ECLI:NL:GHSHE:2024:377

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
200.329.405_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ouderlijk gezag van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 15 mei 2023, waarin het gezamenlijk gezag van de ouders werd beëindigd en het gezag over de kinderen aan de moeder werd toegewezen. De vader voerde aan dat de rechtbank ten onrechte het gezamenlijk gezag had beëindigd, omdat er geen sprake zou zijn van een klem- of verlorensituatie. Hij stelde dat hij zijn gedrag had verbeterd en dat hij in het belang van de kinderen een volwaardige ouder wilde zijn.

De moeder daarentegen betoogde dat de vader niet in staat was om zich aan gemaakte afspraken te houden en dat zijn gedrag schadelijk was voor de kinderen. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming steunden de positie van de moeder en wezen op de problematiek van de vader, die volgens hen niet in staat was om op een gezonde manier met de situatie om te gaan. Het hof heeft de argumenten van beide partijen en de adviezen van de GI en de Raad in overweging genomen.

Het hof concludeerde dat de vader niet in staat was om het gezag op een verantwoorde manier uit te oefenen en dat het in het belang van de kinderen was dat de moeder alleen het gezag uitoefende. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof compenseerde de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van stabiliteit en veiligheid voor de kinderen in situaties van ouderlijke conflicten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 8 februari 2024
Zaaknummer : 200.329.405/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/369336 / FA RK 21-1408
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. W. Kolmans,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.J.A. Cuijten,
Als informant wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Regio [regio], tevens h.o.d.n. [GI] , gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over het ouderlijk gezag over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats] (hierna [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2] );
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 juli 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - het verzoek van de moeder om met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te worden belast alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 september 2023, heeft de moeder verzocht om het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen, kosten rechtens.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 4 mei 2023;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 20 juli 2023;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 14 augustus 2023;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 27 december 2023.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 januari 2024.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Kolmans;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Cuijten;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds 16 maart 2021 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 16 maart 2024.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en bepaald dat het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan aan de moeder alleen toekomt.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De vader voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen beëindigd, omdat de rechtsgrond hiervoor ontbreekt. Van een klem- of verlorensituatie is bij de kinderen geen sprake. De vader ziet in dat het de afgelopen paar jaar niet goed is gegaan en dat er voor de kinderen een stabiele situatie moet komen. Hij beseft voorts dat hij bepaalde berichten niet had moeten sturen. Hij heeft dit vanuit zijn emoties gedaan. Door deze berichten is er een verkeerd beeld van de vader ontstaan. Een aantal berichten is bovendien door de ex-vriendin van de vader gestuurd. In het verleden is sprake geweest van drugs- en drankmisbruik door de vader, maar hiervan is geen sprake meer. De vader heeft ook cursussen gevolgd om zijn emoties onder controle te houden. Helaas is hij nadien nogmaals de fout in gegaan. Er is lange tijd geen contact geweest tussen de vader en de kinderen. De vader heeft het hier heel zwaar mee gehad en hij is hierdoor tot het uiterste gebracht. Er kan rust komen door het vaststellen van een duidelijke omgangsregeling. Het traject bij het [hulpverlening] kan daarbij helpen. De vader heeft een goede band met de kinderen en de omgang verloopt goed. De vader heeft inmiddels huisvesting via begeleid wonen te [woonplaats vader] en zijn woning is geschikt om de kinderen op te vangen. Het is in het belang van de kinderen dat de vader een volwaardige ouder kan zijn en dat hij zijn gezag kan behouden, zodat hij kan meebeslissen over medische aangelegenheden en de keuze voor een school.
De vader heeft nooit gezagsbeslissingen tegengewerkt. Hij heeft wel bezwaren gehad tegen de wisseling van school, omdat de door de moeder verzochte wisseling lopende het schooljaar was. De voorzieningenrechter heeft de vader hierin in het gelijk gesteld.
De communicatie tussen de ouders kan ook goed gaan. De ouders communiceren regelmatig via de telefoon, aangezien de vader het belangrijk vindt dat hij zijn kinderen te allen tijde kan bereiken.
