In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 11 januari 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 1987, was eerder veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en had een schadevergoeding van € 500,00 toegewezen aan de benadeelde partij. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor feit 2. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met verbetering van gronden, en de kopregel van een bewijsmiddel aangepast. De benadeelde partij heeft haar vordering in hoger beroep gehandhaafd, maar het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor een deel toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft de beslissing genomen met inachtneming van de eerder genoemde gronden.