld] wordt afgewezen omdat deze vordering onvoldoende is gespecificeerd (rechtsoverweging 4.7 van het bestreden vonnis), evenals de gevorderde kosten voor het opmaken van het deskundigenrapport, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd (rechtsoverweging 4.8. van het bestreden vonnis) en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat niet aan de wettelijke eisen is voldaan (rechtsoverweging 4.9. van het bestreden vonnis).
3.2.7.Ten aanzien van de reconventionele vorderingen betreffende de tekortkoming van [appellante] heeft de rechtbank geoordeeld dat deze, gelet op hetgeen zij in conventie heeft geoordeeld, dienen te worden afgewezen (rechtsoverweging 4.7. van het bestreden vonnis).
De procedure in hoger beroep