3.6.
De moeder voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
De vader slaagt er niet in om zijn gedrag te verbeteren en zich aan de gemaakte (veiligheids)afspraken te houden. Hij blijft de moeder diskwalificeren en hij maakt ten onrechte meldingen bij allerlei instanties. Hij doet het voorkomen alsof er in de opvoedsituatie van de moeder sprake zou zijn van een zorgwekkende situatie. Dit is onjuist. De vader blijft verwijtend en agressief naar de moeder toe. De vader is niet stuurbaar en leerbaar. Verder belast de vader de kinderen met berichten en telefoontjes en hij probeert tegen de veiligheidsafspraken in op andere manieren met de kinderen in contact te komen. Op schrijnende wijze maakt de vader de kinderen onderdeel van het conflict.
In het recente verleden belde de vader circa twintig keer per dag. Alhoewel de GI afspraken met de vader heeft gemaakt over wanneer en hoe vaak de vader mag bellen (drie keer per week), belt hij de moeder en/of de kinderen nog steeds circa drie tot tien keer per dag. Zodra de moeder niet opneemt, belt hij de kinderen via de telefoon van [minderjarige 1] . Bovendien gebruikt de vader regelmatig een andere simkaart, zodat het blokkeren van het nummer ook geen oplossing is. De kinderen zitten door deze situatie klem tussen de ouders.
In deze situatie, waar de vader continue onvoorspelbaar gedrag vertoont, kan van de moeder niet worden verwacht dat zij gezamenlijk met de vader beslissingen neemt. Het is in het belang van de kinderen dat de moeder de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] alleen kan nemen. Op die manier kunnen de spanningen in de communicatie tussen partijen verminderen, zodat de vader zich volledig kan richten op het contactherstel met de kinderen.
Het contact tussen de vader en de kinderen staat immers los van het gezag en de moeder onderschrijft het belang van dat contact.
3.7.
De GI voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Het is begrijpelijk dat de vader pijn en verdriet ervaart, maar door het gedrag van de vader zitten de kinderen enorm klem. De vader is dreigend, dwingend en veeleisend en hij gedraagt zich respectloos jegens de moeder en de GI. Hij belast de kinderen met volwassen zaken. Daarbij is gebleken dat de vader moeilijk te sturen is en niet veranderbaar lijkt te zijn. Hij toont geen zelfinzicht. De berichten die de vader verstuurt kunnen het daglicht niet verdragen. De gezinsvoogd heeft de vader ook meerdere keren onder invloed meegemaakt.
Het gedrag van de vader past niet bij een gezaghebbend ouder.
Daar staat tegenover dat de vader ook lief voor de kinderen is. In de omgang wordt een leuke vader gezien. Het is wel van belang dat de omgang vooralsnog wordt begeleid. Mogelijk kan dit in de toekomst anders zijn. De vader doet zijn best, maar hij komt niet tot het inzicht om het anders te doen. Het bellen van de vader moet stoppen. De kinderen hebben het goed bij de moeder. Het beste zou zijn als de moeder de vader eenmaal per veertien dagen informeert over belangrijke zaken en de vader hierop eenmaal mag reageren. Daar moet het bij blijven. Zolang de vader zich actief met de moeder en de kinderen blijft bemoeien gaat het mis.
3.8.
De raad adviseert, zakelijk weergegeven, als volgt.
