4.1.In incidenteel hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
4.1.1.[geïntimeerden] en [appellanten] wonen naast elkaar.
4.1.2.[geïntimeerden] zijn eigenaar van het perceel aan [adres] ( [perceel A] ) en wonen hier sinds 31 december 1995.
4.1.3.[appellanten] zijn sinds 5 december 2005 eigenaar van het perceel aan [adres] ( [perceel B] ). Zij hebben de daarop in 2005 aanwezige opstallen, waaronder een boerderij, laten verwijderen en in 2006 op het perceel een nieuwe woning laten bouwen. Sindsdien wonen zij op het perceel aan [adres] .
4.1.4.In de erfgrens tussen beide percelen zit een zo door partijen genoemde - in de
richting van de woning van [appellanten] inspringende - ‘knik’. Door deze knik is de
ruimte tussen de zijgevel van de woning van [appellanten] en de erfgrens aan de (rechter)
achterzijde van de woning kleiner dan aan de (rechter) voorzijde en een groot deel van de
(rechter) zijgevel van de woning.
4.1.5.Partijen zijn al geruime tijd met elkaar gebrouilleerd.
4.1.6.In 2006 heeft de Dienst voor het kadaster en de openbare registers (hierna: het
Kadaster) op verzoek van [appellanten] de kadastrale grens tussen de percelen uitgezet met
ijzeren palen.
4.1.7.In juni 2008 heeft door het Kadaster een grensreconstructie plaatsgevonden.
[appellanten] en [geïntimeerden] konden zich niet vinden in de uitkomst daarvan. Op
4 september 2008 heeft daarom een tweede grensreconstructie plaatsgevonden.
4.1.8.[appellanten] hebben tegen de uitkomst van die grensreconstructie bezwaar
gemaakt bij het Kadaster. Dit bezwaar is afgewezen, waarna op 8 april 2009 een hoorzitting heeft plaatsgevonden waarbij door het Kadaster aan partijen uitleg is geven. In het verslag van die hoorzitting staat dat eerdere grensreconstructies niet geheel correct waren, maar dat dit wel het geval is met de laatste grensreconstructie van september 2008. Volgens het verslag is bij de laatste grensreconstructie de ontstaansgrens uit 1905 zichtbaar gemaakt.
4.1.9.Op 8 juni 2009 heeft wederom een grensuitzetting door het Kadaster plaatsgevonden.
4.1.10.In de zomer van 2019 hebben [appellanten] drie door [geïntimeerden] geplaatste schuttingdelen laten verwijderen en de op dan wel nabij de erfgrens staande beukenhaag (deels) laten terugsnoeien.
4.1.11.De toenmalige gemachtigde van [appellanten] heeft [geïntimeerden] bij brief van
28 februari 2020 aangeschreven. In de brief staat dat [geïntimeerden] onrechtmatig de knik hebben verplaatst door het herplaatsen van de mandelige laurierhaag. [geïntimeerden] zijn in de brief onder meer gesommeerd schriftelijk te bevestigen dat zij zullen meewerken aan het
verplaatsen van de haag, en de bomen die gelegen zijn ter hoogte van de woning van [appellanten] en achter de schutting staan, te verwijderen of te verplaatsen op een wijze dat [appellanten] geen licht wordt onthouden.
4.1.12.Bij brief van 6 maart 2020 heeft de toenmalige gemachtigde van [geïntimeerden] het
door [appellanten] gestelde onrechtmatige handelen betwist en heeft hij namens [geïntimeerden] [appellanten] gesommeerd de door hen verwijderde schutting te herplaatsen als ook de beukenhaag in oude toestand te herstellen.
4.1.13.Op 10 november 2020 heeft de heer [persoon A] van het Kadaster (hierna: [persoon A] )
op verzoek van [geïntimeerden] opnieuw de kadastrale grens gereconstrueerd. [appellanten] waren daar niet bij aanwezig. Dezelfde dag heeft de voormalig gemachtigde van [appellanten] een klacht bij het Kadaster ingediend. In deze klacht staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Geachte, Namens [appellante sub 1] , wonende aan [adres] dien ik deze klacht in. Vandaag is een door de buren (nr 22) aangevraagde grensreconstructie uitgevoerd. In 2006, 2008 en 2009 is het kadaster ook langs geweest om de betreffende grenzen uit te zetten. Daarbij is de grens toen onjuist uitgezet, en na aanpassingen (die erg veel op koehandel leken) alsnog vastgelegd. Nu heeft de buurman een nieuwe landmeter weer een nieuwe grens laten aanwijzen die ligt op de opsluitband van mijn cliënte. Dat is echter niet de grens die in 2009 werd aangewezen. De landmeter heeft zijn werk niet toegelicht aan mijn cliënte, maar zij hoorde hem met de buren wel praten over verschuiving van de grens en mogelijke fouten in het verleden. Partijen leven in onmin en er zijn nieuwe gerechtelijke procedures in aantocht. Graag bespreek ik de grensreconstructie met een medewerker van u voor een beter begrip en de mogelijkheid om een hermeting met beide partijen uit te voeren. (…)”
4.1.14.Naar aanleiding van de klacht heeft het Kadaster [persoon B] (hierna: [persoon B] )
ingeschakeld. [persoon B] heeft op 27 januari 2021 een bezoek gebracht aan [appellanten] , waarna hij op 1 april 2021 een nieuwe grensreconstructie heeft uitgevoerd. In het relaas van bevindingen van [persoon B] als op 16 april 2021 opgemaakt, staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Gereconstrueerde grens gemarkeerd met 5 oude ijzeren buizen en 1 nieuwe ijzeren buis. Er zijn geen tekeningen ingeschreven. (…)
Naar aanleiding van ticket 50428357, ingediend door LiebregtsLeistra Advocaten, is na intern overleg besloten om de grens tussen de percelen [perceel A] en [perceel B] opnieuw te reconstrueren.