Anders dan de raad eerder heeft geadviseerd, is de raad, met de kennis van nu, van mening dat de bestreden beslissing in stand dient te blijven. Er is voor de moeder enige rust ontstaan en van haar kan niet worden verwacht dat zij het gezag over de kinderen samen met de vader uitoefent. De vader maakt geen handige keuzes, is impulsief en is niet altijd eerlijk. Het lukt de vader niet om de gevolgen van zijn handelen voor de lange termijn te overzien. Er lijkt een stevig probleem te zitten in de persoonlijkheid van de vader. Daarin zit de kern van het probleem. De vader kan een hele leuke vader zijn, maar tegelijkertijd levert dit ook verwarring op voor de kinderen. In de communicatie en samenwerking is de vader dwingend en eisend. Zaken moeten gaan zoals de vader het voor ogen heeft. Lopen zaken anders, dan ligt de fout bij de ander. De vader laat zich nog steeds zeer diskwalificerend uit jegens de moeder en hij heeft continu een adviseur nodig. De vader moet leren kijken naar zijn eigen communicatie. Hij heeft echter geen zelfinzicht. Er wordt geen verbetering gezien en die is ook niet te verwachten, tenzij de vader met zijn problematiek aan de slag gaat.
Het is belangrijk dat de vader een rol in het leven van de kinderen heeft, maar dit dient onder de begeleiding van de GI plaats te vinden.
Het wettelijk kader
3.9.
Ingevolge artikel 1:251 van het Burgerlijk Wetboek (BW) blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk dit gezag gezamenlijk uitoefenen.
Ingevolge artikel 1:251a lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De motivering van de beslissing
3.10.
Het hof is op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 1:251a
lid 1 BW om het gezag van de vader te beëindigen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
3.11.
Het lukt de vader niet om te berusten in de echtscheiding en de gevolgen daarvan, waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijf hebben bij de moeder en er tussen de vader en de kinderen een beperkt, niet dagelijks contact is. Deze situatie lijkt het leven van de vader op ongezonde wijze volledig te beheersen en er lijkt in zoverre sprake te zijn van ernstige, persoonlijke problematiek. Dit heeft onder meer tot gevolg dat de vader zowel de moeder als de kinderen dagelijks bestookt met meerdere berichten en/of telefoontjes. Zo is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de vader, in strijd met de gemaakte veiligheidsafspraken, nog steeds drie tot tien keer per dag met de moeder of de kinderen belt. Bovendien blijkt uit de berichten van de vader dat hij de kinderen met volwassen zaken belast en dat hij veel druk op de kinderen legt om contact met hem te onderhouden. Voorts is gebleken dat de vader nog steeds op regelmatige basis diskwalificerende e-mailberichten naar zowel de moeder als de GI stuurt, waarbij de vader zich zeer grievend, agressief, dwingend en soms ook dreigend opstelt. Het is de vader onder de regie van de GI nog niet gelukt om zijn (zorgelijke) gedrag in positieve zin te veranderen. Daarbij zet de gezinsvoogd vraagtekens bij de verklaring van de vader dat er bij hem geen sprake meer is van drugs- en/of alcoholmisbruik.
3.12.
Het gedrag van de vader is enorm belastend voor zowel de moeder als de kinderen, met als gevolg dat de kinderen klem zitten tussen de ouders. Het hof is van oordeel, gelet op de inspanningen die hiertoe reeds zijn gedaan, dat niet te verwachten valt dat hier binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in komt. Bovendien is het hof van oordeel dat onder voornoemde omstandigheden van de moeder niet kan worden verwacht dat zij het gezag over de kinderen gezamenlijk met de vader uitoefent en dat zij in overleg met de vader moet treden om gezagsbeslissingen te nemen. Het is voor zowel de moeder als de kinderen van belang dat de communicatie tussen de ouders tot een minimum wordt teruggebracht, zodat er meer rust in het gezinssysteem kan ontstaan.
3.13.
Feit blijft dat de vader en de kinderen recht hebben op een fijn en onbelast contact met elkaar. Het zou hierin helpend zijn als de vader professionele hulp zoekt en met zijn problematiek aan de slag gaat om dit contact (blijvend) mogelijk te maken.
Conclusie
3.14.
Het hof zal op grond van het voorgaande de beslissing van de rechtbank, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.
3.15.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 mei 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.M.C. Dumoulin en A.M. Bossink en is op 8 februari 2024 uitgesproken in het openbaar door mr. A.M. Bossink in tegenwoordigheid van de griffier.