Uit deze reconstructie is gebleken dat de eerder uitgevoerde reconstructies van 10 november 2020 (vw H1237), 8 juni 2009 (vw H 911) en 4 september 2008 (vw H 966) correct zijn uitgevoerd.
Overige geraadpleegde veldwerken: F 216, G 40a, 40b, 195, 914, 964. Informatie over de ligging van de grens is in ontvangst genomen door de verschenen belanghebbenden. (…)”
4.1.15.Voornoemd relaas van bevindingen heeft niet tot beslechting van het geschil geleid.
De procedure bij de rechtbank
4.2.1.In eerste aanleg vorderden [geïntimeerden] in conventie - samengevat - dat de kantonrechter, bij vonnis, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [appellanten] hoofdelijk veroordeelt, om:
de kosten van herstel van de schutting van € 1.364,21 te betalen,
de kosten van herstel van de haag van € 2.026,17 te betalen,
de kosten van het Kadaster van € 965,00 te betalen,
zich te onthouden van het aanrichten van schade/vernielingen aan de eigendommen van [geïntimeerden] in het algemeen en de schutting en beplanting langs de erfgrens in het bijzonder onder verbeuring van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke keer dat [appellanten] er voor kiest de eigendommen van [geïntimeerden] te beschadigen,
de proceskosten de betalen.
4.2.2.Aan deze vorderingen hebben [geïntimeerden] kort samengevat ten grondslag gelegd dat [appellanten] onrechtmatig hebben gehandeld door de schutting te verwijderen en de haag te snoeien. Zowel de schutting als de haag staan op het perceel van [geïntimeerden] en behoren dan ook in eigendom aan [geïntimeerden] toe. [appellanten] hebben geen recht en evenmin toestemming gekregen om de haag te snoeien.
4.2.3In eerste aanleg vorderden [appellanten] in reconventie - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de loop van de erfgrens tussen het perceel van [appellanten] en [geïntimeerden] onzeker is en deze grens naar redelijkheid bepaalt met inachtneming van de belangen van partijen,
[geïntimeerden] veroordeelt tot medewerking aan de realisatie van een scheidsmuur van twee meter hoog vanaf de voorgevelrooilijn van de woning van [appellanten] tot het begin van de coniferenhaag van [appellanten] en betaling van de helft van de kosten van de realisatie, binnen twee dagen nadat daartoe is verzocht, op straffe van een dwangsom,
[geïntimeerden] veroordeelt de camera van de woning binnen 48 uur na betekening van het vonnis te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom,
[geïntimeerden] verbiedt het terrein van [appellanten] te (laten) betreden, op straffe van een dwangsom,
[geïntimeerden] veroordeelt in de proceskosten.
4.2.4.Partijen hebben over en weer verweer gevoerd. Deze verweren komen, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde.
4.2.5.In het tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat tussen partijen niet in geschil is dat de juridische grens tussen de percelen van partijen samenvalt met de kadastrale grens (rov. 4.3. van het tussenvonnis), dat [geïntimeerden] zich beroepen op de loop van de erfgrens zoals deze is gereconstrueerd in 2020 (en 2021) door het Kadaster (rov. 4.4. van het tussenvonnis) en dat [appellanten] de juistheid van de grensconstructies van 2020 en 2021 zodanig gemotiveerd hebben betwist dat niet zo maar van de juistheid van die laatste grensconstructie kan worden uitgegaan (rov. 4.5. van het tussenvonnis).
Vervolgens heeft de kantonrechter [geïntimeerden] opgedragen te bewijzen dat de loop van de kadastrale grens zoals door hen zelf (dat wil zeggen zoals te zien op de grensconstructies van 2020 en 2021) vanaf de knik tot aan de Brand de juiste kadastrale grens is (rov. 4.6. van het tussenvonnis). Verder overweegt de kantonrechter dat:
- de door [appellanten] gevorderde scheidsmuur voor toewijzing gereed ligt, dat beide partijen de helft van de kosten moeten dragen en dat de in dat verband gevorderde dwangsom wordt afgewezen (rov. 4.9. tot en met 4.11. van het tussenvonnis),
- de door [appellanten] gevorderde verwijdering van de camera wordt afgewezen, daar zij onvoldoende onderbouwd hebben gesteld dat de camera van [geïntimeerden] hun privacy aantast (rov. 4.12. van het tussenvonnis),
- het verbod tot het (laten) betreden door [geïntimeerden] van het perceel van [appellanten] wordt afgewezen, omdat van het meermalig zonder gerechtvaardigde reden betreden van het perceel van [appellanten] door [geïntimeerden] niet is gebleken (rov. 4.13. van het tussenvonnis).
4.2.6.In het eindvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de erfgrens loopt zoals [geïntimeerden] hebben gesteld nu zij niet in het aan hen opgedragen bewijs zijn geslaagd (rov. 2.3. en 2.4. van het eindvonnis) en dat daarmee de vorderingen in conventie voor afwijzing gereed liggen (rov. 2.4. en 2.5. van het eindvonnis).
In reconventie heeft de kantonrechter de gevorderde verklaring voor recht toegewezen en de erfgrens op grond van artikel 5:47 BW vastgesteld conform het bepaalde in rov. 2.9. van het eindvonnis.
[geïntimeerden] zijn zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten veroordeeld.